COGNITIEVE PSYCHOLOGIE
H1: INLEIDING
WAT IS DE COGNITIEVE PSYCHOLOGIE?
= wetenschappelijke studie van mentale processen
= begrijpen van denkprocessen/onze gedachten die ten grondslag liggen aan
ons gedrag Bv. Waarom vallen mensen van een klif bij het nemen van een selfie?
Bestaat multitasking? Zorgen sterke emoties voor betere herinneringen?
verschillende domeinen binnen dit veld Bv. Perceptie, aandacht, geheugen, taal,
redeneren en probleem oplossen, intelligentie
= basisfuncties & processen van menselijke cognitie
= functieleer OF experimentele psychologie
ANDERE WETENSCHAPPEN
Verschil met cognitieve psychologie: term cognitieve wetenschappen = breder Bv.
ook onderzoeken naar cognitieve processen MAAR vertrekt vanuit andere takken van
wetenschap
Interdisciplinair onderzoek naar cognitie = wetenschap op zich geworden
cognitieve wetenschappen Bv. Psychologie, Neurowetenschappen, Linguïstiek,
Computerwetenschappen, Filosofie
WETENSCHAPPELIJKE METHODE
Leren wetenschappelijk redeneren & denken
= vaak meerdere verklaringen voor patroon van data 1 of meer theorieën voor eenzelfde fenomeen =
diepere inzichten DOOR veel onderzoek uit te voeren
- GEEN wit-zwart denken MAAR standpunt ondersteunen door zoveel mogelijk onderzoeksevidentie te
verzamelen
- Wetenschappelijk denken vereist goed begrip van wisselwerking tussen onderzoek &
theorievorming
Wisselwerking onderzoek & theorievorming
- data kunnen enkel verklaard worden door theorieën
- theorieën kunnen enkel tot stand komen via data
Bv. theorieën zijn er niet zomaar = je hebt data nodig die je op dat moment nog niet kan
verklaren het ene hangt af van het ander (intrinsieke samenhang theorievorming & data)
Experimentele methode
= onderzoeksvragen beantwoorden adhv experimenten
- Oorzakelijke verbanden!
- manipulatie OV effect op AV (meten)
- controlevariabelen
= storende variabelen onder controle houden adhv randomizatie Bv. willekeurig opdelen in groepen,
counterbalancing Bv. participanten doorlopen condities afwisselend van elkaar & matching
Bv. effect van telefoneren op het rijgedrag autorijden = afhankelijke & telefoneren = onafhankelijke
Afhankelijke variabelen
Meestal = reactietijden & nauwkeurigheid Bv. experimenten meestal op PC DUS je moet zo snel mogelijk kunnen
reageren
1
,Andere = breinactivatie Bv. ERP, fMRI, oogbewegingen, zelfrapportering Bv. depressie
Populaties
Meestal = gezonde volwassenen, meestal studenten
Andere = kinderen en baby’s, ouderen, patiënten met laesies, psychiatrische aandoeningen, dieren Bv. ratten,
honden, …
Theorie
= obv experimenteel onderzoek probeert de cognitieve psychologie theorieën te ontwikkelen Bv.
