Beknopte, duidelijke, samenvatting Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht
Strafrecht 1 Jaar 1 HBO-Rechten Hva Casusuitwerkingen en aantekeningen
Tout pour ce livre (171)
École, étude et sujet
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Criminologie
Opsporingscriminologie
Tous les documents sur ce sujet (2)
2
revues
Par: romeedoes • 4 année de cela
Par: Ellalichtenberg • 4 année de cela
Vendeur
S'abonner
sophievanzaalen
Avis reçus
Aperçu du contenu
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Eerste Kennismaking
Het rechtsgebied is sterk verbonden met zaken als moraal, veiligheid en rechtvaardigheid. Om die
reden is strafrecht zo interessant, het spreekt mensen aan.
1.2 Plaats van het strafrecht
Voor het strafrecht geldt dat het zich bezighoudt met het bestraffen van personen die een strafbaar
feit hebben gepleegd. Strafrecht gaat in principe tussen staat en burger. Civiel recht tussen burger en
burger. Burgers kunnen elkaar niet dagvaarden voor gepleegde strafbare feiten. Dat kan alleen de
Officier van Justitie (vanaf nu: OvJ). Hij is een vertegenwoordiger van het staatsorgaan dat belast is
met de vervolging van verdachten (het openbaar ministerie, vanaf nu: OM). Hij kan een verdachte
dagvaarden, waardoor deze voor zijn daden verantwoording moet afleggen ten overstaan van een
rechter. Strafrechtelijke dagvaardingen worden verzonden door een OvJ om een verdachte terecht te
laten staan voor de strafrechter. Civielrechtelijke dagvaardingen worden verstuurd door de ene
burger aan de andere burger om een civielrechtelijk geschil uit te vechten ten overstaan aan de
burgerlijke rechter (denk aan iemand die bijv. schadevergoeding niet betaalt). Civielrechtelijk
procederen is een ingewikkelde, tijdrovende en geldverslindende aangelegenheid. Daarom bestaat er
binnen het strafrechtelijk systeem een mogelijkheid voor slachtoffers van strafbare feiten om als
‘benadeelde partij’ schadevergoeding te verzoeken aan de strafrechter.
1.3 Doelen van straffen
Twee doelen: vergelding en preventie. Vergelding geeft morele genoegdoening en preventie richt
zich op het voorkomen van recidive. Men onderscheidt twee soorten preventie: speciale en generale
preventie. De gedachte achter de speciale preventie gaat om het voorkomen, of ontmoedigen, dat
de gestrafte wederom in de fout gaat. Generale preventie heeft als uitgangspunt dat ook andere dan
de gestrafte lering trekken uit het feit dat er voor het plegen van een strafbaar feit straf opgelegd kan
worden.
1.4 Materieel strafrecht, formeel strafrecht en sanctierecht
Strafrecht kan worden onderverdeeld in drie delen. Bij materieel strafrecht gaat het om de vraag wat
een strafbaar feit is. Dit deel van het strafrecht wordt voornamelijk gevonden in het Wetboek van
Strafrecht. Het formele strafrecht wordt ook wel het strafprocesrecht of de strafvordering genoemd.
Dit deel staat voor het grootste deel geregeld in het Wetboek van Strafvordering (over regels voor
bevoegdheden van politie, duur van voorlopige hechtenis etc.). Het sanctierecht heeft betrekking op
de voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen worden opgelegd en ten uitvoer gelegd. Het
gaat bijvoorbeeld om de vraag of voor een bepaald strafbaar feit een taakstraf mag worden opgelegd
en welke voorwaarden de rechter mag stellen. Het sanctierecht is zowel in het Wetboek van
Strafrecht als in het Wetboek van Strafvordering te vinden.
Men moet het materiële en formele strafrecht niet verwarren met wetten in formele en materiële
zin.
1.5 Commuun en bijzonder strafrecht
Het strafrecht dat in wetboeken is opgenomen noemt men vaak commune strafrecht. Andere wetten
zoals de Wegenverkeerswet of de Wet wapens en munitie vallen onder bijzondere strafwetten. Alle
hiervoor genoemde weten zijn wetten in formele zin. Er bestaan ook strafwetten die niet in
samenwerking tussen de Staten Generaal (vanaf nu: SG) en de regering tot stand komen, maar door
lagere openbare lihamen worden vastgesteld.
