H1: 'hoe’ bouwen we kennis op?
DE 4 GROTE THEORETISCHE SCHOLEN
- Realisme: staten en macht in anarchistische omgeving
o Elke staat baseert zijn beleidsmaatregelen op een interpretatie van zijn nationale
belangen die gedefinieerd zijn in termen van macht. Aangezien elke staat enkel begaan is
met zijn eigen belang, vrezen ze voortdurend voor hun veiligheid. Daarom zullen ze altijd
zoveel mogelijk macht willen.
- Liberalisme (‘niet-staatscentrisch’): net als mensen zoeken staten naar samenwerking
o Staten werken samen en volgen de internationale normen en procedures die ze
overeengekomen zijn. Staten zijn belangrijk, maar andere actoren spelen ook een
belangrijke rol.
- Radicalisme: kapitalisme structureert relaties tussen mensen en op wereldvlak
o Acties van individuen zijn gedefinieerd door de economische klasse waartoe ze behoren.
Het internationaal systeem is gestratificeerd, en wordt gedomineerd door het
internationale kapitalistisch systeem.
- Constructivisme: wereld is wat men ervan maakt (perceptie)
o De belangrijkste elementen van de staat zijn niet materieel, maar zijn intersubjectief en
sociaal. De belangen van staten liggen niet vast, maar veranderen voortdurend.
BELANG GESCHIEDENIS
Uit de geschiedenis trekken we lessen, zo kunnen we de hedendaagse gebeurtenissen beter
begrijpen
- Vb. het is onmogelijk om een analogie te maken tussen de oorlog in Irak en de Amerikaanse
oorlog tegen Vietnam. In beide gevallen heeft de VS een lange oorlog zitten voeren tegen
een “onbekende” vijand, maar de geschiedenis erachter is heel verschillend. Vietnam heeft
een lange geschiedenis en een sterk gevoel van nationalisme, gesmeed door de oorlogen
tegen de Chinezen en de Fransen. Daartegenover is Irak een relatief nieuwe staat met
significante etnische en religieuze verschillen. De doelstellingen van de VS zijn dus voor beide
landen verschillend. In Vietnam was dat de verdediging van Zuid-Vietnam tegen het
communistische noorden, in Irak was dat de verdrijving van Saddam Hussein, omdat ze hem
verdachten van het bouwen van massavernietigingswapens. Daarnaast wouden ze ook Irak
democratischer maken omdat dat zou leiden tot een grotere stabiliteit.
➔ Gevaar: trekken we de ‘juiste’ lessen uit de geschiedenis?
➔ Dit is heel bepalend voor onze houding tov de toekomst
Thucydides:
- Geschiedenis van de Peloponnesische oorlog: hij zocht naar de reden van oorlog: de groei
van de macht van Athene, maakte Sparta bang zijn macht te verliezen. Oorlog was dus
onvermijdbaar
➔ De onderlinge distributie van macht was de onderliggende oorzaak van de oorlog.
➔ Oorlog ligt niet in de menselijke natuur, maar het gaat om de perceptie en om
veiligheidsdilemma’s.
➔ Verleden is een gids voor de toekomst
FILOSOFIE
Normatieve vragen en antwoorden:
1
, - Wat is de ideale rol van de staat? Kan oorlog gerechtvaardigd zijn? Hoe zouden we de
internationale samenleving moeten opbouwen? Etc.
Methodes:
- Dialectisch redeneren (Plato): stelde dat in de perfecte staat, de mensen die superieur waren
in filosofie en oorlog, zouden moeten besturen. Hij noemde deze ‘filossof-koningen’.
Daarmee introduceerde hij 2 ideeën die belangrijk zijn voor internationale relaties studie:
o Klasse analyse
o Dialectische redenering: redeneren vanuit een dialoog of gesprek welke leidt tot
ontdekking van tegensprekingen in de originele aannames en de politieke realiteit.
- Comparatieve methode (Aristoteles): om staten te vergelijken
o Hij kwam tot de conclusie dat de opkomst en ondergang van staten grotendeels te
wijten is aan interne factoren.
?
- Hobbes: leven in de natuurstaat is solitair, egoïstisch en brutaal. Individuen en de
maatschappij kunnen ontsnappen aan die natuurstaat met een unitaire staat (= de
leviathan). Staten in een staat van anarchie (geen internationale autoriteit) handelen zoals
een mens in zijn natuurstaat.