wetenschappelijke/experimentele methode nodig om theorie te kunnen vormen
Een goede theorie:
Samenvatting data
theorie = om overzicht te houden WANT jaarlijks duizenden experimenten
SOMS ontdekken we mathematische wetmatigheden: power law of learning/practice =
naarmate je meer en meer bekwaam wordt gemaakt in een oefening of vaardigheid,
neemt het effect van die oefening af Bv. x-as = hoeveel oefenen, y-as = tijd nodig voor taak
DUS bij aanleren zal er dus vooral verbetering in het begin zijn (wanneer je dus nog GEEN
expert bent in iets) MAAR daarna haal je nog weinig extra winst uit oefening en treedt er
stagnatie op
Verklaring data
= cognitieve psychologie hanteert de experimentele methode causaliteit Bv. wijzen op mechanismen die aan
basis liggen van bepaalde fenomenen Bv. effect telefoneren op rijgedrag
Voorspelling data Bv. is het een goed idee om te telefoneren tijdens het rijden? bij negatief effect = mogelijkheid te
voorspellen dat telefoneren best niet gedaan wordt tijdens het rijden Bv. bij Alzheimer gedrag gaan voorspellen in
toekomst
DUS theorie zorgt voor samenvatting, verklaring & voorspelling data ZONDER GOEDE THEORIE IS
ZELFS DE BESTE DATA WAARDELOOS
H2: GESCHIEDENIS
INLEIDING
= interesse in mentale processen is eeuwenoud Bv. denken over ons denken MAAR
effectief met onderzoeken begonnen & experimenten = heeft wat langer geduurd
Filosofische studie van bewustzijn, de geest
Aristoteles: “Ons geheugen is als kleitablet waarop we info kunnen schrijven.”
Socrates: “Kennis is aangeboren, men kan deze verzamelen MAAR niet
verwerven.”
EERSTE COGNITIEVE PSYCHOLOGEN
In 19de eeuw = “cognitief psychologisch” onderzoek deels zelfs VOOR start van
psychologie (1879 = door psychologisch labo van Wundt) Bv. eerste experimenten
psychofysica: zie HS perceptie Bv. psychologische scholen Wat is hét studiegebied van de
psychologie? Wat is de ‘juiste’ wetenschappelijke methode?
pioniers: Franciscus Donders & Hermann Ebbinghaus
Donders (1868)
2
,= vader van mentale chronometrie hoelang mentale processen duren Bv. achterhalen hoelang mentale
processen duren, dingen in je hoofd? WANT voordien = automatisch van perceptie naar motoriek MAAR Donders dacht
van niet en vroeg zich af: “hoeveel tijd nemen mentale processen ertussen in beslag?”
- Bestudeerde dit adhv reactietijdtaken
= tijd tussen aanbieding stimulus & respons van deelnemer
- Beschikte niet over accurate apparatuur
Enkelvoudige RT-taak
= er is een prikkel DUS ik reageer Bv. rode lampje gaat aan (trial 1), gaat daarna terug uit
(trial 2) & gaat terug aan (trial 3) telkens wanneer men stimulus ziet (rode lampje) gaat men
reageren, men gaat dan op een knop drukken
a-reactie (S1 R1)
Keuze RT-taak
= 2 verschillende prikkels (rood OF groen lampje) elk een andere respons (op linker OF rechter knop
drukken)
b-reactie (S1 R1 OF S2 R2)
= hetzelfde als a-reactie MAAR OOK:
- onderscheid tussen 2 kleuren (stimulusdiscriminatie) EN zien welke kleur
gaat branden (stimulusidentificatie)
- DAN juiste gedrag stellen juiste respons moet worden geselecteerd
(responsselectie) Bv. op juiste knop drukken
Go-no Go RT-taak
= 2 prikkels MAAR je moet op de ene WEL reageren EN op andere NIET
- rood = Go op knop duwen
- groen = no Go NIET op knop duwen
c-reactie (S1 R1 OF S2 GEEN R)
= hetzelfde als a-reactie MAAR OOK: stimulusdiscriminatie + stimulusidentificatie Bv.