1.6 De opbouw van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering
,Het Wetboek van Strafrecht (afgekort Sr) bestaat uit drie hoofdonderdelen die ‘boeken’ worden
genoemd. Boek I regelt de algemene leerstukken van materieel strafrecht. Boek II en III bevatten
uitsluitend strafbepalingen: omschrijvingen van gedrag dat strafbaar is, met daarbij een aanduiding
van de maximale straffen die mogen worden opgelegd. Boek II worden alleen misdrijven strafbaar
gesteld, boek III uitsluitend overtredingen.
Het Wetboek van Strafvordering (afgekort Sv) bestaat uit zes boeken. De eerste drie boeken zijn de
chronologische volgorde van het strafproces.
1.7 De invloed van internationaal en supranationaal recht
Welke strafrechtelijke regels in Nederland gelden, wordt niet alleen bepaald door eigen
overwegingen van de Nederlandse wetgever. Het gaat hier om verdragen tussen staten. We hebben
het hier over het internationaal recht. Het strafrecht wordt in sterkere mate beïnvloed door
besluiten van de EU en door uitspraken van het hof van de Europese Unie. Supranationaal rechtelijk:
regels die een internationale organisatie oplegt waar lidstaten bij die organisatie zich aan moeten
houden. Ook uitspraken van het Europees Hof van de Rechten van het Mens (EHRM) behoren tot het
supranationaal recht.
Hoofdstuk 2 Inleiding materieel strafrecht
2.1 Plaats en structuur van strafbepalingen
Staat beschreven in de wet. De strafbepaling in de meest volledige vorm bestaat uit een
delictsomschrijving, een kwalificatie-aanduiding en een strafbedreiging. Delictsomschrijving geeft aan
welke ongewenste gedragingen de wetgever strafbaar heeft wille stellen. De kwalificatie-aanduiding
maakt duidelijk hoe het gedrag in juridisch opzicht moet worden genoemd. De strafbedreiging
bepaalt welke soort straf mag worden opgelegd en wat het maximum daarvan is. Niet alle
strafbepalingen kennen een dergelijke duidelijke omschrijving van het strafbare gedrag en een
kwalificatie-aanduiding.
In bijzondere wetten zijn in de strafbepalingen vaak de delictsomschrijving en de strafbedreiging vaak
uit elkaar getrokken, waarbij de delictsomschrijving soms niet op de klassieke manier geformuleerd
is, maar als een verbod. De structuur is vaak gelaagd, waarbij de strafbedreiging in een andere wet
wordt benoemd.
2.2 De opbouw van het strafbare feit in vier componenten
2.2.1 Het vierlagenmodel
Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke
delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten. Hierin liggen vier componenten
van het strafbaar feit besloten, die tevens cumulatieve voorwaarden zijn waaraan moet zijn voldaan
voordat iemand gestraft kan worden. Deze vier lagen worden in 2.2.2 t/m 2.2.5 omschreven.
2.2.2 De menselijke gedragingen
Bij een strafbaar feit moet er sprake zijn van een menselijke (het is een mens) gedraging. Pas
wanneer iemand door middel van een gedraging geheel of gedeeltelijk uitvoering geeft aan
dergelijke voornemens, is voldaan aan deze voorwaarde.
De tenlastelegging is een processtuk waarin staat beschreven welke gedraging de verdachte, volgens
de OvJ, zou hebben verricht. Wanneer geen formele beletselen bestaan om het ten laste gelegde feit
te beoordelen beraadslaagt de rechtbank op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van
onderzoek op de terechtzitting over de vraag of bewezen is dat het feit door den verdachte is begaan
(art. 350 Sv). Als dat vast komt te staan, zal der echter het feit bewezen verklaren. Als het om welke
reden dan ook niet mogelijk is om te bewijzen zal de rechter hem moeten vrijspreken (art. 352 lid 1
Sv).
