INHOUDSOPGAVE CRIMINOLOGISCHE PSYCHOLOGIE (C03C6a/C9XA9A)
AJ 2023-2024
Prof. dr. Lore Mergaerts
DEEL I. EEN INLEIDING IN DE CRIMINOLOGISCHE PSYCHOLOGIE
1. Een schets van de criminologische psychologie
Psychologie = 1 vd mogelijke invalshoeken om crimineel gedrag te bestuderen & te verklaren
1.1. De ontwikkeling van de criminologische psychologie
Belangrijke grondleggers:
- William Stern: 1871 – 1938
- Hugo Münsterberg: 1863 – 1916
- Franz von Liszt: 1851 – 1919
- Huns Gross: 1847 – 1915
- Gustav Aschaffenburg: 1866 – 1944
- Hilde Kaufmann
- Erich Wilffen
Leuvense traditie
- Louis Braffort
- Etienne Degreeff
- René Dellaert
- Steven De Batselier
- Johan Goethals
1.2. Verschillende vormen van binnen de criminologie toegepaste psychologie
1
, 1.3. Wat is criminologische psychologie?
Criminologische psychologie ≠ haarscherp afgelijnde discipline. Raakvlakken en overlap met aanverwante
disciplines.
Ondanks geen eenduidigheid, wel enkele gemene delers
- Focus op plegers en verdachten van crimineel gedrag
- Verklaringen voor het plegen van crimineel gedrag
- Hoe met plegers en verdachten omgaan in strafrechtspleging
Voorbeeld vragen die we binnen criminologische psychologie trachten op te lossen
- Welke factoren dragen bij tot crimineel gedrag?
- Hoe kunnen we crimineel gedrag verminderen?
- Waarom zijn er verschillen tussen mensen/ periodes/ landen/ plaatsen/… op vlak van crimineel
gedrag?
1.4. Criminaliteit, afwijkend gedrag en de strafbaarstelling ervan als referentiekader voor de
criminologische psychologie
Referentiekader =
- Niet eenduidig
- Dynamisch en evolutief
- Mala in se vs mala prohibita
Mala in se = een misdaad die slecht is op zichzelf (moord)
Mala prohibita = een misdaad omdat de staat dit zo stelt (druggebruik)
- ≠ statisch, = een sociaal construct afhankelijk van plaats en tijd
Dit referentiekader = op verschillende manieren te benaderen
- Recht
- Moraal
- Sociaal
- Psychologisch
Deviant & antisociaal gedrag
Crimineel gedrag = intentionele handelingen die schade berokkenen en veroordeeld worden door de
omgeving en/of gestraft worden door de staat.
1.5. Verklaringsmodellen voor criminaliteit
Van eenzijdige verklaringsmodellen naar geïntegreerde verklaringsmodellen voor crimineel gedrag
- Complex samenspel van factoren
- Bio-psychosociaal verklaringsmodel voor criminaliteit
- Bv Balckburn, Andrews & Bonta, …
- Erkenning van interactie (en overlap) tussen nature & nurture
2
,2. Bio-psychosociale verklaringen voor het plegen van criminaliteit
2.1. Het complexe samenspel tussen biologische, psychologische en sociale factoren als verklaring
voor crimineel gedrag
Van eenzijdige verklaringsmodellen obv klassiek etiologisch onderzoek naar geïntegreerde
verklaringsmodellen voor crimineel gedrag. Zie 1.5.
Vroeger dacht men: 100% biologisch, of psychologisch of sociologisch
indien focus op 1 factor, mogelijkheid dingen te missen + te veel waarde aan deze factor hechten
Psychologische factoren = vooral nature, maar kunnen beïnvloeding krijgen door nurture
2.2. Biologische factoren
Zeer gemakkelijk indien er enkel biologische factoren zouden zijn voor de verklaring van criminaliteit
Oplossing screening en vroegtijdige behandeling
2.2.1. De aandacht voor biologische verklaringen: uitgangspunt
= zoektocht naar link tussen specifieke biologische kenmerken plegers
Ultieme doel = voorkomen, beperken, stoppen crimineel gedrag + inzicht in (vaak medische) interventies
Appel valt niet ver van de boom casus: Jeffrey Landrigan.
Kent vader niet, op jonge leeftijd in de steek gelaten door zijn moeder. Komt op jonge leeftijd door adoptie
in een goede omgeving. Ook op jonge leeftijd gedragsproblemen. Deze escaleren later en hij pleegt een
moord met de doodstraf tot gevolg. Blijkt achteraf dat biologische vader ook doodstraf heeft gekregen en
biologische grootvader ook in de criminaliteit zat.