- Rousseau: de oplossing voor de natuurstaat is een sociaal contract, waar individuen
samenleven in kleine communes met de volonté general als hun leidraad.
- Kant: staat voor een wereldfederatie van republieken, gebonden door de wet. Federalisme
als middel om vrede te verzekeren.
BEHAVIORALISME
Veronderstelt dat individuen, zowel alleen als in groep, op een voorspelbare manier handelen. Met
empirisch onderzoek naar patronen op basis van waarneembaar gedrag van individuen en staten,
kunnen ze voorspellingen doen.
Positivistisch: gebruik van de natuurwetenschappelijke methode
➔ Vb. ‘Correlates of War’:
o Codering historische gegevens over oorlogen (1865-1965): aantal doden, intensiteit,
omvang, …
o Gebruik van correlaties om oorlog te voorspellen
Wel veel beperkingen en kritiek
ALTERNATIEVE BENADERINGEN
Postmodernisme :
- Deconstrueren van basisconcepten zoals staat, natie, realisme, …
o Vb. de term soevereiniteit (afhankelijkheid van een staat): de conceptualisatie van
die term verandert steeds, afhankelijk van de tijd en de leefgemeenschap. Dit heeft
grote gevolgen voor de studie van internationale relaties.
- Discoursanalyse
- Thick description
- …
Belang van eclectisch denken en combineren van methodes: er zijn geen zwart wit verhalen,
verschillende paradigma’s gebruiken, pluralistisch denken
2
,H2: Geschiedenis van de wereldpolitiek
Opeenvolgende wereldordes vanaf het Westfaalse statensysteem:
- Napoleontische oorlogen
o Weense wereldorde (1815-1854)
- Krimoorlog, Frans-Duitse oorlog
o Berlijnse wereldorde (1870-1914)
- Eerste Wereldoorlog
o Wereldorde van Versailles (1918-1939)
- Tweede Wereldoorlog
o Wereldorde van Jalta (1945-1989)
- Val van de Muur, implosie USSR
o Nieuwe wereld(wan)orde (1991-)
HET WESTFAALSE STATENSYSTEEM
Dertigjarige Oorlog (1618-1648):
- Protestantse Reformatie
- Vorstelijke families strijden om macht
Reactie: Vrede van Westfalen (1648):
- Introduceert de staat als nieuw politiek stelsel
o Staatssoevereiniteit (J. Bodin):
▪ Politieke autoriteit ligt bij monarch, niet bij paus
▪ Staten bepalen eigen beleid, diplomatie en religie
▪ Principe van niet-inmenging (territorialiteit)
BELANGRIJKE TRENDS NA 1648
• Verspreiding notie en praktijk van soevereiniteit
• Vorming permanente nationale legers versterkt centralisatie:
o Daar waar de staten vroeger vooral gebruik maakten van huurlegers, gingen ze nu
nationale legers opbouwen.
o Om die soldaten een loon uit te betalen, hadden ze inkomsten nodig. Hiervoor gingen ze
een systeem opbouwen om belastingen te innen. Dit was een zeer belangrijke stap naar
de opbouw van een staat.
• Kerngroep van staten: domineren tot aan het begin van de 19e eeuw
• West-Europa omarmt kapitalisme, maar Oost-Europa blijft feodaal
AMERIKAANSE EN FRANSE REVOLUTIES
Amerikaanse (1776) en Franse (1789) Revoluties:
- Legitimiteit: recht van de heerser om te regeren, dit recht krijgt hij van degenen waarover hij
legitimiteit uitoefent (het volk)
- Nationalisme: zelfidentificatie van een volk door een gemeenschappelijk verleden, taal,
gebruiken of gewoonten
o Belangrijke motivatie om zich in te zetten voor de ‘natie’
Volkssoevereiniteit (J. Locke):
3
, - De staat is een sociaal contract waarbij het volk heeft zijn soevereiniteit overgedragen aan de
vorst in ruil voor bescherming. Als de vorst dat niet doet heeft het volk het recht om daar in
opstand tegen te komen.
