Hoorcollege 1, Prenatale ontwikkeling en fysieke ontwikkeling in de babytijd.
Begrippen:
Ontwikkelingspsychologie
Vier thematische gebieden van ontwikkelingspsychologie
Experimenteel onderzoek
Longitudinaal onderzoek
Continue VS discontinue verandering
Zygote
Monozygote tweeling; de cellencluster in de eicel splitst zich binnen de eerste 2 werken
van bevruchting. Dit resulteert in 2 identieke zygoten, die we Monozygote noemen. (Eeneiige
tweeling)
Dizygote tweeling; 2 verschillende zaadcellen bevruchten tegelijkertijd een afzonderlijke
eicel. (Twee-eiige tweeling)
Erfelijkheid; de overdracht van genetische eigenschappen van de ouder naar het kind
Nature-nuture; nature verwijst naar genetische eigenschappen en aanleg, nuture verwijst
naar opvoeding en omgevingsfactoren.
Gen-omgevingsinteractie-effecten
Actief
Passief
Evocatief
Diathese
Stress model
Differential suspectibility hypothese
Madelief- of paardenbloemkinderen & orchidee-kinderen
Stadia van prenatale ontwikkeling
Germinaal
Embryonaal
Foetaal
Teratogene effecten
Apgar-score; een standaard systeem meting waarbij de gezondheid van een pasgeboren
baby wordt bepaald aan de hand van verschillende factoren.
Vroeggeboorte; de geboorte van een premature baby.
Postpartum-/postnatale depressie; een somber, prikkelbaar, angstig en neerslachtig
gevoel dat bij de moeder ontstaat na de geboorte van de baby.
Premature baby’s; baby’s die bij minder dan 38 weken zwangerschap worden geboren.
Baby’s met een laag geboortegewicht; baby’s die bij de geboorde minder dan 2500 gram
wegen.
Groei vertraagde baby’s; baby’s die 90% of minder van het gemiddelde gewicht van
kinderen van dezelfde leeftijd hebben
Baby’s met een zeer laag geboortegewicht; baby’s die minder dan 1250 gram wegen
en/of minder dan 30 weken in de baarmoeder hebben doorgebracht.
Levensvatbare leeftijd; het moment waarom een te vroeg geboren baby kan overleven.
Zuigelingensterfte; als het kind in zijn/haar eerste levensjaar sterft.
Wat is ontwikkelingspsychologie?
De wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit van conceptie tot
ouderdom.
Conceptie, we spreken van conceptie vanaf het moment van bevruchting.
Nut van ontwikkelingspsychologie wat is de relevantie voor pedagogen
1. Signaleren
Als pedagoog moet je kunnen signaleren. Kunnen zien wat er aan de hand is met
een kind. (Individueel of in groepen)
2. Analyseren
, Verder denken dan signaleren. De waarom vraag kunnen stellen. VB: “waarom is dit
kind van 4 jaar oud nog steeds niet zindelijk?”. Dat zijn de oorzaken hiervoor
3. Begeleiden
Door goed te signaleren en analyseren kan je goed begeleiden. Individueel met het
kind of opvoeders ondersteunen.
4 vlakken van ontwikkelingspsychologie
1. Fysiek
Kijkt naar de invloed van de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en
de behoefte aan eten, drinken slaap op ons gedrag. VB: “wat is een gezond
geboortegewicht?”
2. Cognitief
Kijkt naar intellectuele vermogens, waaronder leren, geheugen, het oplossen van
problemen en intelligentie. VB: “welke invloed heeft schermtijd op het
concentratievermogen van kinderen en jongeren?”
3. Sociaal-emotioneel
Kijkt naar de ontwikkeling en de verandering van sociale relaties en interacties met
anderen. VB: “op welke leeftijd horen kinderen vrienden te maken?”
4. Persoonlijkheid
Kijkt naar de duurzame eigenschappen die de ene persoon van de andere person
onderscheidt. VB: “waarom is mijn kind zo snel geprikkeld?”
Prenatale ontwikkeling
Pre betekent voor, nataal is van het Griekse woord natalis en betekent voor de geboorde.
Prenatale ontwikkeling is dus alle ontwikkeling voor de geboorte, alle ontwikkeling die plaats
vindt in de baarmoeder.
3 stadia van de prenatale periode TENTAMEN
In de prenatale periode wordt er onderscheid gemaakt tussen 3 stadia.
1. Germinaal (bevruchting tot 2 weken)
De bevruchting en de methodische (volgens een bepaald stappenplan) celdeling
vindt plaats, het is het begin van de functiedeling. Dit klopje cellen heet een zygote.
2. Embryonaal (2 tot 8 weken)
Zygote is nu een embryo. Het embryo ontwikkelt zich tot drie lagen; ecto-, endo- en
mesoderm.
3. Foetaal (8 weken tot geboorte)
Embryo is nu een foetus. Er ontstaan belangrijke organen, de foetus groeit snel.
Teratogene effecten
Teras is het Griekse wordt monster en gen betekend produceren. Dingen die problemen
kunnen veroorzaken bij de ontwikkeling van ongeboren baby’s.
