Leren met zorg
Samenvatting 2023 - 2024
Vakgroep EGO-OSV / Kunst en Creatie
Verkort Traject Secundair Onderwijs
Femke Callebert
Waarom dit vak?
- Relevante denkkaders, kijkvensters aanreiken.
- Sensitiviteit ontwikkelen voor behoeften van leerlingen.
- Diversiteit als uitgangspunt.
- Problemen van leerlingen zien als wisselwerkingsproblemen tussen leerling en
omgeving/onderwijsaanbod.
- Fictieve leerlingenbesprekingen.
- Je opstellen als lerende/onderzoeker.
- Handelingsverlegenheid wegnemen.
- Eigen ondersteuningsnoden (h)erkennen.
1
, 1. De emancipatorische onderwijsvisie
1.1 Maatschappelijke veranderingen
De verwachten van de maatschappij naar leerkrachten neemt steeds maar toe. Kennis bijbrengen bij
leerlingen is niet meer de enige taak van een leraar, maar ook het ondersteunen van de lerende in het
leerproces. Er zijn verschillende oorzaken van deze complexer wordende onderwijssetting zoals :
globalisering, kennistoename door multimedia, sociale media, polarisering (wij-zij denken), … Diversiteit is
de nieuwe norm. Je moet je als leerkracht-in-opleiding bewust worden van de diversiteit. Maatschappelijk
ontstaat er toenemende aandacht voor de pedagogische of opvoedkundige opdracht van de school. Niet
enkel ‘leren leren’, maar ook ‘leren leven’. Leerkrachten staan hier echter niet alleen voor, het is een
gedeelde verantwoordelijkheid.
Nog nooit is er zoveel gepubliceerd over opvoeden en begeleiden van jongeren als nu. Via allerlei kanalen
krijgen ouders, leraren en opvoeders toegang tot deze informatie. Dit zorgt voor een toenemende
opvoedingsonzekerheid. Pedagogiek is geen exacte wetenschap en er is geen eenduidigheid rond
opvoeding. Wie, wat, wanneer, hoe en waarom onderwezen of opgevoed moet worden noemt men de
pedagogische kwestie.
1.2 Emancipatorische onderwijsvisie
Emancipatorisch onderwijs heeft twee componenten :
- Een onderwijsinhoudelijke opdracht à Vakinhoudelijke kennis aanleren die hun zal helpen een
plaats te vinden in de maatschappij.
- Een pedagogische opdracht à Sociale vaardigheden en verantwoordelijkheid ontwikkelen zodat
ze op sociaal vlak kunnen functioneren in de maatschappij.
Het is dus een dubbele opdracht voor het onderwijs. Dat zien we ook binnen het functiegebied ‘de leraar
als opvoeder’. De kwaliteit van leren wordt immers niet alleen bepaald door enkel de cognitieve, maar
ook de affectieve componenten (omgaan met gevoelens en hoe ze reageren op situaties). Denk aan
helpen met het maken van een positief leerklimaat, attitudevorming, fysiek welzijn, …
Elk onderwijsnet en elke school heeft een eigen pedagogisch project/opvoedingstraject. Deze bevatten de
fundamentele uitgangspunten en waarden die in het omgaan met leerlingen gehanteerd worden. Een
school is meer dan enkel een leeromgeving, het is ook een leefomgeving. Dit project bepaalt ook mee hoe
de leerlingenbegeleiding op school concreet wordt ingevuld.
1.3 Het gelijkonderwijskansenbeleid (GOK)
Het Decreet betreffende Gelijke Onderwijskansen (GOK, 2002) heeft als doel een geïntegreerd Vlaams
onderwijsveld dat alle jongeren optimale kansen biedt om te leren en zich te ontwikkelen. Om zo
uitsluiting, sociale scheiding en discriminatie tegen te gaan. Met specifieke aandacht naar kinderen die
zich in kansarmoede bevinden. Ze beslisten dat :
- Elk kind zich kan inschrijven in een school naar keuze.
- Er Lokale Overlegplatforms (LOP’s = gelijkekansenbeleid ter plaatse mee uitvoeren) kwamen en
een Commissie inzake Leerlingenrechten (waken over rechten van de leerlingen).
- Er een geïntegreerd ondersteuningsaanbod komt à Extra omkadering en werkingsmiddelen voor
scholen. Denk aan leerlingen met gelijkekansenindicatoren (schooltoelage, moeder geen diploma
sec. ond., thuistaal niet het NL, opname buiten eigen gezinsverband, trekkende bevolking).