2.2.2. Een lange, controversiële traditie met aandacht voor biologische verklaringen
Niet onomstreden
Causaliteit ≠ correlatie: er zijn meerdere invloeden dus moeilijk te zeggen welke wat heeft veroorzaakt.
Correlatie: er is een relatie, maar geen idee welke
Causaliteit: de relatie is een directe oorzaak.
Neurobiologische factoren wel aanvaard als relevant perspectief, voor inzicht voor verklaring
Uiterlijke kenmerken: wie heeft een hoger risico op criminaliteit
Lombroso (1876):
- Plegers van criminaliteit: primitiever evolutiestadium
- Herkenbare primitieve uiterlijke kenmerken (gelijkend op Neanderthalers)
Bertillon (1879 – 1880)
- Geïnspireerd door Limbroso
- Antropometrie als onderdeel van antropologie: bestuderen kenmerken van menselijk lichaam
hoofd en lichaam meten + littekens
- Proberen onderscheiden van gewone mensen vs criminelen
- Na hun onderzoek: gegevens doorgeven aan de politie
3
,Goddard (1914)
- Familie Kallikak
- Delinquentie, erfelijkheid en (verstandelijke) beperkingen
- Link delinquentie – intelligentie (met bv erfelijkheid van IQ)
- Deze onderzoeken in puur zuiver erfelijkheidsperspectief
Kretschmer (1946)
- Lichaamstypen & psychiatrische problematiek vs criminaliteit
- 3 types:
Asthenieker: mager in combo met schizofrenie = mogelijkheid tot problematisch
Atlethisch: brede schouders/borst, gespierde benen/ buik kan problematisch zijn door
bouw, fysiek in staat gewelddadige misdrijven te plegen
Pycnici: middelmatige lichaamsbouw in combo met manische depressie of psychoses
= mogelijkheid tot problematisch
Sheldon (1949)
- Link tussen uiterlijk – temperament
- Andere lichaamstypologie obv jonge mensen
- 3 types
Endomorf: ronde mensen met korte ledematen
Mesomorf: atletisch gebouwd met brede borstkas
Ectomorf: mager, smal gezicht, scherpe neus
- Mesomorf met kenmerken endomorf = hogere kans op delinquentie
louter biologisch/ op uiterlijke kenmerken = zwakke methodologische basis, stigmatiserend en
achterhaald
Het kan zeker dat ze ‘toevallig’ samenvallen, maar wilt niet per se zeggen dat je een crimineel bent
2.2.3. Kritische kanttekeningen bij de aandacht voor biologische factoren
Determinisme & eenzijdigheid eenzijdig: indien enkel kijken naar uiterlijke en biologische kenmerken, kan
dit heel determinerend en eenzijdig zijn. Niet meer geloven in de veranderbaarheid van de mens.
Bv indien mannelijk geslacht hogere kans heeft op criminaliteit mannen opgeven en ze al isoleren
van de maatschappij.
Historisch misbruik: in verleden is Hitler hier een voorbeeld van. Hij kijk enkel naar biologisch factoren, het
Arische ras.
Ethische kwesties: indien iemand de bio factoren heeft die bij een crimineel horen, wat doen we er dan mee?
Is dit een wild card om deze persoon uit de maatschappij te isoleren?
Individuele toepasbaarheid & stigma: het is niet omdat dit over het algemeen vaker voorkomt, dat het ook
per se op elk individu van toepassing is. Het is goed dit in het algemeen te weten, maar het is geen zekerheid
om dit ook naar elk individu te vertalen.
2.2.4. Een dwarsdoorsnede van de biologische
factoren
2.2.4.1. Leeftijd
Er is een link met criminaliteit en leeftijd, de age crime
curve.
