Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
College aantekeningen Financieel Management van de Publieke Sector €6,46
Ajouter au panier

Notes de cours

College aantekeningen Financieel Management van de Publieke Sector

 20 vues  2 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Behaalde eindcijfer: 7,8 Alle 14 colleges van het vak Financieel Management van de Publieke Sector, inclusief het gastcollege van de Auditdienst Rijk. Alle aantekeningen zijn puntsgewijs, met waar nodig een afbeelding zoals gebruikt in de colleges.

Aperçu 4 sur 60  pages

  • 24 mai 2024
  • 60
  • 2023/2024
  • Notes de cours
  • A. ros & a. van nieuwstad
  • Toutes les classes
avatar-seller
Hoorcolleges Financieel Management in de
Publieke Sector
Hoorcollege 1A: Inleiding
- Financieel management: planning en beheersing van financiële taken en transacties.
- Gaat niet over beleid (wat doen we en waarom?)  nemen we hier als gegeven.
-> maar over beheer (hoe?)  kan het anders of beter?
- Bedrijfseconomische instrumenten, in de context van de publieke sector.
-> algemene economie houdt belangrijke rol.
- Een aantal voorvallen:
-> 3% (maximaal tekort EU-landen binnen monetaire stelsel)
-> kosten van een paspoort (belangrijk zodra gemeenten toestemming krijgen of kosten
in rekening te brengen, maar niet meer dan dat  hoe kom je aan de kostprijs?)
-> politie en haar prestatiecontract (geldt krijgen op basis van prestatieafspraken  rare
gedragingen bij personeel)
-> Noord-Zuidlijn (meer dan 2 keer zo duur gebleken en duurde 2 keer zo lang)
-> corona en tientallen actoren
-> Vestia (woningbouwcorporatie  met termijncontracten risico’s afdekken, maar ook
geld verdiend, miljarden euro’s schuld)
- Rode draad: diverse thema’s, allemaal aspecten van het ‘hoe’ i.p.v. het ‘waarom’  hoe
voeren we beleid uit?

Non-profit en publieke sector
- Karakter publieke sector
-> ander doel: niet om winst te maken (gebeurt wel, maar niet het doel)
-> diverse producten/diensten (ziekenhuisoperaties, lessen op scholen, sociale
huurwoningen, diplomatieke acties, etc.)
-> divers georganiseerd
-> bekostiging: niet marktgeoriënteerd (maar uit voornamelijk belastingen of sociale
premies)
-> aanzienlijk deel van de economie (ongeveer de helft)
- Onderdelen van non-profit
1. Publiek georiënteerde organisaties: de traditionele overheid, georganiseerd via het
publiekrecht (gemeenten, provincies, ministeries, waterschappen, etc.)
2. “Middenveld”: cliëntgerichte organisaties, georganiseerd via privaat- en publiekrecht
-> min of meer zelfstandig opererende organisaties die een publieke taak uitvoeren.
-> zoals onderwijs, zorg, corporaties, openbaar vervoer
3. Private organisaties die gericht zijn op leden, georganiseerd via het privaatrecht
-> zoals kerken, vakbonden, goede doelen
-> in dit vak niet aan de orde.
- Publieke sector: overheid (1) plus middenveld (2); non-profit: publieke sector +
ledenorganisaties (1+2+3)

- Overheid: wie valt eronder?  Rijk, provincie, gemeente, waterschap; agentschap, B&L-
dienst (uitvoerende diensten van de traditionele overheid); ZBO’s (meer vrijheid dan
agentschappen, meer op afstand); Europese Unie; gemeenschappelijke regelingen (bv.
gemeenten voor brandweer)
- Markt – publieke sector
-> markt: drieslag in één hand  beslissen, betalen en genieten (ik beslis wat ik koop, ik
betaal en ik gebruik)
-> publieke sector: relatie doorgesneden (betalen via verplichte sociale premies en
belastingen, geeft niet het recht op bepaalde goederen of diensten uit publieke sector;

, veel of weinig gebruik maken, maar staat los van betaling)
-> gevolg: totaal andere wijze van besluiten, uitvoeren en verantwoorden

