Economisch recht
Inleiding
Economisch recht
→Ondernemingsrecht (handelsrecht) betreft: statuut onderneming en instrumenten waarover zij
beschikt om haar doelstellingen te bereiken.
→Marktenrecht betreft: rechtsregels die betrekking hebben op het marktgebeuren en op het
handelen van de daarbij betrokken hoofdspelers: ondernemingen, consumenten en overheid.
Historiek handelsrecht:
• Codex Hamurabi: eerste verzameling economisch recht
• Romeins recht (60 vC-395 nC): geenonderscheid tussen burgerlijk en commercieel recht,
wanneer zich geschillen over handel voordeden werd het burgerlijk recht zodanig flexibel
geïnterpreteerd om adhv geschillen op te lossen
• Middeleeuwen (16e-17e E): ‘Gouden eeuw’ voor Antwerpen, ontstaan nieuwe geschillen, ook
mbt. handel op zee. Romeins recht volstaat niet langer voor nieuwe geschillen. Bovendien ook
invloed kerkelijk recht: verbod op intrest van leningen. Dus niet te incorporeren in kerkelijk
recht, noch Romeins recht →Ontstaan nieuwe regels: oprichting gilden en corporaties die
bepalen wie mag toetreden tot beroep + een rechtsprekende functie hebben.
• Ordonnances Colbert (1673: commerce de terre en 1681 : code de la marine) : eerste regels die
w samengevoegd in ‘ordonnances’ dus codificatie.
• Franse revolutie : Liberté, fraternité, égalité
o Vrijheid staat haaks op gilden: want gilden beslissen zelf wie kan toetreden ‘het staat
iedereen vrij de job uit te oefenen die men verkiest, mits inachtname dwigendrechtelijke
regels’ →Wet de Chapelier; schrapt privileges die bestonden ten tijde van de gilden.
Gilden w opgeschort en dus ook hun rechtsprekende functie. Dus plots geen subjectief
handelsrecht meer.
o Ordonnances van Colbert als basis voor het Wetboek van Koophandel (handelsrecht),
treedt in werking in België in 1808.
o Rechtbank van koophandel restrictief invullen om geen afbreuk te doen aan principe
van vrijheid, fundamenteel voor de FR revolutie.
o W.Kh. pas afgeschaft in 2008! →Geïntegreerd in WER en dus rb.kh. geïntegreerd in
ondernemingsrb.
Boek I: alg def voor het algehele economisch recht
→toepassingsgebied?
Boek II: alg beginselen die gelden voor WER
-Art. 1: wetboek gaat over ‘algeheel juridisch
kader voor economische aangelegenheden binnen
fed bevoegdheid’
-Art. 2: doelstellingen: vrijheid van ondernemen
(decr. Allarde 2.0), loyauteit economische
transacties, hoge kwaliteit consumenten-
bescherming (zie bijz. bepalingen, oa. boek 6)
Boek III:
• regels mbt. dienstverlening en
vestiging (EU)
• regels mbt. KBO
o administratieve relatie tussen
onderneming en OH
o identificatie tav. consumenten
,Deel I. Aanknopingspunten Economisch recht
1991: Begrip ‘handelaar’ verbreed naar ‘verkoper’: iemand die een zekere regelmaat de mark betrad
en goederen of diensten aanbood. →Niet: geïsoleerde handelingen.
2010: verruiming WMPC van ‘verkopersbegrip’ naar ‘ondernemingsbegrip’
• Ondernemingsbegrip werd afgestemd op begrip uit het kartelrecht (=afspraken tussen
ondernemingen die mededingingsbeperkend zijn): je krijgt een gelijk ondernemingsbegrip,
brengt uniformiteit en gemakkelijke toepassing in praktijk.
2013: overname ond.begrip in WER = gelijk voor alle deelboeken, beantwoorden allemaal aan
hetzelfde begrip
2018: W.Kh. →verruiming art. I.1, 1° WER: gebruik ander ond.begrip dat van het andere afwijkt.
Uniform in theorie, praktijk: afwijkend ondernemingsbegrip w het meest toegepast.
Functionele begrippen maar ifv. doelstellingen van de betrokken wetgeving kunnen dezelfde begrippen
andere betekenissen krijgen.
• Onderscheid tussen “onderneming” in Boek I, Boek III, Boeken IV, V én VI (met variant:
interpretatie HvJ), Boek XI (zie boek 1 in fine: alg. ond.begrip nvt.) en Boek XX WER
(uitgangspunt: algemeen ond.begrip, maar publiekrechtelijke RP uitgesloten van dat bericht
(uitgesloten van faillissement))
• Algemeen ondernemingsbegrip Boek I WER primeert dus niet: wel bijzondere begrip uit Boek
IV, V, VI WER =marktrechtelijk ondernemingsbegrip.
