Bestuursprocesrecht
Week 1
Kennisclips:
Het bestuursprocesrecht werkt anders dan het civiele procesrecht. Het bestuursprocesrecht gaat
ervan uit dat overheidsinstanties rechtmatig te werk gaan en de wet uitvoeren. De bestuursrechter
controleert het gemaakte besluit en doet dat ex tunc, naar het verleden. Een andere
eigenaardigheid is dat er bij bestuursprocesrecht meer dan twee partijen kunnen zijn.
Het eerste besluit wordt een besluit in primo genoemd, ook wel Bip. Wanneer een beslissing op
bezwaar wordt gemaakt spreek je van Bob. Als je het niet eens bent met de Bob, dan kun je in
beroep bij de rechtbank, het beroep in eerste aanleg. Dat beroep wordt dan gevolgd door een
uitspraak van de rechter. De bestuursrechter voorziet vaak niet zelf in de zaak, het bestuursorgaan
moet dan zelf weer met een nieuw besluit komen.
Indien het besluit op bezwaar wordt vernietigd, dan verdwijnt het besluit in primo eigenlijk niet
in het geval van een driepartijenproces.
Op het uitgangspunt, dat je na het primaire besluit in bezwaar gaat, bestaan uitzonderingen: de
UOV, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Soms is er geen bezwaar, maar is de
voorprocedure zo uitgebreid in de primaire fase dat het nadelig is om daar ook nog in bezwaar
tegen te gaan. Als je dan zo’n UOV hebt gevolgd, dan is dat het primaire besluit en meteen het
besluit waartegen je gaat procederen waardoor je niet meer in bezwaar hoeft te gaan.
De oudste taak van de bestuursrechter is om het besluit te toetsen aan het hele objectieve recht.
Dat is eigenlijk niet te doen en dus wordt de individuele rechtsbescherming als een nieuwere
functie van de bestuursrechter gezien. Daarbij kijkt de rechter wel breder dan de partijen hebben
aangevoerd, maar lang niet neer zo breed als bij handhaving van het objectieve recht. De laatste
trend, en dus de nieuwste, is de finale geschilbeslechting. De rechter kijkt dan of hij niet zelf in
het geschil kan beslechten, dus zelf het besluit kan maken.
Art. 6:7 Awb bepaald dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift is 6
weken. Het dilemma aan de zes weken is het streven naar gerechtigheid en de behoefte aan
rechtszekerheid. Na die zes weken krijgt het besluit formele rechtskracht en is dan onaantastbaar.
Een appellabel besluit is besluit dat vatbaar is voor bezwaar. Enkel als het evident onrechtmatig
is kan zo’n besluit met formele rechtskracht nog worden aangepast. Bij een ketenbesluitvorming
bouwen besluiten op elkaar voort. Dus dan vorder je schadevergoeding omdat je schade hebt
geleden door het besluit met formele rechtskracht.
Ambtshalve toetsing houdt in dat de rechter vanuit zichzelf kijkt naar een besluit, zonder dat de
partijen daar iets over stellen, 6:7 Awb. De rechter kijkt nu niet langer meer naar de voorafgaande
fase, waardoor de rechter niet meer kan zeggen dat de burger te laat was met zijn bezwaar bij het
bestuursorgaan en dus niet-ontvankelijk is. De rechter kijkt nog wel naar het proces van het
beroep in eerste aanleg. Van belang is om te weten dat er een wetsvoorstel aanhangig is om de
tijd van het indienen van een bezwaarschrift te verlengen.
1
,Voor het nationaal bestuursrecht is het EU-recht vooral van invloed door haar richtlijnen. De lex
silencio positivo maakt dat een vergunning wordt geacht te zijn verleend bij het uitblijven van
een antwoord door het bevoegde bestuursorgaan binnen de gestelde beslistermijn. In het EU-recht
wordt ervan uitgegaan dat het nationale recht ten dienste staat van de implementatie van het EU-
recht. Het nationale bestuursrecht kent toch het beginsel van nationale procedurele autonomie.