Markt en efficiëntie
- Markt in theorie efficiënt (volledige vrije mededinging), maar:
-> marktfalen (op sommige punten werkt de markt niet)
-> macro-economie (soms gaat het goed, soms gaat het minder)
-> verdeling/rechtvaardigheid (we vinden dat de uitkomsten niet rechtvaardig zijn, met
name in toegang tot bepaalde diensten)
-> paternalisme (overheid weet het beter, bijvoorbeeld tussen nu en de toekomst)
- Marktfalen:
-> marktmacht (geen vrije concurrentie, maar weinig of één producent(en) hebben de
macht  hogere prijs dan dat optimaal is)
-> collectieve goederen (niet-rivaliserend, niet-uitsluitbaar; bv. dijkbescherming)
-> externe effecten (kosten of baten die in productie of consumptie plaatsvinden die niet
terug te zien zijn in de prijs)
-> asymmetrische informatie (de vrager of aanbieder heeft meer inzicht in risicoprofiel
van de gebruiker, bv. bij verzekeringen)

Hoe wordt ingegrepen?
- Regelgeving  verbod, verplichting
- Zelf produceren  paspoorten, defensie, etc.
- Uitbesteden  private organisatie het laten doen
- Financiële prikkels  niet met producten of diensten, maar belastingen of subsidies
gedrag sturen
- Overdrachten  zak met geld van publieke sector naar ontvanger, bv. bijstandsuitkering,
AOW, werkloosheidsuitkering.
- Overleg  samen eruit komen
- Overreding  bv. spotjes, mensen proberen iets te leren of iets anders te laten doen.

Non-market failures
- Gaat dat goed? Lang niet altijd.
-> budgetimperfecties (in markt marktimperfecties, via publieke sector ook niet altijd
goed; kwestie van afwegen)  non-market failures
- Output slecht gedefinieerd en moeilijk meetbaar
- Kwaliteit moeilijk vast te stellen
-> bv. naar het ziekenhuis, gezien door specialist en die schrijft iets voor  consult 30
minuten; weer naar de specialist, maar nu met een andere collega die ook een half uur
kijkt  uur aan specialistentijd
-> is de kwaliteit dan beter geworden of is er gewoon twee keer zo lang over gedaan?
- Geen concurrentie
-> in de markt is er door de concurrentie een optimale, lagere prijs
-> in publieke sector kunnen prijzen omhoog gaan zonder gevolgen
- Geen criteria voor stopzetten beleid  bloempjes van Catharina
-> tsaar wilde een schildwacht voor bloemen in de tuinen, jaren later stond die er nog
steeds, terwijl dat bloempje al lang was verdwenen.
- Beloning voor formuleren probleem en ontwerpen oplossen  altijd vooruitkijken.
-> wat komen we tegen en hoe gaan we het aanpakken?
-> terugkijken gebeurt vaak niet.
- Politieke conjunctuur
-> bv. Rijksoverheid om de vier jaar, in het jaar vlak voor verkiezingen worden geen
impopulaire maatregelen genomen, invloed op wat er gebeurt.

,Wereldbank Von Hagen
- Uit het rapport van de Wereldbank:
-> principaal-agentprobleem
-> common pool-probleem

Principaal-agentprobleem
- Kiezer: principaal, politicus: agent
-> probleem: politici willen rents (andere doelen)  eigen ideeën, eigen wensen  niet
per se eigen belang, maar anders dan wat de principaal had gewild.
-> speelt ook in relatie politici-ambtenaren  keten aan principaal-agentrelaties
- Oplossing:
-> contracten: lastig, want onzeker en complex (niet alles vast te leggen, als je dat wel
gaat doen altijd incomplete contracten, ruimte om dan ongewenste dingen te doen)
-> gevaar altijd: residual power, macht om dingen te doen die we niet willen voor
agenten.
-> alternatief: begrotingsinstituties (niet dé oplossing, maar een rem zetten op het
gedrag en inzichten om te corrigeren)  allerlei mogelijke dingen (college 1b)
- Begrotingsinstituties  beperken van principaal-agentprobleem
-> formele en informele regels en principes  bv. comptabele regels (manier waarop
verantwoording is ingericht) normering, controle, toezicht
-> alles wat verantwoording verbetert (compleet, helder, eerlijk)
-> alles wat concurrentie intenser maakt (soms kan dat werken, vaak niet)