4
, 2.2.4.2. Geslacht
Verschil man vs vrouw: prefrontale cortex (regeling oa cognitieve en emotionele functies en dus ook
impulscontrole)
link storing prefrontale cortex – antisociaal gedrag deze storing meer mannen dan bij vrouwen
Er zijn ook genderspecifieke risicofactoren
- Man: fight or flight, lager level van MAOA (controle serotonine en dopamine in de hersenen)
- Vrouw: EEG hersen asymmetrie, R>L frontale activiteit
Criminaliteitsstatistieken:
- Politionele cijfers 1e trim ’23: 84,3% mannen, 19,3% vrouwen
Nooit 100%, bij 1 specifiek misdrijf kan zowel een man als een vrouw betrokken zijn)
- Toenemende aantal vrouwelijke daders. Mogelijke verklaringen:
Gendergelijkheid en emancipatie (vroeger vrouwen minder betrokken in sociaal leven)
Verlaagde tolerantie voor bepaalde feiten/ reikwijdte feiten. Bv verbale agressie
Meer aandacht voor vrouwelijke plegers
Criminaliteitsvormen
- Vrouwen: vermogensdelicten, drugssmokkel, brandstichting, neonaticide (doding eigen kind)
- Mannen: geweldsdelicten, seksuele delicten, familicide
2.2.4.3. Genen en erfelijkheid
Genen die risico op criminaliteit aanduiden.
Verwantschappen:
- Eeneiigen tweelingen: quasi-100% dezelfde genen. Ook al groeien ze op in andere contexten (bv
door adoptie), is er altijd iets meer overeenstemmend gedrag dan bij eender welke andere
verwantschap.
genen zijn dus niet volledig uit te sluiten indien er verschillende contexten zijn
- Broers- zussen, 2-eiigen tweelingen: deels dezelfde genen
- Geadopteerde kinderen: 0% dezelfde genen
Omgeving kan de genetische aanleg wel versterken/ beperken.
Intergenerationele criminaliteit
- Doorgeven van genen (= erfelijkheid)
- Bovenal, complexe interactie genen – omgeving. Genetische elasticiteit & epi-genetische effecten
(epigenetische verandering = verandering in de functie van het gen maar niet in de code)
Genetische mutaties: er is geen ‘crimineel gen’
- Wel MAOA-gen (sub-variant)
Heeft impact op verschillende neurotransmitters
MAOA gen heeft veel varianten, dit gaat over 1 soort variant.
Ernstig mishandelen jongens die drager zijn vaak antisociaal gedrag
Mogelijke link impulscontrole, aandacht en cognitieve functies
MAAR tegenstrijdige resultaten correlatie of causaliteit?
5
, 2.2.4.4. Neurofysiologie en- psychologie
Hersenen = zeer moeilijk te vatten, reeds lange onderzoekstraditie om impact van brein op antisociaal en
gewelddadig gedrag in kaart te brengen.
Gedrag, emotie & cognitie hangen samen met fysiologische veranderingen
- Link met gedrag en verandering in de hersenen
- Heel onduidelijk wat link geeft met crimineel gedrag
Complexe combinatie van processen in verschillende delen van de hersenen
- Relatie psychologische toestanden – fysiologische kenmerken
- Werking autonome zenuwstelsel: principieel reflexmatig en onbewust
Moeilijk om hier een invloed op te hebben
Zoektocht naar locatie van agressie in het brein
Executieve functies/ EF = cruciaal voor uitvoering van taken in het dagelijkse leven (plannen, doelgericht
gedrag, zelfregulatie, inhibitie/ zelfbeheersing)
- Link verlaagde EF met verhoogd risico op gewelddadig en agressief gedrag
Hersenletsel via
- Impact: hoofdwonde/ doorboring met een voorwerp of gesloten letsel met interne schade
- Prefrontale beschadigingen
- Hersenbeschadigingen door zwangerschaps- en geboortecomplicaties, maar steeds in combo met
negatieve psychosociale context
- Hersenontstekingen, tumoren en epilepsie
kan gedrag veranderen in de loop van de tijd, door bv wegvallen van remmingen
Ziekte van Huntington = erfelijke neurodegeneratieve aandoening (aftakeling hersenen)
- Combo hersen- en genetische problematiek
- Motorische, cognitieve en gedragsmatige afwijkingen (agressie, prikkelbaarheid, gebrekkig inzicht,
gebrekkige impulscontrole,…)
- Link met plegen criminaliteit door verminderde sturing hersenen en dus ook minder remming
2.2.4.5. Syndromen
Foetaal alcoholsyndroom: prenatale blootstelling aan alcohol. Gevolg = anomalieën (afwijking van organen)
en hersenbeschadigingen. risico op crimineel gedrag
Roken tijdens de zwangerschap: impact op de ontwikkeling van de hersenen risicofactor voor
gedragsstoornissen en agressie.
Klinefeltersyndroom = chromosale afwijking bij het geslachtschromosoom.
- Xxy of xyy vs xx of xy: prevalentie van 1/1000
- Xxy en correlatie met agressie en lager IQ
- MAAR, niet statistisch bewezen, slechts 1 mogelijke risicofactor
6