➔ Het volk is de ultieme bron van legitieme macht
➔ Vorst regeert enkel bij gratie van de natie
- 19e eeuw: verschuiving van dynastieke, absolutistische staten naar natiestaten
NAPOLEONTISCHE EXPANSIE (1803-1815)
Frankrijk als revolutionaire macht:
- De ideeën van de volkssoevereiniteit in praktijk omgezet
- Ideeën Franse Revolutie ‘aanstekelijk’
➔ Maar Napoléon = quasi-despoot: zal zichzelf tot keizer kronen en zal niet trouw zijn
aan de ideeën van de Franse revolutie
- ‘Levée en masse’: technologie en nationalisme maken het mogelijk om grotere en meer
mobiele legers op te bouwen, wat ervoor zal zorgen dat ze Europa zullen kunnen veroveren
Uitdaging voor:
- Dynastieke legitimiteit
- Europees machtsevenwicht: het evenwicht dankzij het stelsel van gelijkwaardige staten,
werd door Napoléons veroveringsoorlogen aan wankelen gebracht.
o De andere landen vormen een alliantie tegen Napoleon om het machtsevenwicht te
herstellen.
➔ Allianties zullen zich altijd vormen wanneer het machtsevenwicht in gevaar
komt.
Waterloo (1815): Napoléon wordt verslagen
CONCERT VAN EUROPA
Congres van Wenen (1814-1815):
- Doelstelling: restauratie van AR
o Binnenlandse politiek: dynastieke legitimiteit
o Buitenlandse politiek: machtsevenwicht
▪ ≠ afwezigheid oorlog!
▪ Voorkomen opkomst één hegemon
▪ 5 grote mogendheden (VK, Rusland, Oostenrijk, Duitsland en Frankrijk)
▪ Permanent wisselende bondgenootschappen: op basis van eigenbelang van
de staten werden bondgenootschappen opgestart (kenmerk van
multipolariteit?)
LANGDURIGE VREDE
1. Conservatieve elitaire consensus: afkeer voor revolutie en liefde voor status quo ->
ideologisch bindmiddel
2. Mechanisme van het machtsevenwicht: uit angst voor de hegemonie van één staat, vormden
de onafhankelijke Europese allianties. Staten zullen geen oorlog starten als ze weten dat hun
vijand ongeveer een gelijke kans heeft om de oorlog te winnen dankzij zijn allianties.
3. Italiaanse (1870) en Duitse (1871) eenmaking: interne kwesties die niet meteen als
bedreiging werden gezien
4. Imperialisme als bliksemafleider:
o Imperialisme: annexatie van verre gebieden en zijn inwoners aan een imperium.
4
, o Kolonialisme: uitbreiding van het gebied van een soevereine staat. Er wordt dan door
de kolonisator over de inheemse bevolking beslist.
o Verschillende motivaties:
▪ gedreven door economische winst
▪ culturele en religieuze motivatie: verspreiding van christelijke waarden en
de geciviliseerde beschaving
▪ politieke motivatie: Europese rivaliteiten werden in Afrika en Azië̈
uitgespeeld
Toch zijn er grote verschuivingen in de economische en politieke macht (paradox?):
- Economisch: de industriële revolutie creëert nieuwe machtsverhoudingen zowel binnen
landen als tussen landen.
o Binnen landen: arbeiders-kapitalisten. De kapitalisten waren een volledig nieuwe
klasse en verwierven zeer veel economische macht maar weinig politieke macht. Dat
zorgde voor veel frustratie bij de burgerij en zal dus voor grote maatschappelijke
omwentelingen zorgen.
- Politiek: golven van nationaal-liberale opstanden
Pas in 1854 (Krimoorlog) eerste clash tussen grootmachten sinds Napoleon
NEERWAARTSE SPIRAAL
Barsten in het Concert:
- 1854-1856: Krimoorlog: er waren overal in Europa nationale revoltes behalve in het
tsaristisch Rusland. De tsaar wou het Ottomaanse rijk veroveren, maar de Britten en de
Fransen bundelen hun krachten samen met het Ottomaanse rijk om Rusland tegen te
houden (de eerste rechtstreekse confrontatie tussen de grootmachten)
- 1870: Frans-Pruisische oorlog: leidde tot een overwinning van Pruisen en zijn bondgenoten
en de oprichting van het Duitse Keizerrijk
- 1877-1878: Russische-Ottomaanse oorlog
Bevriezen van allianties tegen de achtergrond van kantelende machtsverhoudingen, er ontstaan
twee grote machtsblokken:
- Triple Alliantie (1882): Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Italië (centrale mogendheden)
- Triple Entente (1893-1904): Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland (geallieerden)
WERDELDOORLOG I
Aanleiding: moord op Frans Ferdinand
Leidde tot een ultimatum van Oostenrijk-Hongarije, gesteund door Duitsland, aan Servië om
ze in te lijven.
