Ethiek in de social profit
Les 1: Moraal, ethiek en grondhouding
1. Moraal en ethiek
Moraal komt van het Latijn mos – mores en verwijst naar gebruiken, zeden en
gewoonten
- Moraal = het geheel van normen, waarden en deugden die het gedrag van
een persoon mee sturen. Wat je apprecieert of wat je niet apprecieert. Je
gewoontes, wat je belangrijk vindt in het leven.
Ethiek komt van het Grieks ethos, een woord dat oorspronkelijk verwijst naar het
vermogen om het vertrouwen van een publiek te verwerven bij redevoeringen.
Verwijst naar het domein van de filosofie dat zich bezig houd met wat hoort,
vraag naar het goede, juiste en het rechtvaardige.
- Ethiek = systematische reflectie op moraal, zoekt antwoorden op de vraag
hoe te handelen (het moraal).
! Zijn dus geen synoniemen !
Moreel probleem, dilemma, nood
- Moreel probleem: moeten kiezen tussen verschillende
handelingsalternatieven, welke is de beste en dit ook kunnen
beargumenteren:
Je kiest voor de beste/goede oplossing. Meestal lukt dat maar
wanneer dit niet lukt is dit waarschijnlijk een moreel dilemma.
- Moreel dilemma: als je het ene kiest, kan je het andere niet kiezen –
specifieke vorm van een moreel probleem – wat doet Antigone met haar
dode broer Polynices?
Je kunt geen perfecte oplossing hebben, je mist iets, er is sowieso
iets te kort. Je verliest altijd
Een keuze tussen 2 verschillende mogelijkheden of waarden.
Zoon sneuvelt maar vader trekt lichaam op de grond door de stad
dus hij vernederd zijn zoon. Antigone wil dat hij een begrafenis
krijgt maar vader wil dit niet dus laat vader haar levend begraven.
- Morele nood: het is niet oké, maar niemand ziet het
= een oproep, een appel doen op jou, iemand vraagt ‘red mij’.
Bv. weet van mishandeling maar niemand gelooft je
1
,Normen, waarden, deugden
- Norm: gebod of verplichting naleven/ afdwingen, bv. het
verkeersreglement
= Manieren waarop waarden vorm krijgen/gerealiseerd worden
Ze hebben de vorm van geboden of verboden
Houdt zich bezig met de vraag: ‘wat mag ik doen’, ‘wat moet ik
doen’, ‘wat mag ik niet doen’
Vb. waarde van rijschool is veiligheid en normen zijn de
verkeersregels
- Waarde: wat je belangrijk, waardevol of behoorlijk vindt – het gaat over
ernaar leven/ er toe opvoeden, bv. veiligheid
- Deugd: verinnerlijkte waarden, kwaliteiten die je hebt ontwikkeld die jou
in staat stellen juist te handelen – karaktereigenschappen of kwaliteiten –
het gaat over zijn, bv. voorzichtigheid
Voorzichtigheid, hoffelijkheid, vlotheid pik je op door te leren rijden
met de auto
2. Het verhaal van de alligator en de rivier
Er was een vrouw die Abigail heette en die verliefd was op Gregory.
Gregory leefde aan de oever van de rivier. De rivier, die beide geliefden
van elkaar scheidde, zat vol met mensenetende alligators.
(morele nood, probleem)
Abigail wilde de rivier oversteken om bij Gregory te zijn. Helaas was de
brug over de rivier weggespoeld. Daarom trok ze naar Sinbad, die een
boot had en vroeg hem om haar over te varen. Sinbad zei dat hij dat wel
wou doen, maar enkel op voorwaarde dat ze voor een nacht het bed met
hem deelde.
Abigail weigerde en trok naar Ivan en legde hem haar benarde toestand
uit. Ivan zei echter dat hij niets met deze situatie wou te maken hebben:
“Los het zelf op!”
Abigail zag uiteindelijk geen andere mogelijkheid dan Simbad’s voorstel te
aanvaarden. Simbad hield zijn belofte en bracht haar naar de overkant.