geen responsselectie want zelfde knop dus ofwel induwen of niet, niet kijken naar mogelijke
andere knop
Hij ontwikkelde de substractiemethode
= reacties van elkaar aftrekken gebruikte de 3 RT taken om die
aftrekprocessen door te voeren
Donders zei ‘als we ene reactie vergelijken met andere reactie EN we trekken dit van
elkaar af, DAN kunnen we bepalen hoeveel tijd men nodig heeft om prikkels van elkaar de
onderscheiden OF hoeveel tijd men nodig heeft voor juiste respons’
- c-a = stimulusdiscriminatie Bv. c min a = weten hoelang stimulusdiscriminatie duurt
Bv. a is baseline en c-reactie is a-reactie + stimulusdicriminatie & identificatie DUS c-a = stimulusdiscriminatie
- b-c = responsselectie Bv. b-reactie = a-reactie + stimulusdiscriminatie & identificatie + responsselectie DUS b-c
voor responsselectie
ZO inzicht in hoe lang mentale processen duren & hoeveel tijd ze in beslag nemen (mentale chronometrie)
DUS mentale processen NIET rechtstreeks waarnemen MAAR moeten afgeleid worden uit gedrag
grondslag psychologisch onderzoek
Bv. Donderinstituut werd opgericht & vernoemd naar meneer Donders
Ebbinghaus (1885)
3
,= eerste geheugenexperimenten
- onderzoek naar geheugen (NIET reactietijd)
vooral interesse in vergeetprocessen Bv. hoeveel vergeten we? Hoe snel gaat dit? Gaat info die we ons
niet kunnen herinneren voorgoed verloren?
- nam zichzelf als proefkonijn experimenten bij zichzelf
Ebbinghaus’ besparingsmethode
= leerde zichzelf lijsten van zinloze lettergrepen aan Bv. DAX, QEH, LUH, ZIF, …
- Aanleren Bv. hoeveel beurten heb ik nodig vooraleer ik de lijst ken? (Bv: 9)
- Herleren Bv. hoeveel beurten heb ik nodig om de lijst te herleren? (Bv: 3)
Bv. de klanken moesten willekeurig zijn, zonder betekenisconnectie, zodat hij de zuivere inprenting (en nadien het
reproduceren) kon meten. Hij ontdekte dat nieuw aangeleerde dingen eerst volledig konden gereproduceerd worden.
Hoe verder in de tijd, hoe minder het geleerde gereproduceerd kon worden. Tevens ontdekte hij ook dat deze curve
uiteindelijk afvlakte tot een constante.
DUS minder beurten nodig om zich iets te herinneren er trad een soort ‘besparing’ op WANT hij was niet
alles vergeten
formule besparing: [(Beurten leren – beurten herleren) / beurten leren] x 100 Bv. in %: ( (9-3) / 9 ) x 100 = 67%
= 2/3 werd dus bespaart & 1/3de werd vergeten DUS hoe meer je bespaart, hoe meer blijft hangen & hoe minder
vergeten
EXAMEN = formule omvormen
Vergeetcurve
= in functie van die besparing maakte hij een vergeetcurve Bv. Hoeveel tijd gaat er tussen
leren en reproductie? Hoeveel besparing (= omgekeerde besparing) treedt er op? Y-as =
percentage besparing (bijgehouden stof) & X-as = tijd die erover heen gegaan is NA 20-tal
minuten = nog 60% bijgehouden van wat hij had geleerd, NA +/- een week had hij nog 25%
bijgehouden (dus was al 75% kwijt), NA 31 dagen ongeveer 22% besparing (en dus 78%
vergeten)
Conclusie:
- Hoe langer info laten liggen (hoe meer tijd erover heen gaat), hoe meer van die info vergeten EN DUS
hoe minder besparing Bv. na 31 dagen trad er namelijk minder besparing op
- VEEL vergeten in het begin, daarna afvlakking DUS vergeten zit vooral in begin
Bv. veel afname besparing in begin MAAR vanaf dan vergeten we eigenlijk niet meer zo heel veel
besparingsmethode liet toe om geheugenfuncties te kwalificeren en te plotten
OPKOMST BEHAVIOURISME
= hoe cognitieve psychologie op de achtergrond geraakte
Behaviorisme
= Watson ‘Psychology as the behaviorist views it’ (1913)
- GEEN vage concepten Bv. mentale processen & bewustzijn
- Objectieve gegevensverzameling = om wetmatigheden in S-R relaties te definiëren Bv. S-R = stimulus-
respons theorie Bv. hoe leidt een stimulus tot een respons? enkel S en R meten, alles daartussen NIET
meetbaar DUS niet van belang
- Dierlijk & menselijk gedrag beantwoorden aan dezelfde wetmatigheden
- Onderzoek naar conditioneren
OF black-box psychologie = omdat ze ervan uitgaan dat geest/brein NIET kan worden gekend EN ons daar
dus NIET mee moeten bezighouden
4
,Behaviorisme VS Cognitieve psychologie
Behaviorisme = hoe leidt Stimulus tot Respons? + Black box Bv. zon schijnt (stimulus) brein mensen zijn blij
(respons)
Cognitieve psychologie = wat gebeurt er in brein zelf TUSSEN Stimulus & Respons Bv. welke stapjes komen
er tussenin om S te verwerken? Welke stapjes zitten er tussenin op R te programmeren?