Het EU-recht bemoeit zich in algemene zin niet met hoe het gaat in het nationale recht. Er zijn
echter wel randvoorwaarden gesteld:
⁃ Effectieve rechtsbescherming, art. 47 HV VN, jo. 6 en 13 EVRM.
⁃ Rewe-beginselen:
⁃ Gelijkwaardigheid: nationale recht mag niet botsen met nationale verordening.
⁃ Doeltreffendheid (effectiviteit): nationaal recht mag de uitoefening van EU-recht niet
uiterst moeilijk of vrije; onmogelijk maken.
De hoogste rechter heeft tevens ook een prejudiciële verwijzingsplicht. Tenzij het al duidelijk is
wat het HvJ van het onderwerp vindt. Enkel het HvJ mag EU-recht ongeldig verklaren. De lagere
nationale rechter is verwijzingsbevoegd en dus niet verplicht.
Jurisprudentie:
⁃ ECLI:NL:RBLIM:2022:2220:
Gaat over de verschoonbare termijnoverschrijding van art. 6:11 Awb. De rechtbank
maakt een ommekeer tegen de geldende lijn van de ABRvS. Dit arrest laat dus gronden zien
waardoor over de termijnoverschrijding heen gestapt kan worden. De wetgever heeft de
uitzondering van art. 6:11 Awb niet ruim bedoeld en legt alle verantwoordelijkheid bij de burger.
In een rapport van de WRR wordt onder meer geconcludeerd dat ‘normale’ mensen als
gevolg van keuzedruk, stress, verdriet, of ouderdom niet altijd even alert en goed georganiseerd
zijn. Omdat kleine fouten grote gevolgen kunnen hebben inzake het bestuursprocesrecht moet
de overheid zich anders opstellen tegen over de burger. Ook het maatschappelijk verkeer is van
mening dat de rol van de overheid responsief moet zijn en niet wantrouwend.
Gronden voor verschoonbaarheid zijn of betrokkene beroepsmatige bijstand beschikt en
of diegene ervaring heeft met procedures bij de bestuursrechter. Ook van belang is of belangen
van derden betrokken zijn en in hoeverre de termijn is verstreken.
Verdiepingscollege:
Een beroep of bezwaarschrift kun je indienen binnen een bepaald termijn. Wanneer de burger
een termijn overschrijdt dan is het in beginsel zo dat de interpretatie van de rechter omtrent art.
6:11 Awb heel erg streng is. Dit zijn regels van de openbare orde, waaraan de rechter
ambtshalve toetst. Tegenwoordig wordt het wel steeds soepeler. Als je zo’n termijn overschrijdt
dan kan er sprake zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding. Dan ben je wel te laat,
maar valt het je niet te verwijten omdat het je niet redelijkerwijs te verwijten valt. Dat is een erg
open norm, maar deze wordt toch heel streng toegepast. Daar is echt niet zomaar sprake van. De
jurisprudentie is heel streng, omwille van de rechtszekerheid. Ander moet het bestuursorgaan in
onzekerheid leven of, ook al is het termijn niet gehaald, het beroep op bezwaar toch nog wordt
toegewezen. Daar bestaat veel kritiek op, omdat zo geen belangenafweging mogelijk is. Wanneer
de termijn verstreken is krijgt het besluit formele rechtskracht, wat betekent dat de
rechtmatigheid vaststaat. Als evident is dat het besluit onrechtmatig was dan is dat een geldige
reden om de formele rechtskracht te doorbreken. Ook dat is een heel streng criterium.
2
, Bekendmaking van persoonsgerichte beschikkingen geschiedt volgens 3:41 Awb door toezending
en niet door publicatie in het gemeenteblad. De toezending kan een week eerder zijn dan de
publicatie waardoor je de termijn door foutieve interpretatie kan overschrijden. De grootte van
belangen zijn irrelevant, want een belangenafweging wordt door de strenge interpretatie in
beginsel niet gemaakt. Het bestuur heeft geen beleidsruimte, 6:11 geeft enkel beleidsruimte.
