Oefeningen Hoofdstuk 20
What components of GDP (if any) would each of the following transactions affect? Explain.
1
1. A family buys a new refrigerator: Consumptie (↑ y = C ↑)
2. Aunt Jane buys a new hause: Investering (↑ y = I ↑)
3. Aston Martin sells a BB7 from its inventory: Daling van de investeringen en ↑ consumptie > netto
constant (geen invloed op bbp)
4. You buy a pizza: Consumptie (↑ y = C ↑)
5. The government builds a new motorway: Investering (↑ y = I ↑ )
6. You buy a bottle of Californian wine: Geen effect
7. Honda expands its factory in England: Investeringen
Overheidsuitgaven hebben GEEN lange termijn karakter
Investeringen wel, deze hebben een duurzaam karakter
5
Jaar € Melk Q melk € honing Q honing
2016 1 100 2 50
2017 1 200 2 100
A
2018 2 200 4 100
Nominaal bbp
2016 ( €/L 1 X 100) + ( €/pot 2 X 50) = 200
2017 ( €/L 1 X 200) + ( €/pot 2 X 100) = 400
2018 ( €/L 2 X 200) + ( €/pot 4 X 100) = 800
Reël bbp
2016 ( €/L 1 X 100) + ( €/pot 2 X 50) = 200
2017 ( €/L 1 X 200) + ( €/pot 2 X 100) = 400
2018 ( €/L 1 X 200) + ( €/pot 2 X 100) = 400
Bbp deflator
2016 ( 200 € / 200 € ) x 100 (een index heeft geen eenheid) = 100
2017 ( 400 € / 400 € ) x 100 = 100
2018 ( 800 € / 400 € ) x 100 = 200
B % 𝞓 = ((nieuw – oud) / oud) X 100%
= (( € 400 - € 200) / € 200) X 100% = 100 % (2018)
% 𝞓 = (( € 100 - € 100) / € 100) X 100% = 0 % (2017)
C Nominaal bbp Reële bbp Bbp deflator
2017 100 % 100 % 0%
2018 100 % 0% 100 %
In 2017 is de welvaart gestegen (dubbel zo veel melk en honing) > in 2017 zijn we dus rijker geworden (reële
bbp) terwijl in 2018 de prijzen gestegen zijn en niet de welvaart
1
, Oefeningen Hoofdstuk 21
Poll vragen
1. Een 10% toename van de prijs van kippen heeft een kleiner effect op de CPI dan een 10% toename van de
prijs van kaviaar
• Kip weegt zwaarder op budget van de modale consument dan kaviaar, Onjuist
2. Wanneer de prijs van Belgische straaljagers toeneemt, neemt de bbp deflator toe maar de CPI niet -> juist
3. Om te weten of je rijker zal worden als je nu spaart, moet je kijken naar het nominaal rendement in plaats
van het reël rendement op het einde van een spaartermijn
• Onjuist
1 Tennis Balls Tennis Rackets Cola
2016 price (€) 2 40 1
2016 quantity 100 10 200
2017 price (€) 2 60 2
2017 quantity 100 10 200
a What is the % change in the price of each of the three goods?
% 𝞓 prijs Tennis Balls = (€ 2 - € 2)/ €2 x 100% = 0 %
% 𝞓 prijs Tennis Rackets = (€ 60 - € 40)/ €40 x 100% = 50 %
% 𝞓 prijs Coca Cola = (€ 2 - € 1)/ €1 x 100% = 100 %
What is the% change in the overal price level?
Stap 1: Korf samenstellen
Korf = 100 tennis balls + 10 tennis rackets + 200 cola’s
Stap 2: Kost korf in 2016 en 2017 berekenen
Kost korf 2016 = €/TB 2 x 100 TB + €/TR 40 x 10 TR + €/Co 1 x 200 Co = €800
Kost korf 2017 = €/TB 2 x 100 TB + €/TR 60 x 10 TR + €/Co 2 x 200 Co = €1200
Stap 3: CPI berekenen
CPI t = (kost korf jaar t / kost korf in basisjaar) x 100
CPI 2016 = (€ 800 / € 800) x 100 = 100
CPI 2017 = (€ 1200/ € 800) x 100 = 150
b Stap 4: inflatiepercentage
% 𝞓 CPI 2017 = (150 -100) / 100 x 100 % = 50 %
Do tennis rackets become more or less expensive relative to Cola? Doe the wellbeing of some people change
relative to that of others? Explain.
