Bij productiekosten beschouwt de economist de opportuniteitskosten of de economische kosten
= de som van de expliciete en impliciete kosten.
Expliciete kosten zijn kosten die leiden tot een geldelijke uitgave .
→ boekhoudkundige kosten.
vb. Betaling leverancier, betaling huur…
Impliciete kosten zijn kosten die niet leiden tot geldelijke uitgave maar kunnen beschouwd worden
als verloren inkomsten.
→ verloren gegane opbrengsten van de beste alternatieve keuze.
→ impliciete kosten staan niet in de boekhouding.
vb. Het loon indien een zelfstandige als werknemer tewerkgesteld zou zijn.
6.2 Productie en kosten
Belang korte en lange termijn:
- Op korte termijn is de producent gebonden door lopende engagementen.
(looptijd huurcontract, afspraken lonen, productiecapaciteit… ). Op KT kan de producent
zijn productie-omgeving niet wijzigen.
- De termijn waarop de engagementen zijn afgelopen, is de lange termijn. Op LT kunnen
alle inputs, inputprijzen en productiecapaciteit aangepast worden en is er volledige
flexibiliteit.
- De precieze duur van KT en LT is verschillend naargelang de sector.
De productiemogelijkhedenverzameling groepeert alle combinaties van inputs en output die
technisch mogelijk zijn.
Input op de horizontale as.
Output op de verticale as.
Gearceerde oppervlakte (inclusief rand ) is de
productiemogelijkhedenverzameling.
De productiefunctie veronderstelt technische
efficiëntie en wordt voorgesteld door de rand.
Technologische vooruitgang verruimt de productiemogelijkhedenverzameling: met dezelfde input
kan er méér output geproduceerd worden.
1
,Productie-efficiëntie is het verschil tussen de productiemogelijkhedenverzameling en zijn rand.
→ punt B is niet output-efficiënt
- je kan meer output halen met dezelfde input (pijl naar boven)
→ punt B is ook niet input-efficiënt
- je kan dezelfde output halen met minder input (pijl naar links)
Efficiënte input-output combinaties liggen op de rand van de productiemogelijkhedenverzameling.
De productiefunctie (= rand) legt een verband tussen output (q) en inputs.
Maatstaven voor productiviteit:
- De productiviteit van een arbeider.
- De productiviteit van een machine.
Productiviteit kan op 2 manieren berekend worden:
1. Gemiddelde productiviteit: per eenheid input.
→ De GP van een bepaald input is gelijk aan output gedeeld door input:
→ De GP houdt rekening met alle geproduceerde eenheden (0 tot q) en de
volledige arbeidsinput (0 tot qA).
→ Het is daarom een “globaal” begrip.
2. Marginale productiviteit: per extra eenheid input.
→ De MP van een bepaalde input is gelijk aan de toename van de output gedeeld
door de toename van de input:
→ De MP houdt enkel rekening let de extra (laatst) geproduceerde eenheden als
gevolg van één eenheid input extra (minder).
→ Het is daarom een “lokaal” begrip.
Als MP > GP, zal het gemiddelde toenemen.
Als MP < GP, zal het gemiddelde afnemen.
Als MP = GP, zal het gemiddelde gelijk blijven.
Wet van afnemende meeropbrengsten:
Aanvankelijk zijn het meeropbrengsten maar vanaf een
bepaald omslagpunt, slaat dit om en beginnen de
meeropbrengsten af te nemen.
De MP noemen we ook wel eens meeropbrengsten.
Zijn de meeropbrengsten negatief, dan spreekt men over
minderopbrengsten.
2
, Bij afnemende meeropbrengsten wordt de kostenfunctie duurder als de productie verhoogt
6.3 Various measures of cost
Vaste kosten (FK) variëren niet met het productievolume.
- vb. Huur gebouw en machines…
Variabele kosten (VK) veranderen wel met het productievolume.
- vb. Kost grondstof…
Totale kosten (TK) is de groepering van alle verschillende kosten bij de productie.
- TK = VK + FK
Gemiddelde kosten (GK) is gelijk aan de relevante kosten gedeeld door de productievolume.
- Gemiddelde vaste kosten GFK = FK/q
- Gemiddelde variabele kosten GVK = VK/q
- Gemiddelde kosten GK = TK/q
De GFK verloopt altijd dalend omdat het goedkoper wordt de vaste kosten over een groter
outputvolume te verdelen.
De vorm van de GVK is afhankelijk van het productieproces, vaak verloopt deze U-vormig. Het
“ideaal” niveau van productie is waar de GVK minimaal is (onderaan de U).
GVK en GK neigen naar elkaar toe omdat GFK zeer klein
wordt bij grote productievolume. Zolang GVK daalt, zal
GK ook dalen.
Vanaf het minimaal punt GVK:
- dalen de GK zolang de afname GFK > toename GVK
- stijgen de GK zolang de toename GVK > afname GFK
Marginale kosten (MK) is de kost van een extra eenheid productie en gelijk aan de toename van
de TK voor 1 extra eenheid productie.
- MK = ∆TK/q
Verband GK en MK:
Zolang MK < GK, zal de GK↓
Wanneer MK > GK, zal de GK↑
MK gaat door minimum GK (= minimum
efficiënte schaal)
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur maxp06. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.