Dit aanvaardden Servië niet, en ze werden hierin gesteund door Rusland. Hierdoor
escaleerde een lokale oorlog naar een continentale oorlog.
Wanneer Duitse troepen door België gaan, escaleert de continentale oorlog tot een
wereldoorlog.
- Ottomaanse Rijk kiest zijde van centrale mogendheden
- Italië kiest zijde van geallieerden
Loopgravenoorlog (uitputtingsslag): Westelijk front van de Noordzee tot Zwitserland
Kentering in 1917:
5
, - Oktoberrevolutie in Rusland: een interne revolutie waarbij het tsaristisch regime omver
wordt geworpen door de bolsjewieken, verzwakt Rusland
- Oorlogsverklaring VS: omdat hun schepen getorpedeerd waren door de Duitsers, sloten ze
zich aan bij de geallieerden
HET INTERBELLUM (1918-1939)
Gewijzigd machtsevenwicht in 1918
- 3 Europese rijken ontmanteld (Oostenrijk-Hongarije, Ottomaanse Rijk, Rusland)
o Dit zorgde voor een versterking van hun nationalistische gevoelens
Verdrag van Versailles: Duitsland economisch en politiek onderdrukken
- Vele oorlogskosten, meest productieve regio afstaan, verbod op staand leger
Voedingsbodem voor Duitse frustratie
Veertienpuntenprogramma (W. Wilson):
- Blauwdruk voor een liberale wereldorde (vrijhandel, open verdragen, zelfbeschikkingsrecht)
- Richtte hiermee oa de Volkenbond op: een alternatief beheersmechanisme om het verdrag
van Versailles te versterken
o Collectieve veiligheid: als één land een ander land binnenvalt, waar ook ter wereld,
alle andere leden van de Volkenbond gemeenschappelijk gaan reageren op die
agressie
o Uiteindelijk machteloos tegenover agressies door Japan, Italië, Duitsland
o VS zat er zelf niet in
WERELDOORLOG II
Blitzkrieg
- 1939 – sep: inval Polen (na niet-aanvalspact Stalin-Hitler)
- 1940 – jun: Duitslands wraak: verovering van DK, NO, BE, NL, LU, FR
- 1940 – aug: Battle of Britain
Uitbreiding
- 1941 – jun: operatie Barbarossa (Duitsland valt SU binnen)
o SU sluit zich aan bij de geallieerden om het nazisme tegen te gaan
- 1941 – dec: Pearl Harbour
o Gevolg van diplomatieke crisis tussen VS en Japan nadat Japan China binnengevallen
was
Kentering
- 1943 – feb: de slag om Stalingrad
o Het Duitse leger werd volledig vernietigd door het Rode Leger en dat gaf de Duitsers
moreel een zware klap
- 1944 – jun: landing in Normandië
- 1945 – aug: atoombommen op Hiroshima & Nagasaki
o Reactie van VS op het niet-capituleren van Japan
BIPOLARITEIT
Gewijzigd machtsevenwicht in 1945:
- Bipolariteit: 2 supermachten (VS >< SU)
- Europa verliest invloed op de wereldpolitiek
6
, o Uitholling kolonialisme: verliezen hun kolonies
Bipolariteit gekenmerkt door Koude Oorlog:
- Oorzaak:
o Klassieke machtsstrijd?
▪ SU wou zijn invloedsfeer uitbreiden door annexatie, VS wou eigen
invloedsfeer behouden en wou het communisme indammen met de Truman
doctrine
o Ideologie?
▪ Democratisch-liberaal, kapitalisme, vrije markt >< communistisch,
socialisme, revolutie
o Misverstand?