Common pool-probleem
- Geld uit algemene middelen besteed aan afzonderlijke groepen
-> altijd vraag naar meer  opwaartse druk op uitgaven
- Netto-baten voor deze groep groot (lobbyen); netto kosten gering (uitgesmeerd over alle
belasting- en premiebetalers)
-> weinig/geen tegendruk tegen de altijd groter wordende vraag.
- Gemeenschappelijke vijver waaruit we kunnen vissen, die wordt wel gevuld met geld.
-> gevolg: te hoge uitgaven, per saldo opwaartse druk.
- Oplossing:
-> centraliseer begrotingsproces (werkt het best bij eenpartij-regeringen)  minister van
Financiën (fiscal entrepreneur) op aparte plek, bij zijn toestemming gaat het door 
creëert het kader en heeft veto op het hele begrotingsproces.
-> bij coalities ingewikkelder: streng akkoord (contract) door onderhandeling  bv.
grenzen voor de overheidsfinanciën
- Praktische adviezen:
-> geen verborgen uitgaven/fondsen (bv. voor nationale veiligheid)
-> beperk open einde regelingen (die niet zeggen wat het budget is, geven alleen criteria
aan waar ontvangers aan moeten voldoen, bv. subsidieregeling)
-> beperk regelgeving die automatisch tot uitgaven leidt
-> beperk contigent liabilities zoals garanties (expliciet en impliciet)  bv. overheid die
garant staat voor export naar instabiele regimes voor exporteurs
-> alle posten in vergelijkbare maatstaf
-> raam niet (te) optimistisch (verwachtingen aan inkomsten niet overdrijven) 
controleerbaar
-> niet creatief boekhouden
-> uitgaven gebruiken voor hun officiële doel
-> transparantie in procedures
-> begrotingsnormen kunnen ook helpen aan tekorten, schulden, etc.  zorgen dat je er
ook aan houdt, begrenzing van opwaartse druk op uitgaven
-> onafhankelijke informatie (in Nederland: o.a. CPB, SCP, PBL, CBS, AR)
-> centraliseer begrotingsproces
-> maak de spelregels duidelijk

, -> éénpartijregering: benoem een ‘financieel zwaargewicht’; in coalitie:
onderhandelingen  contract (bv. Regeerakkoord)
-> druk van buiten: IMF, EU, hogere overheid  lagere overheden

Fasen in begrotingsproces
- Planning: besluitvorming
- Beheersing: (management) control; uitvoering
- Verslaggeving: evaluatie (steeds groter belang)  verklaren verschillen, transparantie
- Controle en verantwoording (controlerend orgaan die kijkt naar verantwoording en de
verantwoordelijke persoon moet verantwoording afleggen over wat gedaan is)

New Public Management (NPM)
- Uiteenlopende meningen over methoden en technieken uit de marktsector benutten in
de publieke sector
-> mag dat wel?; kan dat wel?
-> NPM: het moet  instrumenten toepassen in de publieke sector.
- Uitgangspunt: running government like a business
-> doelmatiger, minder verspilling
-> tegenwoordig een middenpositie
- Gevolgen: focus op efficiency (alles doelmatiger), planning- en budgetteringstechnieken
in publieke sector, sturen op prestaties (bv. prestatiecontracten politie), meer
concurrentie, managementstijlen uit de private sector, contracten, privatisering,
terminologie
- Nieuwe problemen: meer autonomie bij uitvoerende organen  minder democratische
controle?; bureaucratisering; fragmentatie van beleid en uitvoering (overzicht weg);
steeds complexere informatie ; managementcultus  gevolg: crises, schandalen, en
gewoon minder goed presteren

Hoorcollege 1B: Inleiding
Fondsvorming
- Fonds: een ‘spaarpot’ voor toekomstige activiteiten of ter dekking van onvoorzien
financieel risico (je weet dat er in de toekomst iets gaat gebeuren, alleen niet wanneer
en hoeveel het gaat kosten)
-> afnemend belang op Rijksniveau.
-> maar op EU-niveau blijven fondsen van groot belang.
- Enkele voordelen van fondsen:
1. Mogelijkheid om bepaalde inkomsten te oormerken
-> het toewijzen van uitgaven aan één specifiek doel.
2. Positieve beïnvloeding van allocatieve efficiëntie (verdeling)
-> relatie tussen lasten (kosten, anders dan uitgaven) en baten (soort omzet, anders dan
ontvangsten) , o.a. door middel van beprijzing.
3. Waarborg tegen wegvloeiing naar algemene middelen (belastingspot)
-> ook op lange termijn een mate van zekerheid over bekostiging van een specifieke
activiteit.
-> voorkomt dat het terug gaat naar de belastingspot en dan in een latere begroting
wordt gebruikt om andere dingen te financieren.
4. Betrekken van private partijen
-> manier om samenwerking te bewerkstelligen.
-> overheid is gemiddeld minder efficiënt in uitvoeren van taken dan bedrijfsleven
(winstoogmerk, kosten minimaliseren)
5. Doorvloeiing van middelen van centrale overheid naar decentrale overheden.
-> Gemeentefonds en Provinciefonds
- Enkele nadelen van fondsen:
1. Niet alle uitgaven kunnen optimaal en op integere wijze tegen elkaar worden

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur twansteneker. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,46. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

53920 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,46  2x  vendu
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté