SOCIALE PSYCHOLOGIE Arne Roets
H7: Attitudes
1. Attitudes: basisbevindingen
0 Inleiding
Attitude = aangeleerde, algemene evaluatie van een object, die met een bepaalde intensiteit
uitgedrukt wordt
❖ Attitudes hebben betrekking op personen, objecten, ideeën…
❖ BV: een voorkeur of hekel hebben aan iets, houden van of haten, iets ‘cool’ vinden…
❖ BV: zelfwaardering = positieve attitude tegenover jezelf, vooroordeel = negatieve attitude
tegenover bepaalde sociale groep, aantrekking = positieve attitude tegenover ander persoon
❖ Positieve & negatieve dimensie zn onafhankelijk van elkaar
➢ ‘zuivere’ attitudes die ofwel positief zijn en geen enkele negatieve reactie uitlokken
of negatief zijn en geen enkele positieve reactie oproepen.
➢ ambivalent reageren: gemengde (positieve én negatieve) emoties
➢ apathie/onverschillig reageren: noch positieve, noch negatieve emoties
❖ Attitudes verschillen ook op vlak van sterkte
❖ ‘behoefte aan evaluatie’ = sommige individuen hebben over alles een sterke mening,
duidelijke voorkeuren en afkeer + vormen direct een mening over nieuwe zaken, anderen zijn
eerder neutraal en hebben niet de behoefte om snel meningen te vormen
4 reacties op attitudinale objecten
1.1 De drie componenten van attitudes
❖ Multicomponentenmodel van attitudes = model dat stelt dat attitudes bestaan uit
cognitieve, affectieve en gedragsmatige componenten
➢ cognitieve: bestaat uit cognities en opvattingen over het attitude-object
➢ affectieve: bestaat uit emotionele reacties
➢ gedragsmatige: verwijst nr de handelingen die we hebben gesteld (of zouden kunnen
stellen) ten opzichte vh attitude-object
Cognitieve component
,SOCIALE PSYCHOLOGIE Arne Roets
❖ afwegen van positieve/negatieve kenmerken vh attitude-object
❖ staat centraal ie klassieke theorie v attitudes: verwachtingwaardetheorie
➢ = theorie die stelt dat de attitude tegenover een object bepaald w dr de verwachting
dat een attitude-object bepaalde kenmerken vertoont, maar ook door hoe sterk die
kenmerken w gewaardeerd
➢ elk kenmerk krijgt bepaalde waarschijnlijkheid, die varieert tss 0 - 1 (kans die varieert
tss 0%-100%), maar ook een evaluatieve waarde (die varieert op een dimensie met
negatieve en positieve waarden, met 0 als neutraal punt)
➢ attitude is dus gebaseerd op de nuchtere beoordeling vd feitelijkheden vh
attitude-object
Affectieve component
❖ Attitude-object roept affect op, waardoor we er positief of negatief tegenover ‘voelen’.
