LEEROMGEVINGEN VOOR VOLWASSENEN
Introductie
Wat is volwassenenonderwijs en ‘leeromgevingen voor volwassenen’?
Voor mezelf: volwassenonderwijs is onderwijs dat wordt ingericht voor volwassenen, om levenslang leren te stimuleren
met het oog op het behalen van een diploma (formeel)
Deze definitie is echter voor iedereen anders! Er zijn diverse criteria waar je kan naar kijken:
- Leeftijd (+18?). Iedereen heeft voltijdse leerplicht tot 15/16 jaar, daarna heb je deeltijdse leerplicht tot 18 jaar.
(Het hangt af van je opleiding).
- Soort traject
- Formeel, informeel, nonformeel
- Doel? Diploma, levenslang leren stimuleren, professionalisering, bijscholen op arbeidsmarkt, interesse, plezier,
integratie (vb. NT2), etc.
Volgens Onderwijs Vlaanderen is volwassenenonderwijs:
- Basiseducatie in CBO
- Secundair volwassenenonderwijs in CVO
- Hoger beroepsonderwijs (NIET MEER nu hoort dit bij hogescholen)
- Specifieke lerarenopleiding (NIET MEER nu hoort dit bij Universiteiten)
- Andere zaken zoals Syntra, VDAB, Open Universiteit, Hogeronderwijs
Extra:
- Je kan niet zomaar op je 15de stoppen en zeggen ik haal mijn secundair diploma in CVO. Nee dan moet je tot je
18 naar school gaan voor je secundair diploma
- Als je je diploma secundair niet hebt behaald kan je wel tweedekansonderwijs gaan in CVO.
1
,Boeren & Nicaise (2009). Wie neemt deel en waarom?
Inleiding
Levenslang leren is een belangrijk thema. De Europese top in Lissabon heeft in 2000 beslist dat tegen 2010 Europa de
meest competitieve en kennisgebaseerde economie ter wereld moet zijn. Levenslang leren is hier één van de hefbomen.
De doelstelling 12,5% deelnemers aan levenslang leren werd vastgelegd.
Formele volwasseneneducatie kan hierbij helpen en er zijn 4 types voorzieningen:
- Centra voor Volwassenenonderwijs
- Deeltijds Kunstonderwijs
- Hogescholen
- Universiteiten
- Centra voor Basiseducatie
- Begeleid Individueel Studeren
We gaan ook kijken naar profielen van deelnemers. Want bepaalde sociale groepen zijn telkens ondervertegenwoordigd.
Ook motivatie is een belangrijk concept omdat dit een effect heeft op het participatiegedrag en het al dan niet succesvol
doorlopen van een opleiding.
Formele volwasseneneducatie: een begripsafbakening
Levenslang leren is een vage term en kan leiden tot verschillende interpretaties:
- Alle leeractiviteiten die gedurende het ganse leven worden ondernomen
- Volwasseneneducatie waarbij gedoeld wordt op extra leeractiviteiten die ondernomen worden na het
beëindigen van de initiële leerloopbaan tijdens de jeugd
In dit artikel gaan ze uit van het laatste!
Leeractiviteiten
Er zijn 3 vormen van leren:
1) Formeel leren
Vindt plaats in geïnstitutionaliseerde contexten (scholen, opleidingsinstellingen), na het succesvol beëindigen
ontvangt de volwassene een certificaat of diploma + mogelijkheid tot inschrijven cursus van een volgend
niveau
Vb. tweedekansonderwijs waar volwassenen diploma van het secundair kan behalen
2) Nonformeel leren
Vindt plaats in geïnstitutionaliseerde context maar reikt geen erkende diploma’s uit. Attest van deelname is
mogelijk maar dit heeft geen civiele waarde
Vb. lezingenreeksen, workshops, Vorming Plus (vroegere volkshogescholen)
3) Informeel leren
Vindt spontaan plaats in het alledaags leven. Dit is incidenteel en niet-intentioneel, maar het kan ook
intentioneel zijn. LET OP! Vermeersch zegt: niet doelbewust, dan is het geen leeractiviteit.
