Begrippenlijst Familiesociologie
Introductie
Familie = variërend en niet strikt te definiëren begrip: omvang van familie,
normatieve verwachtingen en belang variëren over plaats en tijd
(Westers); inclusie, exclusie en weglating
Intergenerationele Verantwoordelijkheid van (volwassen, werkende) generatie om te
solidariteit zorgen voor de rustende (ouders)
Het huwelijk Norm: een instituut dat heteronormatief is en waarin kinderen
geboren moeten worden
Heteronormativiteit Het idee, de overtuiging of aanname dat heteroseksualiteit de
(= heteronormaliteit standaard en/of de natuurlijke toestand van de mens is Twee
= heterocentrisme) complementaire en tegenover elkaar staande geslachten (of
genders) met eigen sociale rollen
Voortplantingsnormativiteit Het idee dat er 2 geslachten zijn met verschillende normen en dat ze
zich moeten voortplanten
Polygamie Bindend aspect: trouwen in niet-monogame (2 of meer) constellatie
Situatie België Minder huwelijken, meer cohabitatie, meer geboortes buiten
huwelijk; meer scheidingen, hertrouw en nieuw samengestelde
gezinnen; meer éénoudergezinnen; kleinere gezinnen (minder
kinderen)
Beanpole family Gezin waarbij evenveel kinderen als ouderen zijn (koppel met 1 à 2
kinderen) structuur vh gezin verandert (< demografische
transitie: verticale structuur ipv piramide)
Familiebeleid Type sociaal beleid dat gefocust is op het ondersteunen en
versterken van de functie(s) die gezinnen en families hebben:
reproductie, zorg, emotionele steun, intergenerationele solidariteit
Intergenerationele Mobiliteit over generaties, tussen generaties vergelijking tussen
mobiliteit de sociale mobiliteit van ouders en kinderen
Historisch perspectief op familieverandering in Europa
Grand Narratives Klassieke sociologische theorie die grote verschuivingen probeert
te verklaren; periode voor en na industrialisatie; alles wat in de
maatschappij gebeurt probeert men in 1 groot verhaal te
omvatten, m! leidt tot vereenvoudiging van verleden tot
homogene periode; focus op Europese context
Parsons: structureel- Maatschappij = lichaam en onderdelen/systemen hbb functies:
functioneel model familie, religie, overheid, opleiding en economie
- Functionele fit Familievorm evolueert mee met veranderingen maatschappij (met
industrialisatie)
- Pre-industrialisatie Uitgebreide familie (multifunctioneel)
- Industrialisatie Nucleaire familie (gespecialiseerd)
Functies uitgebreide familie overgenomen dr andere instituties (=
structurele differentiatie): familieleden hbb elkaar nt meer nodig
< sociale evolutie (familie ≠ economische productie-eenheid)
o Primaire socialisatie = socialisatie tijdens de kinderjaren: persoonlijkheid vh kind wordt
gevormd internaliseert kernwaarden en -normen maatschappij
consensus en sociale orde in de maatschappij bewaard
o Stabilisatie v volwassen Gezin zorgt voor stabiliteit en emotionele zekerheid + is veilige
,persoonlijkheden haven tegen dagdagelijkse stress
Pre-industrie: status obv familie waartoe je behoort
(toegeschreven)
Postindustrie: sociaaleconomische status kan bereikt worden
buiten de familie (verworven)
- Genderspecifieke Leden van gezin krijgen specifieke rol (rolallocatie) > goede
rolverdeling v arbeid functionering van gezin
Expressief >< instrumenteel (complementair)
o Expressief Vrouw: zorg, affectie, veiligheid, emotionele steun rol die
huishoudelijke arbeid en emotionele ondersteuning op zich neemt
o Instrumenteel Man: kostwinner (stresserend dus vrouw moet ondersteunen)
Goode Opkomst nucleair gezin was functionele aanpassing aan maatsch
- Toename geografische < industrialisatie: arbeiders (en gezin) verhuizen nr nieuwe
mobiliteit werkplek nucleair gezin makkelijker te verplaatsen
- Toename sociale mobiliteit Ontstaan nieuwe arbeidscategorieën; verschuiven van sociale
klassen (van lagere nr hogere sociale klasse of omgekeerd)
- Overgang status Pre-industrie: status obv familie waartoe je behoort
(toegeschreven)
Postindustrie: familie minder controle, job gebaseerd op opleiding
(eigen verworven status)
- Toename specialisatie en Meer buitenshuis (arbeid, gezondheidszorg, opleiding,
differentiatie ontspanning, religie,…): huishoudens ≠ eenheid van productie
Conjugal family = nucleaire familie (getrouwd koppel met kinderen) ><
consanguine (bloedverwant, uitgebreide familie)
- Nucleair huishouden Ouder-kind gezinnen: wonen minder frequent bij uitgebreide