I. Onderneming in de zin van Boek I WER
Art. I.1 ‘Behoudens andersluidende bepaling’ (!)
a. NP met zelfstandig beroepsactiviteit
b. Iedere RP, tenzij publiekrechtelijke RP die geen goederen of diensten aanbiedt op markt.
c. Ieder andere org. zonder RP, tenzij geen uitkeringsoogmerk (vereist dus ‘for profit’ karakter).
→Breed ondernemingsbegrip obv. louter formele criteria om meer rechtszekerheid te bieden: wanneer
is er sprake van ‘economische activiteit’? Maar voor Boeken IV, V, VI blijft het bestaande
ondernemingsbegrip (andere definitie) dus behouden.
a. Iedere NP die een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent
Zelfstandige activiteit =draagt zelf het financiële risico van de handeling of activiteit. Uitsluitend
handelingen ihk. ve. zelfstandige activiteit, niet verbonden aan AOK of statuut. Dus niet: werkgevers of
ambtenaren.
Beroepsactiviteit = elke mogelijke praktijk die beroepsmatig kan worden uitgeoefend →impliceert enige
frequentie, duurzaamheid, regelmaat en een zekere organisatie.
• Handelingen tussen particulieren onderling zijn niet beroepsmatig maar bij enige regelmaat is
er risico dat C2C toch B2C wordt →dan wordt je gerekend tot ‘onderneming’ en moet je regels
voor ondernemingen naleven.
• Activiteiten in de deeleconomie/platformeconomie: een NP die goederen of diensten verkoopt
kan alsnog een consument zijn. Zij zullen tot ondernemingsbegrip w gerekend als ze duurzaam
zijn en zelfstandige beroepsactiviteit uitmaken. ~Niet: netwerk dat vraag en aanbod koppelt
om goederen en diensten te ontsluiten zonder daarbij inkomsten na te streven bv. Vinted.
o BOEK III: transacties via peer-to-peer marktplaatsen leiden niet tot inschrijvingsplicht
of boekhoudingsplicht zolang kwantitatieve fiscale drempel niet overschreden: 2023-
, 6540 euro. Maar is een materieelrechtelijk criteria, hoewel wetgever dat juist wou
vermijden? Wetgever gebruikt dus zelf noodgedwongen materiële criteria.
~Logischer was geweest: ‘activiteit’ aanknopen bij begrip ‘econ. activiteit’ (aanbieden van goederen of
diensten op de markt, maar zie uitz. voor publiekrechtelijke RP?) of interpreteren als ‘activiteit tegen
betaling’ parallel met het Europees recht. Maar de wetgever wil elke discussie over wat ‘economische
activiteit’ is elimineren…
Discussie: zijn zaakvoerders en bestuurders van vennootschappen of verenigingen aan te merken als
“onderneming”?
Hof Brussel: mandaat van zaakvoerder is een beroepsactiviteit want geen vrijetijdsbesteding, bovendien
is het doel ervan om te voorzien in diens levensonderhoud/inkomen.
Hof Bergen: een zaakvoerder is geen onderneming indien daartoe geen organisatie opgezet, voert nl.
louter mandaat uit in naam en voor rekening van de RP.
Hof Luik: bestuursmandaat in venn. is beroepsactiviteit want gericht op voorzien in levensonderhoud
van die bestuurder.
Ondernemingsrb Waals-Brabant en Antwerpen: koppeling met economische activiteit: zaakvoerder is
pas een onderneming indien hij zelf economische activiteit ontplooit en goederen/diensten aanbiedt op
de markt. →Deze interpretatie biedt meer uniformiteit want zou een gelijkschakeling betekenen met
Boeken IV, V, VI WER. Maar we moeten het doen met criteria van zelfst. uitoefening en
beroepsactiviteit want wetgever stelt formele criteria voor.
Bovendien stelt sociaal statuut zelfstandigen: voor bestuurders van venn. en verenigingen die
winstgevende activiteiten nastreven, geldt weerlegbaar vermoeden dat zij een zelfstandige
beroepsactiviteit uitoefenen. Dat vermoeden is weerlegbaar, met name door bewijs van kosteloosheid
mandaat. Als je onbezoldigd mandaat hebt heeft het nl geen zin dat je al die ondernemingsregels moet
naleven (werd aanvankelijk wel onder definitie gerekend).