Vb. lezen van de krant, bekijken van televisieprogramma’s, informatieve conversaties
Dit allen is levenslang leren!
2
,Andere auteurs zien het anders:
Let op de setting! Volgens Boeren & Nicaise kan je ook informeel
leren op een formele setting vb. in de pauze op de UGent.
Op vlak van deelname scoort Vlaanderen matig (cijfers uit 2007):
- Europees gemiddelde: 9,7%
- Vlaanderen: 7,9%
- Scandinavische landen: 20-30%
- Zuiderse landen (Portugal, Griekenland): 5%
MAAR ook tussen de verschillende lagen uit de bevolking zijn er participatieverschillen door het Mattheüseffect: wie
reeds een diploma hoger onderwijs heeft, neemt 2 à 3 maal meer deel aan een educatieve activiteit. Ook ouderen en
inactieven scoren zwak.
Er zijn geen verschillen in geslacht.
Aanbieders van formele volwasseneneducatie
- Een beroepsopleiding met cursussen die specifiek gericht zijn op de arbeidsmarkt vb. VDAB
Deze vinden plaats in geïnstitutionaliseerde context, maar reiken geen diploma’s uit. Dit wordt vaak ook tot
nonformele educatie gerekend.
- Onderwijsgroep zorgt wel voor getuigschrift of diploma
Binnen de onderwijsgroep zijn er 4 verschillende educatieve aanbieders:
- Centra voor Volwassenenonderwijs
- Deeltijds Kunstonderwijs
- Hogescholen
- Universiteiten
(Centra voor Basiseducatie en Begeleid Individueel Studeren horen hier ook bij, maar worden in het artikel niet
uitgebreid besproken).
CVO
- Secundair onderwijs: talen & tweedekansonderwijs
300 000 deelnemers (2007) in 2016: 340 000 dus in stijgende lijn
- Hoger beroepsonderwijs (NIET MEER!!!!) leidt niet tot bachelor of master maar wel tot graduaat. Dit bereidt
voor op arbeidsmarkt. De focus ligt dus op de intrede van de arbeidsmarkt. Eventueel verkorte
bachelortrajecten zijn wel mogelijk.
26 000 deelnemers (2007)
3
,Dit omvat een brede waaier van cursussen, maar vooral talen en tweedekansonderwijs is een groot onderdeel.
Lineair (~examens op het einde) VS modulaire organisatie nu enkel modulair met na elke afronding een
deelcertificaat
Totaal Lineair Modulair Man Vrouw
Secundair 300 000 30 000 271 000 121 000 180 000
Hoger 26 000 4000 22 000 11 000 15 000
- 107 CVO’s, 13 CBE’s, 6000 mensen, drie vierden daarvan binnen secundair onderwijs
- Meer dan 340 000 cursisten, meer dan 50 miljoen lesurencursist
- Stijgende lijn in cursisten
- 45 verschillende studiegebieden, 662 verschillende opleidingen
- 4482 unieke modules binnen vwo, rijkdom van diversiteit
- 11 miljard naar onderwijs, ongeveer 390 miljoen naar volwassenenonderwijs
DKO
Richt zich op jongeren (meerderheid is dit ook) en volwassenen (18+) en stimuleert de persoonlijke ontplooiing door
middel van kunstzinnige vorming.
Er zijn 4 grote studierichtingen:
- Beeldende kunst
- Muziek
- Woord
- Dans
In totaal 170 000 deelnemers, meer jongeren dan volwassenen (130 000 VS 40 000)
Hogescholen & Universiteiten
Dit vormt samen het tertiair onderwijs en ze reiken erkende bachelor- en masterdiploma’s uit. De vakgebieden zijn heel
divers.
- Hogescholen: professioneel gericht en vroeger ook academisch gericht (Niveau 6 VKS)
- Universiteiten: academisch gericht (Bachelor: niveau 6 VKS, Master: niveau 7 VKS, doctoraat: niveau 8 VKS)
Europese mobiliteit! (Bologna)
In totaal zijn er 170 000 deelnemers aan het hoger onderwijs en meer vrouwen dan mannen (76 000 VS 92 000). Maar
de inschatting is moeilijk omdat geen afdeling zich specifiek toespitst op extra onderwijs aan volwassenen, dus moeilijke
inschatting cijfers.
