DIER: WELZIJN, RECHT EN ETHIEK
ACADEMIEJAAR 2023 – 2024
INLEIDING TOT DIERENWELZIJN
INLEIDING
WAT IS EEN DIER?
In grote lijnen:
• Multicellulair (bestaande uit meerdere cellen (uitgezonderd prokaryoten) <->
bacteriën)
• Geen celwanden → dieren hebben een celmembraan en zijn dus soepeler
• Heterotroof (eten andere organismen) en interne voedselvertering
• Kunnen zich voortbewegen
Chordata → dieren met een chordadorsades. Embryonaal orgaan. Zorgt bv voor de
wervelkolom bij gewervelde dieren (vertebrata). Mens is ook een dier! (zoogdier).
Charles Darwin: belangrijke grondlegger van de evolutieleer en taxonomieën.
• Bestaan van fenotypische variatie in het dierenrijk (later: genen)
• Evolutie door natuurlijke selectie
o Dieren die het meest aangepast zijn aan hun omgeving, hebben het meeste
kans om hun genen door te geven aan de nakomelingen
• Overerving van doelmatige eigenschappen
1
,Hoe we naar dieren kijken en ermee omgaan varieert in tijd en ook in ruimte! Heel vaak
afweging economisch belang vs het dierenwelzijnsbelang (of tegenover religieus belang).
Hoe we met dieren omgaan, varieert sterk in de tijd!
• Bv: de kat in de vroege tijden (Egyptenaren) had een heel speciale status. Ze zijn ook
lang onze ongediertebestrijders geweest. Doorheen de geschiedenis zijn katten ook
soms verketterd geweest (vooral zwarte katten), en meer recent is de kat vooral een
gezinslid (soms slaat deze slinger door, door het toekennen van menselijke
eigenschappen = antropomorfisme). Dit moet niet altijd problematisch zijn, maar kan
het kan dit wel zijn.
• Hoe wij hier kijken naar dieren is anders dan bv in het oosten. In India zijn katten niet
welkom in huis (want ze brengen ongeluk indien ze in huis zijn). In Zuid-China gaan de
oudere bevolking katten eten. → dualiteit omdat je in de jongere generaties eerder
de trend ziet van het antropomorfisme.
Dieren in onze maatschappij roepen emotie op. Dierenwelzijn is ook heel polariserend (bv
discussie over onverdoofd slachten).
- Bv: rugzakken voor katten
- Mishandeling pony
- Vuurwerk en dierenleed
- Asielhonden eten insecten
- Link tss geweld op dieren en mensen
- ….
WAT IS DIERENWELZIJNSWETENSCHAP?
Relatief jonge wetenschappelijke discipline (Na jaren 90) die put uit o.a. gedragsecologie,
evolutieleer, neurowetenschappen, ethologie, genetica, en cognitieve wetenschappen.
Drie vragen centraal: (Marian Dawkins)
1. Zijn dieren bewust? (→ voelend)
2. Hoe kan wetenschap worden gebruikt om dierenwelzijn in praktijk te verbeteren?
3. Hoe kunnen we goed en slecht dierenwelzijn evalueren?
WELKE DIEREN ZIJN VOELEND?
Wat betekent “Voelend zijn” (sentience)?
• In staat zijn om ervaringen te hebben met een zekere kwaliteit (aangenaam /
onaangenaam).
• Emoties ervaren (zoals angst, pijn, plezier,…)
Uitdagingen:
1. dier” (niet-menselijk dier) is zeer algemeen, vele soorten in het dierenrijk met
uiteenlopende fylogenetische oorsprong
2. Concepten van emotie, bewustzijn en cognitie zijn met elkaar verweven. Wanneer
gaat het over iets voelend zijn en wanneer over iets anders? Je moet cognitieve
vermogens hebben om bewust te zijn & andersom ook.
2
,Excitatie: de mate van fysiologische opwinding.
Bewustzijn: niet de basale vorm van bewustzijn (wakker of slapen). In het meer complexere
bewustzijn zijn er drie soorten: het toegangsbewustzijn, het fenomenaal bewustzijn en het
zelfbewustzijn.
- Toegangsbewustzijn: verwijst naar mentale voorstellingen op cognitief niveau.
Houden verband met de cognitie. Bewust zijn van de cognitie.