Eerste helft 20ste eeuw
VS: behaviorisme wordt dominante stroming
- experimenteel onderzoek naar leren bij dieren Bv. ratten die taken moeten uitvoeren, …
- weinig onderzoek naar menselijke cognitie/black box = “Cognitieve winter” Bv. bevrozen onderzoek
cognities werd als irrelevant beschouwd
- DUS ENKEL kijken naar gedrag
Europa: actieve studie mentale processen Bv. Jean Piaget cognitieve ontwikkeling & Bv. Gestalt psychologie
perceptie & probleemoplossend gedrag
Over het behaviourisme
= belangrijke vertegenwoordigers van cognitieve stroming die klaagden over de situatie toen behaviorisme
overnam
- George Miller “The power, the honors, the authority, the textbooks, the money, everything in psychology was
owned by the behaviorist school... those of us who wanted to be scientific psychologists couldn't really oppose it.
You just wouldn't get a job.” Bv. ofwel moest je meegaan in de stroming ofwel moest je de universiteit verlaten
keuzes waarmee onderzoekers geconfronteerd werden
alles had te maken met onderzoeksdenken = moest allemaal in die kraam passen
- Ulrich Neiser "It was what you had to learn. That was the age when it was supposed that no psychological
phenomenon was real unless you could demonstrate it in a rat”. Bv. onderzoek blijft beperkt tot rattenonderzoek,
mensen komt eigenlijk niet aan te pas DUS als je psycholoog was, moest je enkel onderzoek doen op ratten
Kritiek op het behaviourisme
Skinner’s Verbal Behavior (1957) Bv. verbal behavior = hoe taalontwikkeling tot stand komt
- taal = aangeleerd gedrag volgens basisleerprincipes
kinderen imiteren spraak & herhalen correcte spraak = dankzij bekrachtiging Bv. correct spreken =
bekrachtigd door omgeving, niet correct = straf zo kinderen uiteindelijk correcte spraak
Noam Chomsky (1959)
- Gaf kritiek op idee Skinner + behaviorisme die zegt dat taal aangeleerd is
- Behaviorisme (nurture Bv. aangeleerd door omgeving) kan zelfs eenvoudigste aspecten van taal NIET
verklaren:
o incorrect grammaticale zinnen van peuters Bv. ik loopte heel hard
o zinnen die ze nooit eerder hebben gehoord Bv. ik haat je, mama (Chromsky zei ‘hoe komen kinderen
aan zo’n zinnen, wordt toch niet aangeboden in omgeving? Worden toch niet bekrachtigd door
omgeving? als we dit niet kunnen verklaren, hoe kan behaviourisme dan de complexe aard van taal
verklaren?)
