Beginselen van bouwrecht en
bouwmanagement
Beginselen Module 1
Hoofdstuk 1: Toepasselijke wetgeving
Algemeen overzicht
= Nieuw Burgerlijk wetboek
Relevante bepalingen NBW
- Hervorming burgerlijk wetboek: oud BW (1804 door keizer Napoleon) NBW
Contracten, verbintenissen,…
Aansprakelijkheid instorting
gebouw
Meerdere delen, maar dit zijn de belangrijkste
Ondernemingsrecht
- Algemene definitie van onderneming = in beginsel elk van de volgende
organisaties (art. I.1, eerste lid, 1° WER):
o iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent
o iedere rechtspersoon (vennootschap is een entiteit met zijn eigen rechten &
plichten)
1
, o iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid
je bent als zelfstandige architect ook een onderneming of vennootschap
- Zelfstandige AR = onderneming in de zin van art. I.1, eerste lid, 1° WER
o Belangrijk voor de toepassing van de bepalingen van het WER (voor zover
er geen andere definitie geldt)
o Belangrijk voor bewijs door en tegen ondernemingen (zie boek 8 NBW)
- Onderneming” voor de toepassing van boek VI WER (art. I.8., 39° WER), boek XIX
WER (art. I,221, 4° WER) en boek XX WER (art. I.23, 7°/1 WER) =
o iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon
o die op duurzame wijze = met een zekere regelmaat (⟷ eenmalige handelingen)
o een economisch doel nastreeft = aanbieden van goederen en diensten op de
markt
met de bedoeling een rendement te behalen
afnemer betaalt tegenprestatie die minstens de kosten dekt
o alsmede zijn verenigingen
- Zelfstandige AR-natuurlijke persoon en AR-rechtspersoon = onderneming voor de
toepassing van boek VI, boek XIX en boek XX WER
- “Onderneming” in de zin van de wet 02.08.2002 betreffende de bestrijding van
de betalingsachterstand bij handelstransacties (art. 2, lid 2 WBBH) =
o elke organisatie
o die handelt
o In het kader van haar zelfstandige economische of beroepsmatige activiteit
o ook wanneer die slechts door één persoon wordt uitgeoefend,
- Zelfstandige AR-natuurlijke persoon en AR-rechtspersoon = onderneming voor de
toepassing van WBBH
Aanneming van werk en diensten
- Zeer beperkt aantal (verouderde) regels in het oud BW
o art. 1708, 1710 en 1711 oud BW = algemene bepalingen
o art. 1779 en 1787-1799 oud BW = hoofdstuk over huur van werk en van
diensten
o art. 2270 oud BW = tienjarige aansprakelijkheid (samen te lezen met art.
1792 oud BW)
- Geen apart hoofdstuk over het architectencontract → architect wordt slechts
sporadisch vernoemd
- Rechtspraak en rechtsleer zijn belangrijke bron van recht
2
,Bijzondere wetten
- Statuut en deontologie van de architect
o Wet 20.02.1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van
Architect
o Wet 26.06.1963 tot instelling van een orde van architecten (Wet OvA)
o KB 31.05.1965 tot goedkeuring van het door de Nationale Raad van de
Orde der Architecten vastgesteld stagereglement
o KB 16.11.2022 tot goedkeuring van het door de nationale raad van de Orde
van architecten vastgestelde Reglement van beroepsplichten
o KB 19.01.2023 houdende uitvoering van de wet van 26 juni 1963 tot
instelling van een Orde van architecten
- Wetgeving aangaande de verplichte verzekering in de bouwsector
o Wet 31.05.2017 betreffende de verplichte verzekering van de tienjarige
aansprakelijkheid van aannemers, architecten en andere dienstverleners in
de bouwsector (Wet-Peeters)
o Wet 09.05.2019 betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke
beroepsaansprakelijkheid in de bouwsector (Wet-Ducarme)
o Wet 09.07.1971 tot regeling van de woningbouw en de verkoop van te bouwen
en in aanbouw zijnde woningen (Woningbouwwet of Wet Breyne) + KB
21.10.1971 houdende uitvoering van de wet van 9 juli 1971
(Wet Breyne = huizen die op vlak van plan verkocht worden. Wet voor verplichting
uitvoering)
Hoofdstuk 2: Onderscheid openbare orde, dwingend
recht en aanvullend recht
U kan bepalen met wie u contracten sluit
Belang van het onderscheid
- Onderscheid is van belang voor wat betreft contractvrijheid van partijen
o contractsvrijheid → contractspartijen zijn vrij om inhoud van contract te
bepalen, voor zover dit voldoet aan de bij wet bepaalde
geldigheidsvereisten (art. 5.14, tweede lid NBW)
o vraag = mogen partijen bij een contract van een rechtsregel afwijken in het
contract dat zij sluiten? Nee
o aanvullend recht laat contractvrijheid bestaan → contract mag afwijken van
regels van aanvullend recht
o contractvrijheid wordt beperkt door regels van dwingend recht en openbare
orde → geen afwijking van openbare orde of van regels van dwingend
recht (art. 1.3, derde lid NBW)
3
, Het onderscheid zelf
- Openbare orde
o = “rechtsregel die de essentiële belangen van de staat of van de
gemeenschap raakt of die in het privaatrecht de juridische grondslagen
bepaalt waarop de maatschappij berust, zoals de economische orde, de
morele orde, de sociale orde of de orde van het leefmilieu” (art. 1.3, vierde
lid NBW)
o = bescherming algemeen belang
o vb. wet van 20.02.1939 op de bescherming van de titel en van het beroep
van architect
o vb. tienjarige aansprakelijkheid (art. 1792 en 2270 oud BW)
o gevolg = van regels van openbare orde mag niet worden afgeweken in een
contract (art. 1.3, derde lid NBW)
- Dwingend recht
o = “de rechtsregel die is vastgesteld ter bescherming van een partij die door
de wet als zwakker wordt gehouden” (art. 1.3, vijfde lid NBW)
o = uitsluitend bescherming private belangen
o vb. Handelshuurwet
o vb. Woningbouwwet
o gevolg = van regels van dwingend recht mag niet worden afgeweken in
een contract (art. 1.3, derde lid NBW)
- Geldigheid van contracten en openbare orde/dwingend recht
o contract mag geen ongeoorloofd voorwerp hebben (art. 5.27, 3° en 5.51
NBW)
o contract mag geen ongeoorloofde oorzaak hebben (art. 5.27, 4° en 5.56
NBW)
- Contract dat niet voldoet aan de geldigheidsvereisten = nietig (art. 5.57, eerste
lid NBW)
o → nietigverklaring ontneemt het contract zijn gevolgen vanaf de dag
waarop het is gesloten (art. 5.62, eerste lid NBW)
o → contract wordt geacht nooit te hebben bestaan
- Verschil tussen openbare orde en dwingend recht in concreto:
o Van een regel van openbare orde kan niet worden afgeweken bij het
sluiten van het contract, noch kan de nietigheid nadien worden bevestigd
(art. 5.61, vierde lid NBW)
o Van een regel van dwingend recht kan niet (definitief) worden afgeweken
bij het sluiten van het contract
o Afwijking van regel dwingend recht bij sluiten van contract → wanneer
regel van dwingend recht toepassing vindt tijdens uitvoering van contract,
kan beschermde persoon:
afstand doen van geboden bescherming (nietigheid) (zie art. 5.61, eerste,
tweede en derde lid NBW), of,
de geboden bescherming (nietigheid) inroepen (art. 5.58, tweede lid
NBW)
4