Bijkomende criteria uit RS zijn van geen tel:
• Vrijstelling: III.49 §2, 6° WER: mbt. NP zelfstandige beroepsactiviteit van 1 of meerdere
bestuursmandaten. Maar vrijstelling heeft slechts zin indien men reeds onder het verruimde
ondernemingsbegrip uit Boek III valt. Je kan dus obv. bestuursmandaten niet buiten het
ondernemingsbegrip houden!
• Pas onderneming indien bestuurder van vennootschappen; organisatie van bestuurder die niet
samenvalt met die van de RP: het begrip beroepsactiviteit veronderstelt nl. Reeds een organisatie
in de zin van duurzaamheid, regelmaat,… + toevoeging criterium aan art. I.1.
• Nastreven van economisch doel (gelijkaardig aan lagere RS Waals Brabant en Antwerpen): ook
niet aanvaard, wetgever opteert voor formele criteria.
Dus was er een groeiende consensus: bezoldigde bestuurders en NP zijn ondernemingen als zij dat
duurzaam doen en moo. levensonderhoud. Hierdoor bleven dus onbezoldigde bestuurders van VZW’s
buiten ondernemingsbegrip. Tot RS van het Hof van Cassatie de zaak beslechtte (18/03/2022).
Cass.: NP is geen onderneming tenzij hij een organisatie heeft (materiële / immateriële middelen
samenbrengen om zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen) →Daaruit volgt dat zaakvoerder en
bestuurder die gewoon mandaat uitoefent in een RP, zelf geen onderneming is want hij ontbreekt de
nodige organisatie om zelf een onderneming te zijn. Een onderneming kenmerkt zich minder door
activiteit of doel dat het vooropstelt maar eerder door de organisatie. Bijgevolg ontbeert een NP die
zaakvoerder of bestuurder is in een RP die zelfstandige organisatie en valt zodus buiten het
ondernemingsbegrip.
→Cass. hecht in lijn met wetgever veel belang aan formulering WER ‘elk van volgende organisaties’.
Voordeel is dat er aansluiting w gezocht met het ondernemingsbegrip uit Boek VI, toch wat meer
uniformiteit. Uniformiteit want niet zozeer relevant wie de betrokken ondernemingsactiviteiten stelt,
maar wel aan wie deze activiteiten juridisch w toegewezen.
Quid deeleconomie?: Duurzame activiteiten van de deeleconomie in de mate ze een beroepsactiviteit
& aéznastreven. Pas terugvallen op uitz. Boek III (mbt. inschrijvingsplicht en boekhoudingsplicht
,boven fiscale drempel) als het een NP betreft die een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent, zoals
hierboven gedefinieerd.
• Interpretatie van praktijkgeval zaakvoerders leidt tot een ondernemingsbegrip dat economisch
wordt georiënteerd.
• Convergentie met mededingingsrechtelijk ondernemingsbegrip en
ondernemings(handelaars)begrip uit marktpraktijken en ondernemings(verkopers)begrip uit
consumentenrichtl.
• Verwijzing naar beroepsactiviteit in Europese richtl. is naar activiteit die inherent economisch
is. Ook in deeleconomie is dit onderscheid relevant om consument van onderneming te
onderscheiden.
Conclusie: zijn wel een onderneming
• Vrije beroepsbeoefenaars →Politicus dan ook? Want we moeten ervan uitgaan dat politicus niet
verbonden is aan de partij, voert bovendien beroepsactiv. uit op duurzame basis die voorziet in
levensonderhoud. Maar betreedt de markt niet zoals een onderneming dat doet: toont aan dat
werken met formele criteria niet werkzaam is, nood aan materiële criteria om begrip in te vullen
maar wetgever heeft hier niet voor geopteerd.
• Niet elke activiteit hoeft ondernemings-/beroepsactiviteit te zijn: bv. verwerving van aandelen
in een vennootschap =normaal beheer persoonlijk vermogen, al gebeurt dat op duurzame wijze
en streeft men daarbij winst na: je betreedt nl. niet de markt. →Geïsoleerde handeling is niet
beroepsmatige activiteit!
b. Iedere RP met uitz. van publiekrechtelijke RP die geen goederen of diensten aanbieden op een
markt
Een rechtspersoon w verondersteld een beroepsmatige, georganiseerde activiteit uit te oefenen. Dwz.
vermoeden volgt uit bewoording wet dat privaatrechtelijke RP ondernemingen zijn, zonder dat daarvoor
vereist is dat goederen/diensten op de markt brengen!
• Voor publiekrechtelijke RP vermoeden dat ze geen onderneming zijn als zij geen goederen of
diensten op de markt aanbieden. ~Zie indicatieve lijst vermoeden: oa. de staat, de provincies,
VRT, NMBS, universiteiten,… (art. 1412bis Ger.W , daaraan gekoppeld: goederen die
toebehoren aan de staat niet vatbaar voor beslag).
