PRODUCTSTRATEGIE
HOOFDSTUK 1: WAT IS EEN PRODUCT?
INLEIDING
Producten = Een combinatie van tastbare en niet tastbare eigenschappen waarmee een artikel of dienst
voorziet in de wensen en behoeften van de klant
Soorten producten
- Vb. balpen, gsm, voedsel, …
Tastbare, materiële objecten
Diensten - Niet tastbaar
- Vb. reis, verzekering, …
- Vb. K3, kuisteam, …
Personen
- Vb. pretpark, festival, …
Plaatsen
- Vb. jeugdbeweging, greenpeace, …
Organisaties
- Vb. bobcampagnes, stoppen met roken
Ideeën
BUNDLE OF BENEFITS
Afhankelijk van hoe belangrijk consumenten de (fysieke) productattributen en de (niet-tastbare) service vinden,
beoordelen ze de alternatieven op de markt als ‘anders’
Niet tastbare zaken: merkbeleving, service, verzekering, …
PRODUCTNIVEAUS
Productniveaus toegepast op aankoop van auto:
- Kernproduct: gemotoriseerde verplaatsing
- Tastbaar product: model, kleur, merk, interieur,
opties, benzine/ diesel, …
- Uitgebreid product: garantie, dienst na/ voor
verkoop, betaling op lening, …
Belangrijkste voor koper is het uitgebreid product
(waar gaat de koper het grootst verschil kunnen uithalen)
IMPLICATIES VOOR DE MARKETING
Managers overschatten belang van technische kenmerken marketingbijziendheid
meer focussen op voordelen
HOOFDSTUK 2: PRODUCTINDELINGEN
INDELING OP BASIS VAN DUURZAAMHEID
Duurzaam = gebruiksgoederen
- Langere periode/ keer op keer gebruiken/ jaren meegaan
- Gebruiksgoederen
,Niet- duurzaam = verbruiksgoederen
- Korte levensduur
- Vb. appel, zeep, fluostift, …
Diensten
- Niet- tastbaar, onderhoud, reparatie, …
INDELING OP BASIS VAN AFNEMER
INDUSTRIËLE PRODUCTEN
= Zakelijke producten
- Gekocht voor verdere verwerking of voor gebruik
CONSUMENTENPRODUCTEN
= Consumptiegoederen gekocht door finale afnemers voor persoonlijk gebruik of verbruik
Indeling volgens Copeland
Ingedeeld op basis van koopinspanningen van consument hoe meer daar rechts, hoe groter de inspanning
- Prijs
- Moeite: afstand – wachttijd – bedenktijd
- Merkvoorkeur
Dagdagelijkse gebruiksartikelen
Convenience goods
Routinematig, vaak kopen
Impulsproducten
Vb. Producten aan kassa, action producten
Noodproducten
Op bepaald moment beschikbaar, net wanneer je het nodig hebt
Vb. mondmaskers, regenjassen, paraplu, zonnecrème, …
Shopping products Homogeen
Op het eerste zicht lijken ze allemaal op elkaar
Je laat je leiden door de prijs, gemiddelde - laagste prijs meestal genomen
Vb. eerste keer wasmachine kopen, je kent er niet veel van
Heterogeen
Uitgesproken merkvoorkeuren, je weet wat je wilt en je ziet verschillen in
de producten die op de markt zijn
Specialty goods Kan je moeilijk van afwijken, het zit in je hoofd dat je dat specifieke product wilt
Prul kan een specialty good zijn voor iemand, moet niet duur zijn
Unieke eigenschappen of speciale merkidentiteit
, Niet vanbuiten kennen
Unsought goods Bekende
Je weet dat het bestaat maar gaat er niet naar op zoek
Vb. prijs woonkrediet, brandverzekering, begraafplaats, …
Nieuwe
Je weet niet dat het bestaat dus gaat er niet naar op zoek
Vb. knopje om product automatisch te bestellen
ORGANISATIES, PLAATSEN, PERSONEN EN MAATSCHAPPELIJKE IDEEËN
Organisatiemarketing = activiteiten die ontplooid worden om houding van doelgroep tov organisatie te
onderhouden/ verbeteren
PR + andere promotie – instrumenten
Product kan persoon zijn
HOOFDSTUK 3: ASSORTIMENTSBELEID
WAT IS EEN ASSORTIMENT
= het totaal van productgroepen, producten, productvarianten en merken dat een bedrijf aanbiedt
Vb. BIC: balpennen, aanstekers, tipp- ex, scheermessen, …
PRODUCTGROEP
= productlijn = reeks producten en producttypen in het assortiment die met elkaar verbonden zijn omdat ze
ongeveer hetzelfde functioneren, aan dezelfde klantgroepen worden verkocht, dezelfde soorten
verkooppunten, in dezelfde productcategorie vallen en/of in dezelfde behoeften voorzien.