Wanneer Abigail aan Gregory vertelde wat er was gebeurd met Simbad,
liet Gregory Abigail minachtend stikken. (waarde)
Gekwetst en mistroostig trok Abigail naar Slug en vertelde over haar pijn
en verdriet. Slug, voelde medelijden met Abigail, zocht Gregory op en
sloeg hem verrot. Abigail kikkerde helemaal op toen ze hoorde dat
Gregory zijn verdiende loon had gekregen. In de verte kan je Abigail horen
lachen.
2
,Reflectie op alligator river story
1. Maak een rangorde en zet je in koppels: probeer in overleg met elkaar tot
een consensus te komen
Sinbad = 5
Abigail = 4
Ivan= 3
Gregory = 2
Slug = 1
2. Welk soort argumenten heb je gebruikt? Ben je tevreden van je keuze of
knaagt er iets?
3. Wat leerde je uit deze discussie?
4. Wat heeft jouw keuze met jezelf te maken (bv. met conditionering,
identificatie, empathie,…)
Wat leren we uit deze oefening?
- Mogelijke antwoorden:
1. Dat het best moeilijk is om tot een consensus te komen
2. Dat sympathie en afkeer een rol speelt in ons oordeel
3. Dat sympathie en afkeer ook samenhangen met eigen ervaringen en
eigen kwetsuren
4. Dat we verlangen/verwachten dat anderen ook voelen zoals wij
5. …
3. Morele superioriteit vs. Rechtvaardigheid en
empathie
4. Ethische stelsels in MT1, Deontologie in MT2 (Niet zo
belangrijk)
4.1. MT1: verschillende ethische stelsels
- Ethische stelsels zijn pogingen om modellen en principes voor het goede
handelen te vatten, op te stellen en te funderen
- Ethische stelsels kunnen descriptief (hoe we moreel handelen) zijn,
prescriptief (hoe we behoren te handelen) of allebei
- Ethische stelsels leggen de nadruk op ratio (rationaliteit/ inzicht/ wijsheid)
of op gevoel (sympathie/ empathie)
- Ethische stelsels verwijzen naar ‘interne’ motieven (intentie/geweten) of
naar ‘externe’ resultaten (gevolgen)
3
, - Ethische stelsels doen beroep op algemene principes, op waarden en
normen of op deugden
- Ethische stelsels zoeken zijn absolutistisch of relativistisch.
4.2. MT2: deontologie (plichtenleer) en beroepsethische dialoog
Beroepsethische dialoog:
Intuïtief aanvoelen – ‘wat is de vraag’?
Argumenten verzamelen op verschillende niveaus:
Feiten (objectief)
Principes (intersubjectief)
(Beroeps)ethische waarden (subjectief)
- Deontologie als perspectief
Deontologische principes:
Letter van de wet
Geest van de wet (‘intentie’)
Omgaan met vertrouwelijke gegevens
Privacy: ‘vrijheid’
Discretieplicht/beroepsgeheim: ‘vertrouwen’
4.3. MT3: Grondhouding, zorg en deugd
Elke relatie (ook en a fortiori die tussen zorgvrager en zorgverlener) is een
ethische relatie: het goede goed doen
Cfr. de Montaigne: “Ik ben een mens en niets menselijks is me vreemd”
Het gaat in dit opleidingsonderdeel over persoonlijke groei, over leren uit je
fouten, over zelfzorg
Vanuit de idee dat een morele grondhouding niet iets mentaal is maar iets
holistisch en dat je job als opvoeder/begeleider niet los kan gezien worden van je
eigen groei en ontwikkeling als mens in relatie met ‘de ander’, je cliënten en hun
context en je collega’s…
De basis van deze benadering is zorgethiek, deugdenethiek en
presentie/spiritualiteit
4.4. Is ethisch handelen een kwestie van verstand (alleen) of iets
intuïtief
- Volgens Kant (en Bentham) in se wel – toepassen van afspraken,
principes, gevolgen uitspraken en rationele discussie daarover – cfr
deontologie
- Volgens Socrates en Plato: wijsheid (inzicht) en wetten
- Volgens Aristoteles: gewoonte en verstand
4