,2.2.3 De wettelijke delictsomschrijving
Menselijke gedraging moet vallen binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving.
Gedragingen zijn dus pas strafbaar als zij in de strafwet terug te vinden zijn. De wetgever heeft
gedragingen veralgemeniseerd in de wet omschreven. Zodat veel gevallen eronder vallen. Bij het
maken van de vertaalslag van een feitelijke gedraging naar een juridische duiding ontkomt niet aan
het interpreteren van de wet.
Als de rechter om welke reden dan ook het bewezen verklaarde niet kan kwalificeren, zal hij de
verdachte moeten ontslaan van alle rechtsvervolging wegens niet-kwalificeerbaarheid van het
bewezen verklaarde.
2.2.4 De wederrechtelijkheid
Wederrechtelijk betekent dat men handelt in strijd met de eisen van het recht, dus dat er een
rechtsnorm wordt overtreden. Er wordt niets gezegd over de mate waarin deze gedraging aan de
dader verweten kan worden. Dat is het terrein van de schuld. Om strafbaar te zijn moet er ook
voldoen zijn aan de eisen van wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid. Hiervan is bij noodweer
sprake. Dan kan iemand ontslag krijgen voor alle rechtsvervolging.
2.2.5 De schuld
Ons strafrecht is een schuldstrafrecht, hetgeen inhoudt dat niemand gestraft mag worden zonder dat
hij (een bepaalde mate van) schuld heeft. Schuld in deze zin moet dan worden opgevat als
verwijtbaarheid. Denk hier aan ontoerekeningsvatbaarheid. Net als wederrechtelijkheid moet aan
verwijtbaarheid worden voldaan bij het vervullen van de delictsomschrijving. De redenen om aan te
nemen dat het vervullen van delictsomschrijving niet verwijtbaar is, worden schulduitsluitingsgronde
genoemd.
2.3 Legaliteit en interpretatie
Er bestaan geen gedragingen die hun strafbaarheid ontlenen aan ongeschreven recht. Er moet bij
een vonnis dan ook altijd precies worden aangegeven waar in de wet het feit dat de verdachte
pleegde strafbaar is. Artikel 1 lid 1 Sr heeft tot doel rechtszekerheid te bewerkstelligen. Uit de tekst
van een delictsomschrijving moet duidelijk blijken wat precies verboden is, zodat burgers hun gedrag
daarop kunnen afstemmen.
Voor het interpreteren van wetstermen bestaat een aantal methoden. De belangrijkste
interpretatiemethoden zijn:
Wethistorische interpretatie: om te kunnen bepalen wat de inhoud is van een wetsbepaling,
wordt gekeken naar de totstandkoming van de bepaling in kwestie.
Grammaticale interpretatie: hierbij wordt de inhoud van de wet bepaald aan de hand van de
taalkundige betekenis van de woorden in de desbetreffende bepaling.
Systematische interpretatie: de wet wordt uitgelegd aan de hand van systematiek in de wet.
Teleologische interpretatie: er wordt gekeken naar het doel van de wet(gever).
2.4 Bestanddelen en elementen
De onderdelen van wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid worden dus elementen genoemd. De
onderdelen van de delictsomschrijving worden bestanddelen genoemd. Bestanddelen vindt men dus
in de wettekst, terwijl elementen de niet in de wet opgenomen voorwaarden voor strafbaarheid zijn.
Delictsomschrijvingen zijn dus in stukjes te knippen. Alleen als een persoon voldoet aan alle
bestanddelen, wordt de delictsomschrijving vervuld.
2.5 Wederrechtelijkheid als bestanddeel: een moeilijk geval
Het woord wederrechtelijk wordt soms opgenomen in een artikel. Dit kan zijn omdat
wederrechtelijkheid echt een bestanddeel is van het misdrijf (bijvoorbeeld bij vernieling). Bij alle
, delicten waarbij wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving voorkomt, is de wederrechtelijkheid
geen element maar een bestanddeel. Het vierlagenmodel zouden er dus drie worden.