Herintrede van volwassenen
Er werd een onderzoek gedaan naar de herintrede van volwassenen in het hoger onderwijs (UA 2005-2006). Er zijn 29
opleidingen die hierop focussen en voornamelijk onderwijs, sociaalagogisch werk en gezondheidszorg hebben de meeste
deelnemers. De meeste volgen dit aan de Open Universiteit Nederland (40%), Vlaamse universiteit (16%) en Vlaamse
hogeschool (44%)
- 29 opleidingen met focus op doelgroep volwassen herintreders
- 5196 volwassenen in die basisopleiding
- 40% Open Universiteit Nederland
- 16% Vlaamse Universiteit
- 44% Vlaamse hogeschool
4
,CBE
De centra voor basiseducatie richten zich op volwassenen die over onvoldoende kennis en basisvaardigheden beschikken
om op een normale wijze mee te draaien in de maatschappij. Dit is modulair, zeer intensief en er moet geen inschrijfgeld
betaald worden. In 2007 waren er 33 000 deelnemers.
- Nederlands Tweede Taal (populairste)
- Nederlands moedertaal
- Rekenen
- Informatie- en communicatietechnologie
BIS
Begeleid Individueel Studeren is zoals het afstandsonderwijs.
- Dit was dienst afstandsonderwijs van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
- 2007: afbouw aangekondigd, rol afstandsonderwijs naar CVO’s
- 2007: 14 000 ingeschreven
- Populairste studiegebieden: Talen (44%), Informatica (15%), Techniek (10%)
- Daarna enkel nog voor cursisten die zich willen voorbereiden op examens van de Examencommissie van de
Vlaams Gemeenschap + gedetineerden (deze zijn nu ook bij CVO ondertussen).
En verder
- Vlaams agentschap voor ondernemersopleiding (SYNTRA)
- Vlaamse dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding (VDAB)
- Landbouwvorming
Status questionis
Wie neemt deel? Profiel van cursisten
De participatie aan levenslang leren is ongelijk gespreid over de bevolking. Hogeropgeleiden, werkenden en jongeren zijn
oververtegenwoordigd ten opzichte van de algemene populatie. Deze ongelijkheden hebben te maken met het sociaal en
cultureel kapitaal. De kans om dit te verhogen wordt volgens Bourdieu bepaald door iemand habitus (heersende normen,
waarden, etc. waar iemand opgroeit). Kinderen die opgroeien in lagere sociale klassen zijn weinig vertrouwd met de
sociale, culturele en economische gebruiken van de hogere klassen waardoor het voor hen moeilijker is om door te
stoten tot de bovenlaag van de samenleving. Levenskansen worden dus bepaald van bij de geboorte, door het aanwezige
kapitaal bij de ouders en andere gezinsleden.
Enkele profielen:
1) Socio-demografisch profiel
Vrouwen zijn oververtegenwoordigd. Vrouwen participeren omwille van vrijetijdsgerelateerde redenen. Mannen
omwille van jobgerelateerde redenen. Jongeren zijn in de meerderheid en nemen deel om hun kansen op de
arbeidsmarkt te verhogen.
2) Socio-economisch profiel
Rational Choice Theory + Human Capital Theory
Men neemt deel om bepaalde voordelen te bekomen, maar met als voorwaarde dat de investeringen niet te
zwaar zijn.
Groepen die minder participeren door:
- Hogere kosten (voor vb. kinderopvang)
5
, - Minder baat bij investering (vb. ouderen want ze leven minder lang)
- Meer risico’s (v. niet-tewerkgestelden weten niet of ze daardoor werk gaan hebben)
- Onvoldoende draagkracht (vb. laaggeschoolden, laag inkomen)
Het hebben van een job en reeds behaald opleidingsniveau is dus zeer dominant aanwezig!