Gevolg van leerproces:
➢ Klassieke conditionering: neutrale stimulus die samen voorkomt met een aangename
stimulus roept op den duur zelf positieve emoties op
➢ Operante conditionering: affect ten aanzien van een stimulus w bepaald door
beloning en straf
■ sociale bril: sociale ondersteuning en afkeuring hebben ook impact op onze
attitudes (bv: eerst zijn ouders belangrijk, daarna vrienden en partner)
■ sociaal leren: we zien hoe anderen beloningen en straffen ontvangen, dit
gedrag kunnen we overnemen dr imitatie
❖ naast leerprocessen ook nog andere mechanismes met impact:
➢ loutere blootstelling
➢ sociale vergelijking
Gedragsmatige component
❖ Attitudes brengen gedrag met zich mee maar ontstaan ook door de observatie vh eigen
gedrag ten aanzien ve attitude-object
❖ feit dat gedrag de aanleiding kan vormen tot attitudes, is conform met de
zelfperceptietheorie
➢ = dr zelfobservatie vh eigen gedrag ten aanzien ve object de attitude tov dit object
afleiden. Proces vooral bij zwakke attitudes
❖ directe gedragseffecten op attitudes (Wells & Petty)
➢ deelnemers werden ertoe gebracht te knikken (alsof ze ‘ja’ zeiden) of het hoofd te
schudden (alsof ze ‘nee’ zeggen) terwijl ze via hoofdtelefoons nr de inhoud ve artikel
luisterden
■ personen die knikken gingen achteraf meer akkoord met argumenten vh
artikel
➢ OF deelnemers beken en beoordelen ze grafische symbolen of stimuli die op
woorden leken terwijl ze de armen plooien of strekken
■ stimuli die met gebogen armen werden beoordeeld werden later leuker
bevonden
■ doet denken aan feedbackhypothese
Relatieve belang van cognitie, affect en gedrag
, SOCIALE PSYCHOLOGIE Arne Roets
❖ drie componenten zijn sterk met elkaar verbonden, toch zijn ze uniek
➢ aangetoond dat sommige attitudes meer gebaseerd zijn op affect, anderen op
cognitie. BV voorkeur voor kledij = affect, keuze ve stofzuiger = cognitie
➢ gewicht v cognitie en affect is gerelateerd ad psyschische functies v attitudes
■ enerzijds gebaseerd op waarden & normen (abortus,...) = affect
➢ naast deze waarde-expressieve functie hebben ze ook een praktische utilitaire
functie
■ als je alle voor-en nadelen moet doornemen, verlies je veel tijd: gelukkig zijn
er attitudes die het je snel duidelijk maken
■ individuele verschillen: sommigen eerder geneigd nr affect, anderen cognitie
1.2 Attitudesterkte
❖ Over sterke attitudes is men zeker, men vindt ze belangrijk en komen snel in ons bewustzijn,
bijna zoals een ‘reflex’
➢ Genetische component
■ Sommige attitudes v eeneiige tweelingen vertonen meer gelijkenissen dan
van twee-eiige tweelingen. Omdat eeneiige tweelingen hetzelfde genetisch
materiaal hebben, terwijl dit bij twee-eiige tweelingen maar voor 50% zo is
■ kan indirect zijn omdat hij onrechtstreeks bepaald w dr aangeboren fysieke,
zintuiglijke en cognitieve vermogens, temperament en
persoonlijkheidstrekken
➢ Psychische kenmerken die de sterkte ve attitude positief beïnvloeden; we
onderscheiden 3 factoren die met passionele attitudes samengaan
(1) Eigenbelang: sterke attitudes hebben vaak betrekking op objecten waarvan
het individu denkt dat ze instrumenteel zijn voor het bereiken v bepaalde
uitkomsten (geld of materiële bezittingen) of macht en prestige
(2) Groepsbelang: attitudes die betrekking hebben op individuen of groepen
waarmee we ons verbonden voelen, w eveneens sterk onderschreven
(3) Mate waarin attitudes verbonden zijn met filosofische, politieke en
religieuze overtuigingen
➢ steunen meestal op veel informatie en zijn gestoeld op eigen ervaringen
1.3 Expliciete en impliciete attitudes
➔ onderzoek nr attitudes vooral gebaseerd op zelfrapportering; deelnemers geven hun
voorkeur voor een attitude-object aan. Deze peilen nr expliciete attitudes, of attitudes
waarvan we ons bewust zijn. Impliciete attitudes opperen automatisch en we zijn er ons
nauwelijks van bewust
Expliciete attitudes = attitudes die dr een persoon bewust gerapporteerd worden
❖ zelfrapportering = snel te bevragen, direct, eenvoudig en goedkoop
❖ antwoorden w beinvloedt dr verwoording vd vragen, context waarin ze gesteld w en diverse
andere, externe factoren
❖ Drm de voorkeur attitudes dr meerdere items te meten
➢ Likert schaal: niet akkoord 1 2 3 4 5 akkoord