2.6 Soorten delicten
2.6.1 Misdrijven en overtredingen
Strafbare feiten zijn onder te verdelen in misdrijven en overtredingen, afhankelijk van de ernst.
Misdrijven zij over het algemeen ernstigere feiten dan overtredingen. Deze materiële benadering
doet echter nauwelijks ter zake, nu de wetgever bij strafbepalingen aangeeft of een feit een misdrijf
of een overtreding is. Onderscheid is om een aantal redenen van belang. Als eerste is er een
procesrechtelijke reden: de indeling naar misdrijven en overtredingen bepaalt grotendeels welk soort
rechter bevoegd is om kennis te nemen van een strafzaak. Een ander, meer materieelrechtelijk
verschilpunt is dat poging tot overtreding en medeplichtigheid aan overtreding niet strafbaar zijn. Dit
is wel strafbaar in geval van misdrijven. Verder is het onderscheid van belang voor de toepassing van
dwangmiddelen: deze mogen slechts worden toegepast in geval van verdenking van een misdrijf.
2.6.2 Formele en materiële delicten
Heeft betrekking op de manier waarop een delict in de wet is omschreven. Formele delicten staan in
de wet omschreven als een handeling, een specifiek omschreven activiteit. Het verrichten van deze
handeling is strafbaar gesteld. Bij materiële delicten heeft de wetgever niet een handeling strafbaar
gesteld, maar het veroorzaken van een gevolg (bijv. doodslag). Ook wel aangeduid als
gevolgsdelicten.
2.6.3 Commissie- en omissiedelicten
In de meeste omschrijvingen wordt een doen, een handelen (of het gevolg daarvan) strafbaar
gesteld. Deze delicten worden commissiedelicten genoemd. Het is echter denkbaar dat een feit niet
wordt gepleegd door een handelen, maar door een nalaten. Dit is een omissiedelict. Op maar enkele
plaatsen in de wet wordt dit strafbaar gesteld. Een oneigenlijk delict is wanneer het in de wet wordt
geformuleerd als commissiedelict, terwijl het wordt gepleegd door een nalaten (bijv. baby niet
verzorgen waardoor het overlijdt).
2.6.4 Gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten
Meestal is een extra bestanddeel strafverzwarend den opzichte van het gronddelict. Dan is sprake
van een gekwalificeerd delict. Wanneer een extra bestanddeel straf verlichtend werkt spreken we
vaneen geprivilegieerd delict. Voorbedachte raad is bijvoorbeeld een extra bestanddeel.
2.7 Causaliteit
De leer van oorzaak en gevolg. Causaliteit is onder andere van belang bij de materiële
(gevolgs)delicten. Dan bestaat er een causaal verband tussen de handeling van de verdachte (bijv.
het steken) en het optredende gevolg (bijv. de dood). Niks anders was van invloed. Vaak is dit
gemakkelijk te bepalen, maar het kan ook moeilijk te bepalen zijn in sommige gevallen. Dan sluipt er
een externe factor in de reeks van gebeurtenissen, die invloed heeft op de causale keten.
In oudere jurisprudentie en ook in de literatuur heeft men geprobeerd om aan de hand van
verschillende causaliteitstheorieën oplossingen te geven voor moeilijke gevallen. Als eerste wordt
hier genoemd de leer van de conditio sine qua non. Deze theorie heeft als uitgangspunt dat, indien bij
het ontbreken van een schakel in de reeks der gebeurtenissen het gevolg zou zijn uitgebleven, deze
schakel kennelijk onmisbaar is en derhalve als oorzaak is aan te wijzen. Dit maakt deze theorie
eigenlijk ongeschikt voor het vaststellen van causaliteit in juridische zin. Een ander te onderscheiden
theorie is de causa-proximaleer. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de veroorzakende factor die het
dichts bij het gevolg ligt, in juridisch opzicht als oorzaak moet gelden. Dit kan problemen oplveren bij
een langere reeks van gebeurtenissen. Een andere en veel gebruikte theorie is
voorzienbaarheidsleer. De nadruk ligt op de handeling waarvan kan worden gezegd dat deze een
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sophievanzaalen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.