Maatschappijgeschiedenis II
Vroegmoderne periode
Afbeelding 1
Ferre Christiaens
1Afbeelding:The First voyage, (1893), The Library of Congress.
https://www.loc.gov/resource/g7432d.fi000156/
1
,Sociale structuren
Bouwstenen
De Vroegmoderne Periode is een overgang van de barbaarse ondergang van de Middeleeuwen naar
de moderne, verheven periode. Het is een tussenperiode.
Men moet naar deze periode kijken als een eigen periode, niet “iets tussen de andere 2” maar ook in
functie van vandaag. Hoe mensen in deze periode, de periode zelf beleefden is ook belangrijk. De
meesten zagen hun eigen periode als een einde van een andere periode, niet het begin van een
nieuwe periode.
Vaak ging “het einde van een periode” gepaard met “het einde van de wereld” of “de geboorte van
Christus” maar hier komt verandering in aan het begin van de Vroegmoderne Periode. In de 17de en
18de eeuw krijgt men het gevoel er een nieuwe is aangebroken.
De Reconquista eindigde de Islamitische invloed op het Iberisch schiereiland maar startte ook de
verspreiding van het Christendom door de Kerk aan het begin van de Vroegmoderne Periode.
De Amerikaanse revolutie en de industrialisatie zitten dan weer aan het einde van de Vroegmoderne
Periode.
Jaartallen zijn altijd relatief, processen zijn over meerdere jaren.
De geschiedschrijving heeft een invloed gehad op het perspectief en de gekende info van de
Vroegmoderne Periode. In het begin van de Vroegmoderne Periode was Europa van niet zo’n groot
belang maar aan het einde wel!
Het schilderij van Icarus:
Icarus staat niet centraal, wat raar is. De rest van de personages doen verder waar men mee bezig is
en letten niet op Icarus.
Het vreemde aan het schilderij is dat het een eigentijds werk is, niet Grieks ondanks het een Grieks
mythologisch verhaal is.
Niemand kijkt naar de vallende jongen. Het zou betekenen dat men onverschillig is voor andere
mensen hun problemen.
Het werd gebruikt als omslag van een belangrijk boek van Braudel waarin hij ging kijken of er veel
veranderd was voor een boer uit 1500 en een boer uit 1800. De basisstructuren van de samenleving
blijven vrij stabiel.
Ondanks dit zijn er wel veel grote verhalen over veranderingen uit de Vroegmoderne Periode waarin
grote gebeurtenissen zoals de Verlichting, Reformatie, ... een grote inpakt zouden gehad hebben op
de samenleving. Maar is dit wel zo als de boer, aan het einde van de samenleving, eigenlijk geen
verschil merkt?
Braudel argumenteert dat men moet kijken naar de basisstructuren of bouwstenen van een
samenleving om veranderingen te kunnen begrijpen.
2
, Hij zegt dat de geschiedenis zoals een oceaan is:
- Het schuim op de golven zijn alle grote oorlogen, traktaten, ... waar historici voor hem veel
onderzoek naar gedaan hadden.
- De stromingen onder water die de golven tot stand brengen zijn de fundamentele
bouwstenen die dus ook die grote golven, dus oorlogen enz., tot stand brengen.
Men moet veel dieper kijken in de oceaan om de golven te kunnen verklaren. Hij paste dit idee toe
op de geschiedenis van het kapitalisme. Het kapitalisme zou volgens hem niet heel belangrijk zijn
geweest in de Vroegmoderne tijd.
De dood
Het leven werd armzalig voorgesteld en was zeer kort, men werd gemiddeld 25-30 jaar oud. Dit
kwam natuurlijk door de hoge kindersterfte, 20%/30% van de mensen stierf in het eerste jaar, de
helft van de kinderen behaalde een volwassenleeftijd. Dit was de Hoge Normale Sterfte
Hoe rijker men was, hoe langer men leefden.
Er was ook een Abnormale Hoge Sterfte.
Men stierf vaak door:
1. Ziektes die vaak werden verspreid door dieren, waardoor ziektes herverspreiden.
Epidemieën zoals de pest, pokken, ... kostten veel levens.
2. Hongersnood. Er werd evenveel geproduceerd als dat er gebruikt werd, waardoor men
indien de productie te laag lag, er geen reserve was. Door traag transport kon men ook niet
van andere plaatsen reserves aankopen.
3. Oorlog. Veel mensen vluchtten naar veiligere plekken, werden ze geplunderd, ziektes
werden verspreid, ...
Er komt ook evolutie met een demografische transitie waarbij er een heel hoog sterftecijfer is maar
ook een hoog geboortecijfer maar een lage levensverwachting naar een hoge levensverwachting
met een lage sterftecijfer en geboortecijfer. In beide gevallen blijft het bevolkingscijfer stabiel maar
wanneer men een hoge levensverwachting is met een hoog geboortecijfer dan stijgt de bevolking.
Dit is wat er gebeurd aan het einde van de 18de eeuw en verder in de 19de eeuw. De hygiëne gaat
omhoog en er is meer geneeskundige kennis, de landbouw gaat beter, ...
Ziekte & Ouderdom
Ziektes en ouderdom zorgden voor een aantal gevolgen:
1. Familiale relaties waren fragiel omdat ouders en kinderen vaak stierven.
2. Er is een jeugdige bevolking.
3. De dood was een vertrouwd fenomeen.
Men hertrouwde vaak wanneer de partner stierf.
Men dacht dat dit ervoor zorgden dat ouders een afstandelijke relatie hadden met hun kinderen, dat
kinderen eigenlijk “jonge” volwassenen waren, maar dit klopt helemaal niet.
3