Samenvatting
Fysiologie
1ste Ba Geneeskunde
Maarten Van Eysendeyk
0
,HOOFDSTUK 1 INLEIDING IN DE FYSIOLOGIE
1 Homeostase
• Homeostatische regulatie = zeer belangrijk
o Zonder homeostase te afhankelijk van omgeving
- Bv: koudbloedige
• Input signal → Integrating center → output signal → Response
o Integrating centre en output signal soms overgeslagen
o Integrating centre zijn meestal de hersenen
• Feedback mechanisme nodig om overcompensatie tegen te gaan
o Negatieve feedback
- Respons gaat de stimulus tegen waardoor de lus wordt
afgesloten
o Positieve feedback (GEEN homeostase)
- Respons versterkt de stimulus en versterkt hierbij de lus.
• Geen homostase, maar homeostase
o Men wil geen vaste waarden, maar wil wel binnen een regio blijven
HOOFDSTUK 2 MOLECULAIRE INTERACTIES
1 Biomoleculen
• Eiwitten opgebouwd uit aminozuren
o Oligopeptide: 2-9 aminozuren
o Polypeptide: 10-100 aminozuren
o Eiwitten: >100 aminozuren
- In primaire, secondaire, tertiaire, of quaternaire structuur
2 Proteïnen
• Ligand nodig voor proteïne actief wordt
o Als proteïne een enzyme is dan spreken we van een substraat
o Geen covalente binding anders te veel werk om te binden en
ontbinden
• Verschillende soorten bindingen
o Specificiteit
- Proteïne met 1 ligand = specifiek proteïne
o Affiniteit
- Hoge affiniteit: meer kans op binding
▪ Bv: hemoglobine grootste affiniteit voor CO = gevaarlijk
- Lagere dissociatieconstante = hogere bindingsaffiniteit
- Agonist: ligand die lijkt op oorspronkelijk ligand en heeft zelfde effect
▪ Bv: nicotine
- Antagonist: ligand die bindt op dezelfde plaats maar geen effect heeft
o Isovormen
- Sterk gerelateerde proteïne met gelijke functie
maar andere affiniteit
o Activatie
- Proteïne zonder liganden kunnen ook geactiveerd
worden door peptidestukjes te verwijderen
▪ Nogsteeds ligand nodig
- cofactor
o Modulatie
1
, - 2 werkingsmechanismen
▪ Wijziging bindingsmogelijkheid
▪ Wijziging van proteïne activiteit
• Modulatie
o Chemische modulatoren
- Chemische stoffen die binden aan proteïnen en bindingsmogelijkheden of activatie wijzigen
(reversibel of irreversibel)
- Antagonisten
▪ Inhibitoren
▪ Dalen van activiteit proteïne
- Competitieve inhibitoren
▪ Reversibele antagonisten
▪ Competitie met normale ligand voor bindingsplaats
▪ Bestaan ook irreversibele
- Allosterische modulatoren
▪ Antagonisten (allosterische inhibitie) of
activoren (allosterische activatie)
▪ Binden reversibel aan een proteïne op een
andere plaats dan de bindingsplaats en
wijzigen zo de vorm van de bindingsplaats
- Covalente modulateren
▪ Functionele groepen die covalent binden aan het proteïne en zo de eigenschappen van het
proteïne wijzigen
o Fysische modulatoren
- Zoals temperatuur en pH
2
, HOOFDSTUK 3 COMPARTIMENTATIE: CELLEN EN WEEFSELS
1 Functionele lichaamscomponenten
• Intracellulaire vloeistof
• extracellulaire vloeistof (interstitiële vloeistof) Afbeelding
o van extracellulaire vloeistof naar plasma moet je door andere cel (capillary wall)
2 Biologische membranen
• Fysische isolatie
• Uitwisseling met omgeving
• Communicatie
• Structuur
o Cytoskelet
o Cel-cel / cel-matrix interactie
• Veel fosfolipiden (fosfolipiden dubbellaag)
• Membranen zijn semi-doorlaatbaar
o Proteïne nodig om grote moleculen door te laten
o Meer proteïne, meer uitwisseling mogelijk, maar zwakker
membraan
- Transmembranaire proteïne
▪ Gaat verschillende keer door membraan
▪ Niet covalente bindingen
▪ Extracellulair: koolhydraten
▪ Intracellulair: fosfaatgroepen
- Perifere membraanproteïne
▪ Gehecht aan transmembranaire proteïnen of aan polaire
koppen van fosfolipiden
▪ enzymes
- Lipide-verankerde membraanproteïne
▪ Covalent gebonden aan vetzuurstaarten
- Membraankoolhydraten
▪ Vaak suikers
▪ Kunnen binden aan membraanproteïnen → glycproteïnen
▪ Kunnen binden aan membraanlipiden → glycolipiden
▪ Externe zijde → glycocalyx
3 Weefsels
• Meerdere cellen
• Extracellulaire matrix
o Extracellulair materiaal gesynthetiseerd en gesecreteerd door cellen
o Belangrijk in weefsels en celfysiologie
- Bv: adhesie – apoptose
• Adhesie
o Cel-adhesiemoleculen (CAMs) (membraanproteïnen
- Cadherins: voor cel-cel verbindingen
- Integrins: voor cel-matrix verbindingen
• Cell junctions
o Tight junction
- Geen transport mogelijk
- Dynamisch
3
Fysiologie
1ste Ba Geneeskunde
Maarten Van Eysendeyk
0
,HOOFDSTUK 1 INLEIDING IN DE FYSIOLOGIE
1 Homeostase
• Homeostatische regulatie = zeer belangrijk
o Zonder homeostase te afhankelijk van omgeving
- Bv: koudbloedige
• Input signal → Integrating center → output signal → Response
o Integrating centre en output signal soms overgeslagen
o Integrating centre zijn meestal de hersenen
• Feedback mechanisme nodig om overcompensatie tegen te gaan
o Negatieve feedback
- Respons gaat de stimulus tegen waardoor de lus wordt
afgesloten
o Positieve feedback (GEEN homeostase)
- Respons versterkt de stimulus en versterkt hierbij de lus.
