Geestelijke Gezondheid 2A
Psycho-sociaal welbevinden
Impact COVID-19 op kinderen/jongeren
→ Schoolsluitingen en verstoorde leerprocessen.
→ Sociaal isolement en welzijnsproblemen.
→ Toename van angst en depressie.
→ Verminderde fysieke activiteit.
→ Uitdagingen in digitaal onderwijs.
Eigen mening geven m.b.t. ‘anders’ zijn/voelen
→ Wanneer is iemand anders, hoe ga je er mee om, gevoel erover, …
Verminder vooroordelen en stereotypering en bevorder de sociale acceptatie van diversiteit.
→ Zelfreflectie, educatie, open dialoog, kritisch denken, diversiteitsbeleid, training, rolmodellen,
actieve betrokkenheid, feedback en continue inspanning.
Geestelijke gezondheid
→ Een toestand van volledig fysisch, geestelijk, sociaal en moreel welzijn.
→ Gezondheid het vermogen van mensen is om met fysieke, emotionele en sociale
levensuitdaging om te gaan en zoveel mogelijk eigen regie te voeren.
Dipje <-> Psychiatrische ziekte
→ Dipje
o = het gevoel dat je niet meer de baas ben over je eigen gedrag en reacties
→ Psychiatrische ziekte
o = ziekteverschijnselen die veroorzaakt worden door
▪ stroornissen in de waarneming of het denken
▪ stoornissen van neurotische oorsprong
▪ persoonlijkheidsstoornissen of verslavingen
o een specifieke kwetsbaarheid
Soorten bepaling
→ Subjectieve bepaling
o Psychologie en geneeskunde geven inzichten over problematisch gedrag.
o Individuen kunnen hun gedrag een persoonlijke betekenis geven.
o Personen kunnen zich goed voelen bij hun eigen interpretatie van gedrag.
→ Normatieve bepaling
o Inzichten uit psychologie en geneeskunde zijn niet de enige bepalende factoren voor
abnormaal gedrag.
o Andere normen zoals esthetische, religieuze, economische en culturele opvattingen
spelen ook een rol.
o 'Ongewenst' gedrag wordt vaak beoordeeld binnen een specifieke context.
→ Conclusie:
o Subjectieve bepaling gaat over persoonlijke interpretaties en gevoelens rond gedrag.
o Normatieve bepaling houdt rekening met bredere maatschappelijke normen en
waarden, inclusief esthetische, religieuze, economische en culturele aspecten.
,Biopsychosociaal model
→ = uitbreiding van een medisch model over het menselijk functioneren
→ NIET alleen aandacht is voor biomedische aspecten
→ psychologische- en sociale factoren die mede bepalend zijn voor ziekte en het
genezingsproces.
Verklaring gedachten aan zelfdoding adhv biopsychosociaal model & verhoogd risico
→ Biologie:
o Neurochemie: lage serotonineniveaus.
o Genetisch: familiegeschiedenis.
→ Psychologie:
o Depressie en angst: beperken veerkracht.
o Trauma: verminderde weerstand.
o Negatief denken: hopeloosheid.
→ Sociaal:
o Isolatie: gebrek aan steun.
o Stigma: taboe rond mentale gezondheid.
o Middelen: beschikbaarheid.
→ Risico:
o Mix van biologie, psychologie en sociale factoren verhoogt risico.
o Belangrijk voor vroege herkenning en interventie.
Draaglast <-> Draagkracht
→ Draaglast: Hoeveelheid stress of uitdagingen waarmee een persoon wordt geconfronteerd.
→ Draagkracht: Capaciteit van de persoon om met deze stress om te gaan.
→ Doel: Evalueren hoe stress het welzijn van een persoon beïnvloedt door draaglast en
draagkracht te vergelijken.
,Beschermende en risicofactoren
7 beïnvloedende factoren
1. Belangrijke levenservaringen
a. Levenservaringen zoals overlijden, trauma en ontgoocheling kunnen zowel de
psychische gezondheid ondermijnen als versterken.
b. Deze ervaringen beïnvloeden ons vermogen om draaglast te hanteren.
c. Specifieke ervaringen betreffen:
▪ Opvoeding.
▪ Familierelaties.
▪ Sociale relaties (vriendenkring, school, examens, werk en stress).
2. Persoonlijkheid
a. Ieder is uniek met eigen gedachten, gevoelens en gedrag.
b. Deze '3 G's' bepalen onze levenshouding en reacties op anderen.
c. Verschillen in '3 G's' beïnvloeden kwetsbaarheid bij uitdagingen.
3. Erfelijkheid
a. Bepaalt onze vatbaarheid voor psychische ziekten.
b. Maakt de ene persoon kwetsbaarder dan de andere voor bepaalde aandoeningen.
4. Perceptie
a. = Hoe we onze omgeving waarnemen en interpreteren.
b. Bv. Arthur, vaak in het café, wordt door buren gezien als alcoholist. Hij gaat naar het
café uit eenzaamheid, niet vanwege alcohol.
, 5. Coping
a. Iedereen ervaart problemen, maar reageert hier verschillend op.
b. Omgaan met spanningen: coping-mechanismen.
c. Deze mechanismen helpen positief te reageren op uitdagingen.
6. Lichamelijke toestand
a. Variërende energieniveaus: soms hoog, soms laag.
b. Factoren: lichamelijke ziektes, verslavingen, vermoeidheid, etc.
7. Gebeurtenissen en levensperiode
a. Invloedrijke gebeurtenissen beïnvloeden psychisch welzijn.
b. Positieve en negatieve impactfactoren:
▪ Adolescentie: identiteit zoeken, liefde vinden.
▪ Partnerverlies: dood of scheiding.
▪ Geboorte van een kind.
▪ Verlies van een ouder.
Mentaal welbevinden
→ 3 componenten:
o Emotioneel welbevinden = Uiten en begrijpen van emoties.
o Zelfrealisatie = Bereiken van persoonlijke doelen en potentieel.
o Sociaal welbevinden = Kwaliteit van sociale relaties en verbondenheid.
Noodzaak ‘Geestelijke gezondheidsbevordering’ adhv cijfers (niet kennen maar kunnen toelichten)
→ Hoge prevalentie van psychische problemen en zelfmoordgedachten bij Belgische jongeren.
→ Lange wachttijden voor geestelijke gezondheidszorg.
→ Stigma rond geestelijke gezondheid bestaat.
→ Dringende behoefte aan verbeterde zorgtoegang en bewustwordingscampagnes.
(Adhv de TED-talk bv toelichten kan ook, dit voorbeeld is adhv cijfermateriaal)
Doorverwijzingsmodel (begrijpen, kunnen raadplegen)