Ook werkgevers hebben hier een rol kosten-baten-calculus
- Werkende krijgen vaker financiële steun en benodigde tijd. Hierdoor zijn de kosten lager en opbrengsten
worden gegarandeerd/ Nieuwe opgedane kennis en vaardigheden kunnen namelijk direct benut worden op de
werkvloer
- Hogeropgeleiden hebben leren studeren en zijn vertrouwd met educatieve context. Hun trainbaarheid is dus
hoger. Op deze manier zijn de opbrengsten van werkgevers beter gewaarborgd.
Mensen met hoge nood aan opleiding zoals werklozen, laaggeschoolden, vallen hierdoor uit de boot.
3) Socio-cultureel profiel
- Kernpubliek (7,4%)
- Belangstellende participant die regelmatig deelneemt (40,7%)
- Incidentiele participant (35,4%)
- Non-participant (16,5%)
Jongeren, burgers met een hoog opleidingsniveau, mensen zonder functiebeperkingen en met een hoger
inkomen nemen het vaakst deel
Verder blijkt dat 53,9% van de bevolking actief lid is van een vereniging en dat 47,4% hoog scoort op actief
politiek burgerschap
Mannen, hogeropgeleiden en Vlamingen in de hoogste inkomensklasse zijn het actiefst.
Waarom neemt men deel? Motivatie-studies
‘Mensen zijn gemotiveerd als zij bereid zijn zich te engageren in een taak of activiteit en inzet te leveren om de taak of
activiteit af te ronden’
Intrinsieke motivatie Extrinsieke motivatie
Ze wellen echt zelf en zien het als een persoonlijke Men neemt deel om aan de druk van buitenaf te voldoen
verrijking vb. beloning/straf
Autonome motivatie Gecontroleerde motivatie
Willen Moeten
Positieve effecten op het leergedrag van cursisten: Negatieve effecten:
- Meer doorzettingsvermogen - Drop-out
- Cursus vaker positief afronden - Ongekwalificeerde uitstromers
- Meer inzichten in leerstof
- Grotere nieuwsgierigheid
Zelfdeterminatietheorie
Verder is er nog een opdeling tussen werkgerelateerde motieven en persoonlijke niet-werkgerelateerde motieven. Maar
deze lopen vaak in elkaar over.
6
,Profielstudie van Vlaamse cursisten
Onderzoeksvragen en –hypothesen
1) Welke socio-demografische, socio-economische en socio-culturele kenmerken typeren de populatie van
Vlaamse volwassenen die deelnemen aan een cursus binnen CVO, DKO, hogescholen en universiteiten?
Jongeren, hoger opgeleiden, werkenden en volwassenen actief op sociaal en cultureel vlak zijn
oververtegenwoordigd in de profielstatistieken levenslang leren
2) Welke motieven tot deelname kunnen we onderscheiden?
Mensen die het echt willen (autonome motivatie) & door externe druk moeten (gecontroleerde motivatie)
3) Welke profielkenmerken kunnen we in verband brengen met de onderscheiden vormen van motivatie?
Groepen met minder gunstige of duurzame perspectieven op de arbeidsmarkt zijn meer gecontroleerd
gemotiveerd.
Data
De gegevens werden gebruikt van LLL2010 met 1000 volwassenen herintreders uit het formele volwasseneneducatie uit
13 landen. Alle onderwijsniveaus en educatieve aanbieders werden vertegenwoordigd.
Verder worden er 4 rubrieken bevraagd:
- Leertraject (vb. opleidingen)
- Participatie aan de currsus (o.a. motieven)
- Traditioneel socio-demografische kenmerken (vb. geslacht, leeftijd, moedertaal, etc.)
- Beroepssituatie en tijdsbesteding, netto maandelijks inkomen (~socio-economische en socio-culturele
kenmerken)
Methode
Eerst worden profiele beschreven aan de hand van socio-demografische, socio-economische en socio-culturele
variabelen. Daarna wordt motivatie (autonoom en gecontroleerd) toegevoegd als afhankelijke variabelen (aan de hand
van een Likert-schaal).