Vroeger toetste de rechter ambtshalve of er voldaan was aan de termijn, ook al vindt het
bestuursorgaan het niet erg of heeft het niet in de gaten dat de belanghebbende niet op tijd was.
Er wordt dan niet meer ambtshalve gekeken naar de termijnoverschrijding en het
bestuursorgaan mag zich dan ook niet meer daarop beroepen. Tenzij er sprake is van een derde-
belanghebbende. Besluiten genoemd in art. 8:4 Awb kunnen geen formele rechtskracht krijgen.
Opdrachten:
1. Beslissing in primo, art. 8:1 Awb. (Verlening van vergunning)
2. Besluit op bezwaar, art. 7:1 Awb jo. 1:2 jo. 8:1 Awb, belanghebbende.
3. Beroep in eerste aanleg, art. 8:6 Awb. APV Amsterdam staat niet tussen de
uitzonderingsbepalingen van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. Dus moet Wendy
naar de rechtbank, absolute competentie. Het college van B&W is een bestuursorgaan van de
gemeente volgens art. 160 Gemw. Het betreft hier de gemeente Amsterdam dus heeft rechtbank
Amsterdam de relatieve competentie, 8:7 lid 1 Awb.
4. Hoger beroep, art. 8:104 lid 1 onder a Awb. Het hoger beroep moet worden ingesteld bij
de ABRvS, want APV Amsterdam staat niet in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
2. Het besluit op bezwaar is het bestreden besluit.
3. Ja, want het primaire besluit dat na de ongegrondverklaring nog geldt, verdwijnt niet. Art.
6:16 Awb.
4. Opnieuw een besluit nemen.
5. Ja, dat is finale (definitieve) geschilbeslechting. Art. 8:72 lid 3 sub b Awb, 8:41a Awb.
Een rechter zal niet kunnen beslechten indien het bestuursorgaan beleidsruimtesruimte heeft,
want de rechter bevat de kennis niet om die afweging te maken tenzij er sprake is van een heel
uitzonderlijke omstandigheid.
2.
1. Toelichting: de oudste taak is om een besluit te toetsen aan het objectieve recht. Art. 6:11
is door de wetgever niet bedoelt om ruim opgevat te worden zoals bleek uit de jurisprudentie. In
deze zaak ging de rechtbank omwille van de rechtvaardigheid toch mee in een andere
interpretatie van de dwingendrechtelijke bepaling betreffende termijnverstrijking. Hierdoor laait
het debat over de rechtsvormende taak van de rechter weer op. De rechtbank stelde dat er wel
beoordelingsruimte ligt in art. 6:11 Awb.
2. Voor- en nadelen: Het voordeel is dat deze rechtszaak mogelijkheid biedt voor de
menselijke maat in andere zaken. Daardoor wordt de rechtsbescherming van de burger beter
gediend. Het nadeel is dat dit tot rechtsonzekerheid leidt. Als niet zeker is of het
verstrijkingstermijn wel of niet verstreken is leidt dat tot onzekerheid, en net zoals waar de
ABRvS in de kindertoeslagaffaire bang voor was, kan dit zorgen voor een toename in
rechtszaken. Het rapport ‘weten is nog geen doen’ is hetzelfde rapport dat is gebruikt in de
toeslagenaffaire. De wetgever staat achter het rapport en dus stelt de rechtbank dat er wel een
ruime toepassing van 6:11 Awb mogelijk is.
3. Afweging: de menselijke maat is mijns inziens altijd belangrijker dan rechtszekerheid. Een
toenemend aantal rechtszaken mag niet werend werken tegenover onschuldige burgers. Dat is
onrechtvaardig en zou dus tegen onze samenleving in gaan.
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur geoffreyalbertus. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.