2
, 1.3.1 KANSARMOEDE
Kind en Gezin definieert kansarmoede als “Een duurzame toestand waarbij mensen beknot worden in hun
kansen om voldoende deel te nemen aan maatschappelijk hooggewaardeerde goederen zoals huisvesting,
onderwijs en arbeid. Het gaat hierbij niet om een eenmalig feit, maar om een duurzame toestand die zich
voordoet op verschillende terreinen, zowel materiële als immateriële.”
In onze schoolcultuur, die voornamelijk middenklasse is, schuilen er verwachtingen en
vanzelfsprekendheden waar de school vaak zelf niet van bewust is. Denk aan helpen bij huistaken, een
computer hebben, open kunnen communiceren met leerkrachten, kunnen participeren in schoolse
activiteiten, … Leerinhouden voor deze jongeren zijn vaak onherkenbaar omdat het niet aansluit bij wat ze
ervaren, en zo er geen identificatiemogelijkheid is. Een gezin is kansarm wanneer het problemen heeft bij
drie van de volgende terreinen : Inkomen, opleiding, ontwikkeling van kinderen, arbeidssituatie,
huisvestiging of gezondheid.
We spreken hierbij (bij voorkeur) van maatschappelijke kwetsbaarheid. Bij
maatschappelijke kwetsbaarheid ligt de verklaring voor uitsluiting niet
louter bij het gezin of de jongere, maar in de interactie met maatschappelike
voorzieningen. Het is een multidimensionale problematiek. ‘Kansarm’
bestaat eigenlijk niet. We spreken over bestaansonzekerheid (tegenslag
zoals faillissement, ziekte, … die gezin in armoede brengt) of
generatiearmoede (armoede wordt overgeërfd, armoedekringloop).
Kansarmoede heeft een grote invloed op zelfwaardegevoel omdat ze het gevoel hebben geen volwaardig
lid te zijn van de maatschappij. Dit wordt omschreven in vijf kloven :
1. Structurele- en participatiekloof à Meest zichtbare en gekende. Zij blijven ontnomen van alle
basisrechten, zoals recht op : Onderwijs, huisvesting, gezondheid, maatschappelijke
dienstverlening, rechten en tewerkstelling.
2. Gevoelskloof à Gekwetste binnenkant met het gevoel dat de schuldig zijn voor hun eigen
situatie. Het is een basisverlangen van de mens om erbij te horen.
3. De kenniskloof à Armen hebben weinig kennis van de maatschappij en haar voorzieningen. Ze
weten niet dat ze informatie missen. Denk aan kinderbijslag, mutualiteit, studiebeurs, …
4. De vaardigheidskloof à Uit zich in praktische zaken (denk aan huishouden, geldbeheer, …), maar
ook op emotioneel en pedagogisch vlak (denk aan communicatie, relatie, opvoeding, …). Deze
vaardigheden worden vaak aangeleerd door ouders, maar dat voorbeeld ontbreekt vaak. Dit
aanleren op latere leeftijd is moeilijk door de pijn uit het verleden.
5. Krachtenkloof à Ze hebben een enorme motivatie en draagkracht. Er is ook een meer open en
directe communicatie.
Onderwijs kan dé hefboom zijn om (kans)armoede te bestrijden. Denk op microniveau : Taalgebruik,
geloof, begrip, reageren, leerlingen competent/autonoom laten voelen. Of op mesoniveau : (Materiële)
ondersteuning, kostenbesparend werken/spreiden, openstellen van pc-lokalen, informeren en betrekken
van ouders, discriminatiemechanismen kritisch in vraag stellen. Of op macroniveau : Studietoelage,
maximumfacturen, bredeschoolwerking. Vaak slagen scholen hier echter niet in door : Een ongelijke
startpositie (denk aan financiële positie ouders), de kostprijs, culturele kloof tussen thuis- en schoolcultuur
die slaagkansen beïnvloedt, etiket ‘dom’ (¼ kansarme kinderen wordt doorverwezen naam het
buitengewoon onderwijs. Ook 85% van alle leerlingen uit het beroepssecundair onderwijs komt uit een lager
sociaal-economisch milieu) en gebrek aan positieve bindingen, of zelfs negatief contact met leerkrachten.
3