Gedrag van ongevingsrisico’s
Roken, alcohol. Drugs
Slechte voeding
Blootstelling van giftige stoffen
Blootstelling van grote hoogten
Inadequate prenatale zorg
Stress
Leeftijd: ideale leeftijd voor zwangerschap is 30
Etniciteit: indirect, statistisch kijken. Mensen met een niet westerse afkomst vinden
moeilijker hun weg naar de zorg in Nederland door bijvoorbeeld een taalbarrière.
Lage sociaaleconomische status: indirect
Alleen staand
Lage opleiding
,Onderzoeksmethoden
Experimenteel onderzoek TENTAMEN
Door middel van experimenten kan je effecten meten.
Voor- en nameting
Experimentele en controlegroep; groep die wel mee doet en een groep die niet
meedoet.
Randomisatie; willekeurige groep
Longitudinaal onderzoek, o.a.: TENTAMEN
Long=Langdurig. Onderzoek over vele jaren. Pedagogen maken veel gebruik van
longitudinaal onderzoek. VB: leerlingvolgsysteem.
Cohortonderzoek; je volgt een bepaalde groep (een cohort) voor een langdurige tijd.
Adoptieonderzoek
Tweelingenonderzoek
Continue verandering TENTAMEN
Verandering die gelijkmatig is, de concrete ontwikkelingsstappen zijn niet goed zichtbaar.
Geleidelijk. VB: Lengte, gewicht
Discontinue verandering TENTAMEN
Verandering waarbij je de concrete ontwikkelingsstappen ziet. Niet geleidelijk. VB: besef
opdoen, eerste ervaring van vrienden maken.
Erfelijkheid en omgeving
Gen-omgevingseffecten
Genetische aanleg en omgeving kunnen een kind op drie manieren beïnvloeden.
1. Actief
Kinderen selecteren of creëren een omgeving die past bij kun genotype. VB: een druk
kind zal zichzelf omringen met drukke kinderen, een sociaal intelligent kind zal
zichzelf omringen met sociaal intelligenten kinderen.
2. Evocatief
Ouders en anderen creëren een omgeving in reactie op het genotype van het kind.
VB: kind kan goed dansen, ouders doen het kind op dansles.
3. Passief
Ouders dragen zowel genen als omgeving over aan hun kinderen. VB: kinderen die
uit een sportieve familie komen groeien op in een sportieve omgeving. Kind heeft de
aanleg en groeit op in een sportieve omgeving.
Diathetiss stress model (DSM)
Aandoeningen ontstaan vanuit een aanleg (diathese) in combinatie met stressvolle
omstandigheden. Bijvoorbeeld: faalangst. Het kind is qua aanleg als gevoelig voor stress
prikkels en op school is er veel druk om toetsen te halen.
Hoe mensen op stress reageren: onderscheid tussen mensen met een hoge stress tolerantie
en een lage stress tolerantie. Dit verklaart waarom mensen het in sommige situaties
moeilijker hebben dan andere. Iedereen reageert hier anders op en kan hier minder of beter
tegen. Mensen reageren op dezelfde manier op gunstige omstandigheden. Dezelfde mensen
die gevoelig zijn voor stress zijn ook gevoelig voor gunstige omstandigheden.
Mensen met artistieke instelling zijn extra gevoelig voor stress en gunstige omstandigheden.
Differential susceptibility hypothese (DHS)
Sommige mensen zijn meer beïnvloedbaar door hun omgeving.
Individuen met verhoogde gevoeligheid voor omgevingsinvloeden zijn extra gevoelig voor
zowel negatieve als positieve kenmerken van de omgeving – o.a. opvoeders, media,
vrienden en andere stressoren.
, Op het moment van succes dan zijn de kinderen die gevoelig zijn voor stress heel gevoelig
voor het feit dat het goed gaat.
Madelief/paardenbloem kinderen
De stabiele kinderen (stippellijn) of het nou goed of slecht gaat ze blijven stabiel.
Orchidee kinderen
De kinderen die gevoelig zijn voor de omgeving (doorgetrokken lijn). Deze kinderen
presteren slecht als der veel stress wordt ervaren maar veel beter als er geen stress
wordt ervaren.
Hoorcollege 2, Fysieke ontwikkeling
Begrippen
Cefalocaudale
Proximodistaal
Principe van hiërarchische integratie
Onafhankelijkheid van systemen
Dynamische systeemtheorie
Gevoelige periode; een afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin mensen
extra gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden en sterk onafhankelijk zijn voor het leren
van specifieke vaardigheden.
Plasticiteit; de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur
veranderbaar is.
Scaffolding; ondersteuning bij leren en probleemoplossing die net boven het huidige niveau van
het kind ligt en geleidelijk wordt afgebouwd, zodat dit de zelfstandigheid en groei bevorderd.
Zone van naaste ontwikkeling; het niveau waarop een kind een taak bijna, maar nog niet
helemaal zelfstandig kan begrijpen of uitvoeren.
Perceptuele schematisering; het vermogen om tegelijkertijd het geheel de afzonderlijke delen
te onderscheiden.
Affordances;
Reflexen;
Interactionele benadering;
Bayley scales of infant development;
Mijlpalen in de fijne motoriek
Mijlpalen motorische ontwikkelingen
Multimodale benadering van perceptie; benadering waarbij bekeken wordt hoe informatie die
verschillende individuele zintuigen opvangen, wordt geïntegreerd en gecoördineerd
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur noabronkhorst46. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.