DUS taal = voorgeprogrammeerd biologisch programma gedeeld over alle culturen (nature Bv. aanleg) volgens
Chromsky Bv. kinderen ongeacht welke opvoeding ze krijgen = maken zelfde stapjes door in taalontwikkeling (eerst
brabbelen, dan eenvoudige woordjes, dan eenvoudige zinnen) in elke cultuur zo DUS alle mensen beschikken over
‘taalprogramma’ waarin hardware zit om taal aan te leren EN dat is nature
Leerexperimenten
5
,= behaviouristen deden veel leerexperimenten met dieren
MAAR een aantal resultaten uit die leerexperimenten konden NIET verklaard worden zonder cognitie DUS de
behaviouristische verklaring bleek onvoldoende
EXP = latent leren experiment Tolman en Honzik (1930)
latent = iets is er, het zit er in MAAR het komt niet tot uiting, het manifesteert zich niet in het openbaar
Bv. iemand is latent homoseksueel, we vermoeden dat iemand homoseksueel is maar hij verklaart zich nog niet
als homoseksueel
latent leren = er is leren MAAR je kan het NIET onmiddellijk observeren in gedrag
Bv. 3 groepen waarbij ratjes een doolhof doorlopen:
- Groep 1: GEEN bekrachtiging bij vinden einde van doolhof (groen)
- Groep 2: altijd bekrachtiging (voedsel) bij vinden einde van doolhof (blauw)
- Groep 3: dag 1-10 GEEN bekrachtiging, vanaf dag 11 WEL bekrachtiging
(rood)
Grafiek met aantal dagen (x-as) & aantal fouten (y-as) leren = wanneer ze minder fouten maken = sneller doolhof
doorlopen DUS verwachting = hoe langer training duurt, hoe minder fouten ze maken
Er treedt leren op (minder fouten) bij de 3 groepen MAAR grote verschillen:
- Groen: leren het traagst Bv. fouten dalen zacht over de trainingsdagen
- Blauw: doen het beter dan groene groep door bekrachtiging Bv. fouten dalen nog
sneller verwacht je obv klassieke conditioneringstheorie
- Rood: krijgen in begin ook geen bekrachtiging grafiek loopt gelijk met groene
groep MAAR vanaf moment dat ze bekrachtiging krijgen = neemt het aantal
fouten sterk af EN ze doen het zelfs beter dan blauw Bv. de ratjes die van in het
begin bekrachtigd werden
DIT kan men behavioristisch gezien NIET verklaren rode groep is eigenlijk latent leren Bv. ratjes cognitieve
representatie gemaakt van de spatiële lay-out van dat doolhof MAAR enkel als ze gemotiveerd werden gingen ze beter
presteren DUS zat er altijd al in, maar kwam er pas uit na beloning (eerst was er in het hoofd iets anders dan wat
uiterlijk kon worden waargenomen)
DUS dit NIET verklaren door S-R psychologie DUS verklaart daarom in termen van mentale processen:
- Cognitieve map = ratjes hebben een mentale voorstelling van de spatiele lay-out van het doolhof Bv.
cognitieve representatie gemaakt weg in u hoofd nagaan van route van aula naar bib = zie je niet in gedrag
bij rat (door onvoldoende gemotiveerd) maar is er wel, pas tot uiting bij bekrachtiging (meer gemotiveerd)
- Motivatie = inwendig proces (black box) door bekrachtiging zijn de ratjes gemotiveerd
motivatie & cognitieve map behoren tot de black-box = men kan dit NIET zuiver behavioristisch verklaren Bv.