Verlamming collectieve veiligheid (VN) door de rivaliteit tussen SU en VS
Wel een ‘uitzondering’ voor de Koreaoorlog (1950-1953)
BIPOLAIRITEIT MAAR STABIEL
Stabiele wereldorde:
- Geen oorlog tussen supermachten
- Verdeling invloedssferen
o Allianties:
▪ NAVO: VS en Europa
▪ Warschaupact: SU
o Boedapest (1956), Grenada (1983)
- MAD (mutual assured destruction): beide supermachten zouden verliezen bij een kernoorlog
o Cubacrisis (1962): Castro had de macht gegrepen in Cuba, “de achtertuin” van VS. Hij
zette een communistisch regime op en wordt hierin door de SU ondersteund, oa met
het plaatsen van kernraketten in Cuba zelf. Deze bedreiging wou de VS voorkomen
door een blokkade aan te leggen rond Cuba, maar zijn te laat. Uiteindelijk slagen ze
erin om de situatie wel te ontmijnen.
➔ De SU beslist om hun kernraketten terug te trekken uit Cuba en de VS om
hun kernraketten uit Turkije terug te trekken.
Proxy wars: wel veel lokale conflicten aangewakkerd of opgezogen in Koude Oorlog
- Supermachten spelen hun vijandschap uit in andere landen
o Het aantal gedekoloniseerde landen nam dan wel toe, maar de twee supermachten
gingen proberen om de gunst te verkrijgen van die nieuwe landen om hun
invloedssfeer te vergroten
De koude oorlog resulteerde dus in de globalisatie van de conflicten over alle continenten
- Vb: Vietnamoorlog (1946-1975), anti-koloniale oorlogen
EINDE KOUDE OORLOG
De Gorbatsjov-revolutie: ‘Perestroika’ (economische en politiek hervormingen):
- Glasnost: politieke openheid (vooral vrijemeningsuiting)
- Economische intensivering
- Nieuwe Denken
SU weer een sterke economische en politieke macht maken en hij wou de macht en
legitimiteit van de communistische partij herstellen
Gorbatsjov had zich misrekent en zijn plan bleek niet te werken
Geleidelijke ondergang van SU
7
, De implosie van de SU betekende het einde van de bipolariteit
De hereniging van Duitsland betekende het einde van de Koude Oorlog
o Gesymboliseerd door de val van de Berlijnse muur (1989) (maar in feite was het wel
een geleidelijk einde)
POST-BIPOLAIRE TRANSITIE
Van euforie …:
- Golfoorlog (1990-1991)
o Collectieve veiligheid in praktijk toegepast
- Vredesproces in het Midden-Oosten
- Democratiseringsgolf
- Einde Apartheid
- Welvaart voor iedereen
… naar desillusie:
- VN-mislukkingen: Somalië, genocide Rwanda, Joegoslavië
- 9/11 en het ‘war on terror’-beleid van de VS (zonder de steun van VN)
- Economische rampspoed: crisis in VS (2008) die zich wereldwijd verspreid heeft
DE WERELDORDE VANDAAG
Unipolariteit? Non-polariteit (mondiale integratie of fragmentatie)? Multipolariteit?
H3: Theorieën van de internationale betrekkingen
ANALYSENIVEAUS
Waltz probeert een antwoord te formuleren op de vraag “waarvan is oorlog het gevolg?”
Hij stelt hierbij dat er 3 verschillende soorten verklaringen zijn (klassieke analyseniveaus):
- Individu: persoonlijkheid, percepties en keuzes van individuele beslissingsmakers zijn de
verklaring
- Staat: de regeringsvorm, belangengroepen binnen de staat zelf of nationale belangen zijn de
verklaring
- Internationaal systeem: kenmerken van dat systeem of de internationale en regionale
organisaties en hun krachten en zwakheden, internationale regels
Het belangrijkste onderscheid in de theorie is die tussen het internationaal niveau en het niveau van
de staat.
De analyseniveaus bepalen het referentiekader waarbinnen we redeneren, maar bepalen ook wat
we niet zien.
ZIN EN ONZIN VAN THEORIE
Theorie: geheel van stellingen en concepten die uitleggen waarom gebeurtenissen gebeuren zoals ze
gebeuren. Door te vereenvoudigen en te categoriseren helpen ze ons:
- informatie te ordenen en te rangschikken
- vragen te formuleren
- gebeurtenissen te begrijpen
8