In 2016:
PTR / PCo = (€40/1 TR) / (€Co) = 40 Co / 1 TR = met de prijs van één TR koop je 40 Cola’s
In 2017:
PTR / PCo = (€60/1 TR) / (€Co) = 30 Co / 1 TR = met de prijs van één TR koop je 30 Cola’s
• Cola is relatief duurder geworden
2
, 2 Stap 1:
Korf goederen = 100 st. Bloemkool + 50 st. Broccoli + 500st. Wortelen
Stap 2:
Jaar Bloemkolen Broccoli Wortelen
2017 Eenheidsprijs € 2/st. € 1,5/st. € 0,1/st.
Hoeveelheid 100 st. 50 st. 500 st.
Kost € 200 € 75 € 50
2018 Eenheidsprijs € 3/st. € 1,5/st. € 0,2/st.
Hoeveelheid 75 st. 80 st. 500 st.
Kost € 225 € 120 € 100
Stap 3:
Mand 2017: (€ 2/st x 100st.) + (€1,5 /st. X 50 st.) + (€ 0,1/st. X 500st.) = 325 €
Mand 2018: (€ 3/st x 100st.) + (€1,5 /st. X 50 st.) + (€ 0,2/st. X 500st.) = 475 €
Stap 4: CPI berekenen
CPI 2017 = (€325 / €325) x 100 = 100
CPI 2018 = (€475 / €325) x 100 = 146
Stap 4: inflatie %
4
(146-100) /100 x 100 % = 46%
Which of the problems in the construction of the CPI might be illustrated by each of the following situations?
Explain.
a) The increase of streaming films (legal Netflix): nieuwe goederen en diensten > substitutie effect
b) The introduction of air bags in cars: kwaliteitsverbetering
c) Increased personal computer purchases in response to a decline in their price: substitutie ipv internetcafés
d) Increased use of digital cameras in smartphones: kwaliteitsverbetering telefoons & substitutie
e) Reduced use of fuel efficient cars after petrol prices fall: substitutie
Examenvraag
Onderstaande tabel geeft de index der consumptieprijzen weer:
Jaar 1980 1990 2000 2010 2015
CPI (basisjaar = 40 62 76 93 101
2013)
In 1980 kostte ene pakje sigaretten (omgerekend) ongeveer 1,5 euro. Hoeveel is dat in geld van 2015? Toon je
berekeningen en leg uit.
Bedrag 2015 = Bedrag 1980 x CPI 2015 / CPI 1980
= 1,5 euro x (101/40)
= 3,7875 euro
= 3,8 euro
Inflatie ↑ -> reële rentevoet ↓
3
, Praktische
oefening
In some years in some countries, income tax brackets are not increased in line with inflation. Why do you think
the government might do this? (Hint: this phenomenon is known as ‘bracket creep’)
Leila verdiende € 12 720 in 2018. Hoeveel belastingen moet ze betalen voor 2018?
Belastingtarieven voor inkomstenjaar 2018
Belastingstarieven voor inkomstenjaar 2018
Inkomensschijf Belastingtarief
0 €– 12 990 € 25%
12 990 € – 22 290 € 40%
22 290 €– 39 660 € 45%
Vanaf 39 660 € 50%
Te betalen belastingen (TBB)?
= € 12 720 x 25%
= 3180 €
Stel dat haar inkomen stijgt met een inflatie% van 4% (reeële inkomen blijft dus onveranderd). Bereken haar
geïndexeerd inkomen
= € 12 720 x ( 1 + 0,03 ) > inflatie %
= 13 101, 6 €
• Ze is noch armer, noch rijker geworden. In reele termen is het salaris niet gestegen
Indien de belastingschijven niet geïndexeerd worden in 2019, hoeveel belastingen moet Leila dan betalen?
TBB = 12 990 x 0,25 + (13 101, 6 € - 12 990) x 0,4
= 3291, 14 €
Omgerekend in prijzen van 2018, hoeveel belastingen moet Leila meer betalen? En hoe noemt men dit
fenomeen?
TBB 2019, in prijzen 2018 = (3292 € / 1,03) = 3196 €
Meer TBB = € 3196 – € 3180
= € 16
Xt2 = Xt1 + Xt * ∏
= Xt1 ( 1 + ∏ )
Xt1 = Xe / (1 + ∏)
4