S-R psychologie is onvoldoende om menselijk gedrag te verklaren DUS mentale processen zijn wel degelijk nodig
om menselijk gedrag te verklaren
Openen black box
= meer & meer leerexperimenten die behaviorisme tegenpleiten waardoor black box geopend wordt
- Behaviorisme mentale processen overbodig om gedrag te verklaren
- Cognitieve psychologie mentale processen Bv. interpretaties, verwachtingen, mentale voorstellingen,
overtuigingen, … WEL degelijk vereist
COGNITIEVE REVOLUTIE
= cognitieve winter ontdooit (= cognitieve revolutie) Bv. WANT behavioristen kunnen niet meer vasthouden dat ze
menselijk gedrag kunnen verklaren zonder mentale processen, meer onderzoek mentale processen DUS cognitieve
psychologie terug wakker komt meer en meer onderzoek naar cognitie op gang
Bv. vanaf 1948 na Tolman = veel experimenten naar cognitie
6
,Cognitieve revolutie
- WO II stimuleert ontwikkeling cognitieve psychologie
Bv. wereldoorlog zorgt ervoor dat er plots veel geld vrij wordt gemaakt voor onderzoek (naar vijand, hoe die best
uitschakelen?) DUS ook voor onderzoek naar cognitie
- Interesse in studie naar aandacht & vermoeidheid Bv. hoe kunnen we ervoor zorgen dat radaroperatoren
geen targets missen? Vliegtuigen vijand int oog kunnen houden?
- Technologische vooruitgang leidt tot ontwikkeling computer
= eerste computer BINAC: Binary Automatic Computer (1949) Bv. oorspronkelijk waren
de computer heel groot, maar gaandeweg werden ze compacter en vonden ze hun weg naar de
universiteiten
International business machines (IBM) (1954)
- Eerste computers naar labo’s in universiteiten
- Inspireerde onderzoekers maakten een analogie met de werking van het brein Bv.
computer hoe zit dat in elkaar? Is interessant, werkt met symbolen, iets typen en slaagt info op,
bewerkingen & output leggen link met hoe wij als mens werken
- Computer-brein analogie (OF computermodel) = gelijkenissen tussen werking brein & computer
Computermodel
2 betekenissen
1) informatieverwerkingsbenadering
= gaan ervan uit dat we net zoals computer info oppikken & deze info verwerken in
verschillende stapjes (input – output) = leidt tot respons
computermodel = metafoor voor menselijke infoverwerking
onderzocht door Newell & Simon
Bv. geheugenmodel Atkinson & Shiffrin (1968): er is een soort omgeving prikkel, we nemen die op in een
opslagplaats/geheugen (30 sec), laten hier een triage op los (welke zijn belangrijk en welke niet) iets mee gaan
doen (bewerken, iets over vertellen, opslagen in LT) en dan volgt een uitkomst
Bv. berekening maken: cijfers lezen (input), je slaat de cijfers op in het geheugen (opslag), je neemt de som/deelt/…
(bewerking) en op het einde schrijf je de uitkomst op (output) OOK bij computer (input, encoderen, opslaan &
ophalen)
Bv. filtermodel Broadbent (1958)
= beiden werken met: input, geheugen, output, seriële processen, bottom-up
- Bottom up: alles waarbij we vertrekken vanuit de omgeving Bv. prikkels vanuit onze omgeving die naar het brein gaan
- Seriële processen: 1 proces, indien dit is afgerond gaat men naar een volgend proces, … (parallel proces waarbij
alle stappen tegelijk plaatsvinden)
2) cognitieve modellering
= computermodel kan menselijke cognitie simuleren Bv. simulaties via computer maken om de cognitie te gaan
nabootsen
DOEL = cognitie verklaren EN voorspellingen doen Bv. wat is het gedrag van een CEO in een
bepaalde vergadering (voorspelling)? Bv. weerbericht tot stand = parameters waar rekening mee
moet houden (luchtvochtigheid, windkracht, temperaturen) wetten van fysica op los laten
computer simulatie doet berekeningen komt tot model die zegt hoe weer eruit zal zien DUS kan
je ook toepassen op mens om menselijk gedrag te voorspellen Bv. vergadering CEO = parameters in