Hieruit blijkt dat volgende elementen het sterkste scoren:
Ik neem aan deze opleiding deel
- Om meer te leren over een onderwerp dat mij interesseert
- Om kennis en vaardigheden op te doen die mij van pas kunnen komen in het dagdagelijkse leven
Autonome motivatie
Volgende elementen scoren het zwakst:
- Omdat mijn werkgever mij verplichtte me in te schrijven voor deze opleiding
- Omdat ik ertoe verplicht werd, bijvoorbeeld om in aanmerking te komen voor uitkeringen, om niet te worden
ontslagen
Gecontroleerde motivatie
!!! Onder de participanten zijn de verschillen in beide types motieven even groot
7
,Resultaten en bespreking
Profielen
1) Socio-demografische profielen
- Vrouwen zijn bij alle vormen formele volwasseneneducatie in de meerderheid
- 25 tot 40 jarigen zijn het best vertegenwoordigd in alle vormen, behalve in DKO, daar zijn het de ouderen
- Relatief hoog aandeel niet-Belgen in DKO en universiteiten, maar dit zijn Nederlanders
2) Socio-economische profielen
- Er zijn meer inactieven dan werklozen die participeren. Deze inactieven focussen zich op de niet-
arbeidsmarktgerichte cursussen.
- De inactieven in DKO zijn voornamelijk gepensioneerden
- De inactieven aan hogescholen & universiteiten zijn voornamelijk voltijdse dagstudenten
- Werkenden is het grootst
- Het inkomen van universiteitsstudenten in het hoogst
- Het inkomen van de hogeschoolstudenten in het laagst hier het meeste werklozen en inactieven
- Er wordt het meest deelgenomen door hooggeschoolden, behalve bij CVO.
In Vlaanderen heerst er een Mattheüseffect: wie reeds een diploma hoger onderwijs behaald heeft neemt 2 à 3
keer meer deel aan een educatieve activiteit
3) Socio-culturele profielen
- In DKO is er de hoogste cultuurparticipatie
- 67 % van formeel volwasseneneducatie is sociaal actief
Let op! Aan hogescholen en universiteiten is 50% van de ingeschreven een starter. Dit komt omdat er daar kortlopende
modules zijn, net zoals bij CVO. Bij DKO draait 75% veel langer mee. Maar dit is logisch want bijvoorbeeld het leren van
een muziekinstrument duurt ettelijke jaren
Motieven
Werkgericht VS persoonlijk
In alle vormen onderwijs heeft het persoonlijk motief de duidelijke overhand. Dit komt doordat CVO’s een breed
doelpubliek aantrekken met hun ruim aanbod. Ook hebben de meeste participanten aan universiteiten of hogescholen
reeds een diploma, waardoor er minder druk is om een extra diploma te behalen. De helft is dus hoog opgeleid.
Gecontroleerde motivatie
- Effecten voor geslacht en geboortejaar zijn significant
- Vrouwen zijn minder gecontroleerd gemotiveerd
- Mannen zijn bijgevolg meer ingeschreven in job-gerelateerde opleidingen en participeren vanuit een druk op
hun plaats op de arbeidsmarkt te behouden of te verbeteren
- Jongeren zijn meer gecontroleerd gemotiveerd om een plek te hebben op de arbeidsmarkt
- Ouderen hebben minder druk op te presteren
- Werklozen zijn sterk gecontroleerd gemotiveerd om een plaats op de arbeidsmarkt te hebben
- Hoger opgeleiden zijn vertrouwd met het studeren, dus er is minder druk en minder gecontroleerde motivatie
- Regelmatige cultuurbezoekers zijn minder gecontroleerd gemotiveerd
- Sociaal actieven zijn wel meer gecontroleerd gemotiveerd
- Starters zijn minder gecontroleerd gemotiveerd dan cursisten die al lang een cursus volgen. Degene die langer
participeren voelen meer druk op de cursus succesvol af te ronden.