familie; gezinnen worden kleiner (aantal kinderen daalt) en
geraken geïsoleerd (als rustplek); ontstaan privacy (architectuur)
- Bilaterale erfenis Pre-industrie: erfenis die wordt gegeven aan zowel de zoon (=
patrilineair) als aan de dochter (= matrilineair)
(Post)industrie: rijkdom uit eigen arbeid, familiebezit gelijk
verdeeld, vrouwen behouden vaker eigen familienaam
- Vrije partnerkeuze Opkomst individualisme en democratie (ouders minder invloed en
controle) en romantische liefde
- Afname eco transfers Verdwijnen van bruid- en bruidegomsschat
- Egalitaire interacties (= gelijkheid nastrevend) relaties tussen partners en ouder-kind
Familie Personen die onder hetz dak wonen en onder de autoriteit v 1
persoon + personen die verbonden zn dr/e familieband en/of
arbeidsband
focus op huishouden (ipv familie)
Landbouwcontext Organisatie agrarische productie binnen huishouden (afh van doel
opbrengst & systeem familiebanden)
Types huishoudens Nucleair: ouders met kinderen
Extended: nucleair + één of meerdere familieleden
Multiple/joint: meerdere getrouwde koppels onder één dak
Verscheidenheid binnen Eur M! wel gelijke verdeling v clichébeeld vd uitgebreide familie
! “Nucleair huishouden is gevolg van Industriële revolutie” = mythe
De Hajnal lijn = fictieve lijn die W-Europees huwelijkspatroon onderscheidt vd
huwelijkspatronen in O-Europa, Z-Europa en NW-Europa
- W-Europees Hwl op latere leeftijd, klein leeftijdsverschil, meer vrouwen
huwelijkspatroon ongehuwd, neolokaal huishouden na hwl, klein aantal kinderen
- O, Z, NW-Europees Hwl op jonge leeftijd, norm = uitgebreide huishoudens, hoog
, huwelijkspatroon aantal kinderen + hoge mortaliteit
Hogere/middenklasse Versterking bestaande familiebanden (geld/bezittingen in familie
houden) + toename endogene huwelijken + familie als blijvend
instituut
=> Bourgeoisie familie: scheiding werk- en familieleven, sociale
distinctie, afzondering van publieke ruimte > sociale
regels/etiquette
Arbeidersklasse Vanaf 19e eeuw grotere omvang vd HH; kinderarbeid, tijdelijk
inwonende familieleden, andere residenten in HH vr extra
inkomsten; re-integratie v productie in HH (thuisarbeid vrouwen);
woonden in kleine, overbevolkte huizen
= Half-open familiestructuur
1e transitie (1950-1970) = Gouden jaren van mannelijk kostwinnersmodel
Lage hwl-leeftijd; hoge, midden en arbeidersklasse; bewust minder
kinderen (anticonceptie); hoge emotionele eisen vr hwl; gezin =
consumptie- en verzorgingseenheid; duidelijke taakverdeling
- Verklaringen Toename in welvaart, loon = trouwen, SZ (minimuminkomen),
wens nr ‘warm nest’ en privacy
2e transitie (na 1970) Opkomst nieuwe complexe familievormen
Geïndividualiseerd hwl, dominante positie verdwijnt, twee-
verdienersmodel, hogere hwl-leeftijd, toename echtscheidingen,
daling vruchtbaarheid, opkomst samenwoonst-model
Kenmerken huidig huwelijk Uitstelgedrag (hogere hwl-leeftijd + langere voorhuwelijkse fase)
Afnemende huwelijksstabiliteit (steeds meer mensen uit elkaar)
Grotere differentiatie in leefvormen (meer keuze)
Relativering belang hwl (individualisering)
Aard hwl-binding: van onverbrekelijk nr voorwaardelijk
Symbolisch: van blijk van conformiteit naar prestige
Afdwingbaar vertrouwen
M! blijft belangrijk ideaal
Familiebeleid binnen Europa
Familiebeleid Type sociaal beleid dat gefocust is op het ondersteunen en
versterken van de functie(s) die gezinnen en families hebben:
reproductie, zorg, emotionele steun, intergenerationele solidariteit
Sensu stricto beleid Rechtstreeks effect op functies van gezinnen (ouderschaps- en
zorgverloven & vergoedingen, kinderbijslag & -opvang, …)
Sensu lato beleid Indirect effect op functies van gezinnen (deeltijds werk, flex werk,
publieke tewerkstelling, …)
Veranderende context Familiebeleid hangt samen met veranderende families en risico’s,
en met dominante normen rond moeder- en vaderschap
Voor WO II Beperkte actieve inmenging vd staat, beperkte financiële
ondersteuning vr grote/arme gezinnen, m! uitzondering
(moederschapsbijslag + belastingvoordelen vr kinderen)
- Statutaire moederschaps- Welbevinden en loyaliteit van werknemers verhogen, macht
bijslag vakbonden beperken, vrouwen aanmoedigen om kinderen te
krijgen, gezondheid moeder en kind verbeteren
Eerste uitbreiding (WOII-’70) Gouden jaren (welvaart), mannelijk kostwinnersmodel,
familiebeleid ifv cash en belastingvoordelen doel: vrouwen
weghouden v arbeidsmarkt + vruchtbaarheid verhogen +