- Fenomenaal bewustzijn: kwalitatieve en subjectieve aspecten van een
bewuste ervaring. Hoe je iets bewust gaat ervaren.
Onderzoek schapen: indien ze een voorwerp nog niet kennen, gaan ze hier anders op
reageren dan wanneer ze een voorwerp wel kennen. De cognitieve appreciatie van de
prikkel gaat leiden naar meer vermijding.
Het kan ook zijn dat emoties bepaalde cognitieve aspecten gaan beïnvloeden, zoals
waakzaamheid. Onderzoek bij spreeuwen: wanneer men spreeuwen verhinderd van zich te
wassen, dan hebben ze na verloop van tijd veren die minder optimaal zijn. Indien je hier een
normale groep mee zal vergelijken, dan zijn er andere cognitieve processen bij de
spreeuwen met minder optimale veren → ze gaan waakzamer zijn omdat ze sneller een
predator moeten opmerken, want ze hebben meer tijd nodig om te beginnen vliegen.
3. Gaat niet enkel over welke soorten voelend zijn en de indicaties die we daarvoor
hebben, maar ook
- Gaat het over “alles of niets” of een continuüm? Verschilt het naar gelang de
diersoort?
- Vanaf wanneer in de ontwikkeling wordt een individu voelend”?
4. Ontbreken van een equivalent van menselijke taal
- Voelend zijn is een subjectieve, interne ervaring, maar ze hebben geen
equivalent om zich duidelijk te maken, hoe ze zich voelen. Wetenschap kan
echter wel proberen om er achter te komen.
3
, - Wetenschap kijkt naar indirecte indicaties via
A. Neurale substraten
B. Cognitieve capaciteiten
C. [Fysiologische kenmerken]
D. [Gedragsmatige indicatoren] - Pijn
NEURALE SUBSTRATEN
Oorspronkelijk idee: we weten hoe menselijke hersenen in elkaar zitten, we nemen onzelf als
maatstaaf; dus dieren moeten ook een goede hersenschors hebben op te moeten kunnen
voelen.
• Structuren als basis voor “voelend zijn” niet beperkt tot hersenschors
• Ook subcorticale structuren zijn betrokken (zoals hippocampus)
• Structuren zoals bij de mens of gelijkende structuren zijn gevonden bij vertebraten tot
en met de beenvissen. Ook bij ongewervelden (bv. inktvissen en kreeftachtigen)
COGNITIEVE CAPACITEITEN
Je hebt een aantal basale cognitieve capaciteiten: associatieve en niet associatieve
processen.
• (niet-)associatieve processen (simpele)
o Niet associatief (niet blijvend) Habituatie/Sensitisatie : fenomeen dat
wijdverspreid voorkomt. Wanneer een prikkel veel voorkomt, ga je die
wegfilteren. Sensitisatie is een fenomeen waar je je juist meer gaat focussen
op een bepaalde prikkel.
o Associatief (blijvend):Klassieke conditionering: een dier leert dat de ene prikkel
de andere aankondigt
o Associatief: Operante conditionering: dier leert dat het eigen gedrag een
gevolg heeft.
• Wijd verspreid aanwezig in het dierenrijk
• Complexere cognitieve processen, bijvoorbeeld
o Overdracht/ontvangst van informatie, bv bijendans.
o Individuele herkenning: heel veel kuddedieren herkennen elkaar, dit is
essentieel om te kunnen functioneren, want ieder dier heeft bepaalde rollen.
o Metacognitie: een superfenomeen, hier vallen een aantal vormen onder.
Zoals: weten wat je weet en weten wat je niet weet. Bv: vraag stellen aan dier
en twee keuzes geven met een uitweg. Met en juiste keuze krijgen ze een
beloning, foute keuze krijgen ze niets en voor de out krijgen ze een kleine
beloning. Dit hebben ze getest bij dolfijnen. De dieren gingen wanneer er een
ambigu stimulus was, ze gingen kiezen voor de out.
o Episodisch geheugen: toegang hebben tot de gebeurtenissen die je zelf hebt
meegemaakt. Bv gaaien gaan voedsel verstoppen en ze gaan sneller
teruggaan naar de plaatsen waar ze voedsel hebben gestoken dat snel
bederft.
o “Theory of mind”: een concept dat gaat over ‘een dier weet wat een ander
dier weet of niet weet’. Bv: apen met verschillende rangen en voedsel
verstoppen
4