- Cursisten in DKO zijn minder gecontroleerd gemotiveerd (want er zijn veel minder kansen op arbeidsmarkt)
8
,Autonome motivatie
- Effecten voor geslacht en geboortejaar zijn significant
- Vrouwen zijn meer autonoom gecontroleerd
- Vrouwen participeren om sociale relaties te onderhouden & als zinvolle vrijetijdsbesteding
- Jonge deelnemers zijn minder autonoom gemotiveerd
- Oudere deelnemers zijn meer autonoom gemotiveerd en zien het als persoonlijke verrijking
- Er is minder autonome motivatie bij hogere inkomensklasse: zij zijn meer bezig met inhoud dan met sociale
contacten
- R²=0.074
Conclusie
- De Vlaamse volwassen cursist uit de LLL2010-survey is voornamelijk vrouwelijk, hoger opgeleid en hebben een
modaal betalende baan
- Niet-Belgen zijn ondervertegenwoordigd
- De deelnemer is naast educatief ook cultureel maar vooral sociaal actief
- Kansengroepen zoals langdurig werklozen, laaggeschoolden en allochtonen zijn relatief weinig aanwezig
- Werklozen hebben meer gecontroleerde motivatie
! Het is belangrijk om aanbod af te stemmen op de vraag en op de noden. Zo kunnen de drempels verlaagd worden.
Door bijvoorbeeld modulaire structuur, vrijstellingen, beperken studiekosten, etc.
9
, Vermandere, Schoryens & Pellerieaux (2017). Het volwassenenonderwijs
Het volwassenonderwijs is op verschillende vlakken uniek in ons onderwijssysteem.
- Ze bevindt zich in een concurrentiële positie binnen de bredere volwasseneneducatie (VDAB, Syntra,
vormingspluscentra, beroepssectoren, etc.)
- Enorme heterogeniteit in de doelgroep volwassenen met verschillende opleidingsniveaus, achtergrond,
doelen
- Grote mate van flexibiliteit door de modulaire opleidingsstructuur
Het volwassenenonderwijs heeft een heel breed profiel en een brede maatschappelijke missie
De structuur van het volwassenenonderwijs
Let op! CVO en CBE hebben een aparte ontstaansgeschiedenis, verschillende doelgroep, andere organisatiestructuur, etc.
Het volwassenenonderwijs heeft types opleidingen:
1) De basiseducatie in CBE
2) Secundair volwassenenonderwijs in CVO
3) Het hoger beroepsonderwijs in CVO (NIET MEER!!!!)
4) Specifieke lerarenopleiding in CVO (VANAF SEPTEMBER 2019 NIET MEER!!!!)
5) Hoger onderwijs
6) Leerplichtonderwijs: opleidingen secundair-na-secundair, etc.
7) Deeltijds Kunstonderwijs
De basiseducatie
1970: Er is een duidelijk verband tussen onderwijsniveau en werkzaamheidsgraad bij volwassenen
Belang hogere scholingsgraad, zowel voor de samenleving als voor het individu! alfabetiseringswerk
1980: Globaler concept van basisvorming
1990: Centra voor basiseducatie (CBE)
De CBE richten zich specifiek op laaggeschoolde en traaglerende volwassenen en hebben als opdracht het werken aan
geletterdheid door het aanleren en verbeteren van basiscompetenties die elementair zijn voor het functioneren in en het
participeren aan de samenleving.
Onderwijsaanbod:
- Nederlands
- Nederlands tweede taal
- Nederlands tweede taal alfa
- Wiskunde
- ICT
- Maatschappijoriëntatie
- Opstap talen
Op Vlaams niveau zijn de CBE’s gefedereerd. De Federatie CBE ondersteunt de centra.
Het secundair volwassenenonderwijs CVO
Het technisch en beroepsgericht volwassenenonderwijs ontstond in de jaren vijftig en zestig. Dit wordt ook wel
onderwijs voor sociale promotie genoemd.
Verzuiling en economische ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat op het einde van 1990 het aanbod van het
volwassenenonderwijs ruim maar versnipperd was.
10