Hoofdstuk 2: De sociologische kijk op arbeid
Wat is werk?
Werk of niet- werk?
• Afhankelijk van historische, ruimtelijke en culturele omgeving
o Bepaalt hoe individuen en families werk ervaren en deelnemen aan werk
o Het zou verkeerd zijn om allerhande transformerende activiteiten die nuttig zijn om in ons
levensonderhoud te voorzien, verkeerdelijk als ‘niet- werk te zien’
• Definitie is niet onmogelijk, maar is:
o Symbool van huidige cultuur
o Spiegel van heersende machtsrelaties in een samenleving
Minimale voorwaarden werk:
• Werkwoord: inspanning
• Taak: de natuur (of cultuur) transformeren
• Als waardevol (nuttig) ervaren door uitvoerder, naaste omgeving, samenleving > het is ‘productief’
• Te maken met voorzien in het ‘levensonderhoud’ van individu of collectiviteit, gegeven de schaarse
middelen:
o In moderne samenleving = méér dan fysiek overleven
Anderzijds, bepaalt werk ook de manier waarop we participeren aan die samenleving!
1
,De waarde van werk
• Niet alleen betaald werk is waardevol
• Werk is waardevol in verschillende betekenissen
• Eerste onderscheid:
o Intrinsieke gebruikswaarde = het nut van de activiteit voor diegene die ze verricht, voor de
omgeving en voor de samenleving als geheel
o Economische ruilwaarde = ruilwaarde op de arbeidsmarkt (loon)
§ DUS: verschil tussen ‘werk’ en ‘arbeid’ = werk heeft niet alleen een gebruikswaarde
maar ook een ruilwaarde > betaalde arbeid
§ Er bestaan ook jobs waar geen ruilwaarde geen t.o.v. staat (bijvoorbeeld verpleegster
die haar oma thuis verzorgt > wordt niet vergoed)
• 20ste eeuw
o Vaak uitsluitend aandacht voor de ‘ruilwaarde’ = enge economische visie
2
,Arbeidskracht
De notie “arbeidskracht” (vs. arbeid):
• De mogelijkheid of het vermogen om te werken
• Het potentieel van een persoon om arbeid te verrichten
• ‘belofte op arbeid’ die wordt verkocht op de arbeidskracht
• Koper (werkgever) moet arbeidskracht laten ‘renderen’
• Arbeidskracht raakt uitgeput door het verrichten van arbeid (vermoeidheid) > hierdoor ontstaat er een
behoefte aan reproductie van de arbeidskracht
Soorten werk
• (Betaalde) arbeid (vb. Productie arbeider, een metselaar die een muurtje metst)
• (Onbetaald) werk (vb. Mantelzorg > kleinzoon die voor oma zorgt)
• Reproductief werk (vb. Gezinsmaaltijd bereiden > gebruikswaarde voor de leden van het gezin: de
maaltijd zal het gezin in staat stellen om de volgende dag terug te werken)
o Tijdens het werken gaat een deel van het potentieel verloren, door te werken raakt men
uitgeput
o Nood aan ‘reproductie van arbeidskracht’
o In huishoudens
o Veronderstelt echter ook werk (‘shadow work’)
o OPGELET: wanneer reproductief werk ‘gekocht’ wordt op de arbeidsmarkt wordt het opnieuw
productieve arbeid (vb huishoudhulp)
3
, Bredere waarde van werk (arbeid)
• Latente dimensies = de bredere waarde van werk, de sociale banden, het gevoel van eigenwaarde en
sociale status, het gevoel van nuttig zijn als lid van een sociale groep, de structuur die werk geeft aan
de dagen en de weken
• Werk heeft 3 soorten opbrengsten voor het individu:
o Materiële opbrengsten (beloningen en andere materiële opbrengsten die via arbeid worden
verkregen + de bredere levenskansen vb. Toegang tot sociale voorzieningen, huisvesting,
schoolloopbaan, de levensverwachting of de gezondheid…)
o Psychologische opbrengsten (geestelijke en emotionele bevrediging die werk kan schenken)
o Sociale opbrengsten (sociale status in de samenleving)
4