• Geen homostase, maar homeostase
o Men wil geen vaste waarden, maar wil wel binnen een regio blijven
HOOFDSTUK 2 MOLECULAIRE INTERACTIES
1 Biomoleculen
• Eiwitten opgebouwd uit aminozuren
o Oligopeptide: 2-9 aminozuren
o Polypeptide: 10-100 aminozuren
o Eiwitten: >100 aminozuren
- In primaire, secondaire, tertiaire, of quaternaire structuur
2 Proteïnen
• Ligand nodig voor proteïne actief wordt
o Als proteïne een enzyme is dan spreken we van een substraat
o Geen covalente binding anders te veel werk om te binden en
ontbinden
• Verschillende soorten bindingen
o Specificiteit
- Proteïne met 1 ligand = specifiek proteïne
o Affiniteit
- Hoge affiniteit: meer kans op binding
▪ Bv: hemoglobine grootste affiniteit voor CO = gevaarlijk
- Lagere dissociatieconstante = hogere bindingsaffiniteit
- Agonist: ligand die lijkt op oorspronkelijk ligand en heeft zelfde effect
▪ Bv: nicotine
- Antagonist: ligand die bindt op dezelfde plaats maar geen effect heeft
o Isovormen
- Sterk gerelateerde proteïne met gelijke functie
maar andere affiniteit
o Activatie
- Proteïne zonder liganden kunnen ook geactiveerd
worden door peptidestukjes te verwijderen
▪ Nogsteeds ligand nodig
- cofactor
o Modulatie
1
, - 2 werkingsmechanismen
▪ Wijziging bindingsmogelijkheid
▪ Wijziging van proteïne activiteit
• Modulatie
o Chemische modulatoren
- Chemische stoffen die binden aan proteïnen en bindingsmogelijkheden of activatie wijzigen
(reversibel of irreversibel)
- Antagonisten
▪ Inhibitoren
▪ Dalen van activiteit proteïne
- Competitieve inhibitoren
▪ Reversibele antagonisten
▪ Competitie met normale ligand voor bindingsplaats
▪ Bestaan ook irreversibele
- Allosterische modulatoren
▪ Antagonisten (allosterische inhibitie) of
activoren (allosterische activatie)
▪ Binden reversibel aan een proteïne op een
andere plaats dan de bindingsplaats en
wijzigen zo de vorm van de bindingsplaats
- Covalente modulateren
▪ Functionele groepen die covalent binden aan het proteïne en zo de eigenschappen van het
proteïne wijzigen
o Fysische modulatoren
- Zoals temperatuur en pH
2
, HOOFDSTUK 3 COMPARTIMENTATIE: CELLEN EN WEEFSELS
1 Functionele lichaamscomponenten
• Intracellulaire vloeistof
• extracellulaire vloeistof (interstitiële vloeistof) Afbeelding
o van extracellulaire vloeistof naar plasma moet je door andere cel (capillary wall)
2 Biologische membranen
• Fysische isolatie
• Uitwisseling met omgeving
• Communicatie
• Structuur
o Cytoskelet
o Cel-cel / cel-matrix interactie
• Veel fosfolipiden (fosfolipiden dubbellaag)
• Membranen zijn semi-doorlaatbaar
o Proteïne nodig om grote moleculen door te laten
o Meer proteïne, meer uitwisseling mogelijk, maar zwakker
membraan
- Transmembranaire proteïne
▪ Gaat verschillende keer door membraan
▪ Niet covalente bindingen
▪ Extracellulair: koolhydraten
▪ Intracellulair: fosfaatgroepen
- Perifere membraanproteïne
▪ Gehecht aan transmembranaire proteïnen of aan polaire
koppen van fosfolipiden
▪ enzymes
- Lipide-verankerde membraanproteïne
▪ Covalent gebonden aan vetzuurstaarten
- Membraankoolhydraten
▪ Vaak suikers
▪ Kunnen binden aan membraanproteïnen → glycproteïnen
▪ Kunnen binden aan membraanlipiden → glycolipiden
▪ Externe zijde → glycocalyx
3 Weefsels
• Meerdere cellen
• Extracellulaire matrix
o Extracellulair materiaal gesynthetiseerd en gesecreteerd door cellen
o Belangrijk in weefsels en celfysiologie
- Bv: adhesie – apoptose
• Adhesie
o Cel-adhesiemoleculen (CAMs) (membraanproteïnen
- Cadherins: voor cel-cel verbindingen
- Integrins: voor cel-matrix verbindingen
• Cell junctions
o Tight junction
- Geen transport mogelijk
- Dynamisch
3