pc steken (wat weten teamgenoten? Hierarchische relatie?) functioneren bedrijf hangt er vanaf) pc
doet berekeningen wetten van psychologie gedrag voorspellen DUS voorspellen dat CEO niet
vriendelijk gedrag vertoont wanneer die zijn zin niet krijgt & gaat er alles aan doen om zijn zin toch te kunnen krijgen
7
, Bv. wat is de kans dat je product het gaat aankopen? je ziet parameters (prijs die mensen verwachten te geven, hoe
ervaren echte prijs, hoe ervaren ze het merk, hoe ervaren ze de kwaliteit) = hoe verhouden ze tegenover elkaar (via pc)
= predicaties maken of mensen gaan kopen of niet
! NIET hetzelfde als Artificiële intelligentie (AI) = gaat om intelligent denkende programma’s of robots te
ontwikkelen MAAR NIET noodzakelijk op manier dat mens denkt! Bv. doel is NIET te achterhalen hoe denkt mens
Bv. robotstofzuiger gaat kriskras door living, niet zoals hoe mens doet
Geboortejaar van cognitieve psychologie: 1956
Belangrijke congressen Bv. Dartmouth conference & Symposium of Information theory MIT met wetenschappers
psychologie, linguïstiek, computerwetenschappen en antropologie (o.a. Newell & Simon, Chomsky)
Belangrijke publicatie = Miller (1956): “The magical number seven” Bv. in werkgeheugen kunnen we 7 items +-2
onthouden DUS tussen 5 en 9 (capaciteit van het KTG)
Term ‘cognitieve psychologie’ zelf duikt pas 10 jaar later op Bv. Neisser (1967) eerste handboek Cognitive
Psychology vader van de cognitieve psychologie (hij gaf er een naam aan)
Besluit cognitieve revolutie
= eerder evolutie dan revolutie (geen geweld) MAAR idee was wel revolutionair WANT terug mentale
processen bestuderen
Miller = blij dat behavioristen weg zijn richt centrum op: Center For Cognitive Studies "In using the world
"cognition" we were setting ourselves off from behaviorism. We wanted something that was mental..."
H3: PERCEPTIE
WAT IS PERCEPTIE?
Perceptie = waarneming Bv. zintuigen registreren info EN brein verantwoordelijk voor waarneming
- Enig ‘venster’ op wereld Bv. het cognitieve systeem gaat een interne representatie van buitenwereld
construeren
- Zintuigen Bv. ogen, oren gaan ENKEL registeren EN hersenen nemen waar !
- Waarneming = GEEN exacte kopie
= GEEN passieve registratie info, GEEN spiegelbeeld werkelijkheid Bv. we gaan niet zuiver een kopie
nemen van onze omgeving maar laten ons brein erop los Bv. 1 verhaal laten vertellen door 2 verschillende
mensen = ieders zijn eigen versie van maken (nemen hetzelfde waar maar eigen brein wordt erop lost gelaten)
is perceptueel systeem betrouwbaar? Bv. visuele illusies, kleur donkerder waarnemen bij lichte
achtergrond & andersom
MAAR we doen er iets mee DUS is een actief proces opbouw interne representatie obv ontvangen
prikkels Bv. hoeveel gezichten op het schilderij? Als je naar het schilderij kijkt, laat je je brein actief los op het
schilderij om de gezichten te ontdekken OF foto lijnstukken van exact dezelfde lengte maar bovenste lijkt
langer dan onderste WANT ons brein neemt actief andere info mee Bv. achtergrond, geheel (gestalt)
Interne representatie
= een mentale voorstelling van externe omgeving (werkelijkheid) Bv. visuele waarneming (vlinder): licht stopt thv de
retina, er zijn geen echte ‘beelden’ in ons hoofd, enkel neurale activiteit
representatie verschilt van werkelijkheid
- Soms falen we dingen te zien die er wel zijn Bv. je vindt je sleutels niet
- Soms zien we dingen die er niet zijn Bv. 2 verschillende kleuren zien terwijl ze
hetzelfde zijn
Van prikkel tot perceptie
= verschillende stappen vanaf oppikken van prikkels tot de interne representatie Bv. je
pikt stimulatie op adhv je gespecialiseerde zintuigcellen in je oog lichtgolven zijn fysische energie die we oppikken
8