• Wat dan met bv. ziekenfondsen wanneer zij taken van zuiver sociale aard stellen; geen
goederen/diensten aanbienden en opzich geen economische activiteit stellen? →Onduidelijk.
Zijn sowieso geen ondernemingen: publiekrechtelijke RP die in art. I.1 afz. worden vermeld (zie
limitatieve lijst: federale staat, gewesten,… )
• Publiek recht geeft waarborgen
• Democratisch, rechtstreeks verkozen bestuursorganen ~Maar ook het geval in bepaalde
OCMW’s, dus worden ook niet als ondernemingen beschouwd hoewel OCMW’s wel goederen
of diensten aanbieden op de markt en dus op gelijke wijze markt betreden!
• Geen onderneming zelfs bij aanbod goederen en dienst op markt!
c. Iedere andere organisatie zonder RP, tenzij die geen uitkeringsoogmerk heeft
Iedere organisatie zonder RP: maatschap, feitelijke vereniging, jeugdvereniging, sportvereniging…
Maar jeugd-en sportverenigingen zijn geen ondernemingen : zij missen uitkeringen of
uitkeringsmogelijkheid. =Geen uitkeringsoogmerk aan leden of personen met beslissingsbevoegdheid.
Je bent maar onderneming wegens ‘for profit karakter’.
For profit = Kan verwijzen naar activiteit tegen betaling om zo onderscheid te maken tussen
economische en niet-economische entiteit. Maar opnieuw probleem: van wetgever mag je niet verwijzen
naar economische activiteit. Nochtans volgens Europese fitness check is ‘for profit’ een vergoeding die
meer is dan kostdekkend en die wordt vermoed vanuit winstoogmerk gesteld te zijn.
Not for profit wordt in onze wetgeving op andere manier gedefinieerd= ‘iedere organisatie zonder
rechtspersoonlijkheid die geen uitkeringsoogmerk heeft en die ook in feite geen uitkeringen verricht aan
,haar leden of aan personen die een beslissende invloed uitoefenen op het beleid van de organisatie’.
→Vereniging mag wel winst nastreven, vereniging mag leden wel faciliteiten aanbieden maar mag winst
niet uitkeren
• Uitkering = ‘elke overdracht van activa of aanname van passiva, met een correlerende
verrijking bij leden of andere beslissingsmakers zonder een tegenprestatie of met een kennelijk
onevenwicht in tegenprestaties.’ (Memorie Boek XX WER, Insolventierecht – Niet tegen
normale marktvoorwaarden, Memorie Boek I WER) →Activiteiten die niet beantwoorden
aan normale marktvoorwaarden (bv. In bepaalde gemeente heeft men nood aan sportfaciliteiten.
Aannemer stelt die ter beschikking en verhuurt aan sportvereniging. Als huurprijs buitensporig hoog is in
vgl. met normale marktomstandigheden dan w beschouwd als uitkering door sportvereniging.)
Gevolgen:
Verruimd ondernemingsbegrip doet onderscheid economische en niet-economische activiteit vervagen
→onderneming bakent geen economische activiteit af, maar er is een aanknopingsfactor voor deelnemer
aan rechtsverkeer =rechtssubject.
De nieuwe wetgeving past definitie van vrijberoepsbeoefenaar aan. Elke vrijeberoepsbeoefenaar is
onderneming in de zin van alg begrip Boek I en ook in de zin van Boek VI (waar het oude
ondernemingsbegrip blijft spelen).
II. Onderneming in het mededingingsrecht
Basis kartelrechtelijk ondernemingsbegrip: ‘elke natuurlijke of rechtspersoon die op duurzame wijze een
economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen’ →Let op: arrest HvKJ BKK Mobil Oil !
Ondernemingsbegrip boek VI is ruimer dan boeken IV en V WER. Maar doel van ondernemingsbegrip
blijft om economische activiteiten van niet-economische activiteiten te onderscheiden en om elke entiteit
die op dezelfde wijze de markt betreedt, te onderwerpen aan dezelfde regels. →Koppelen aan
mededingingsrecht in ruime zin : kartelrecht en marktpraktijken.
-Mededinging in strikte zin: Boek IV en V WER (om. kartelrecht als onderdeel van bescherming van de
mededinging)
-Marktprakrijken: Boek VI WER
1. Onderneming in zin Boek IV en V WER
a.Functioneel ruim ondernemingsbegrip
Ondernemingsbegrip (art. 101-102 VWEU): gaat over afspraken tussen ondernemingen dus ifv.
doelstellingen ondernemingsbegrip bepalen: Basis ondernemingsbegrip in arrest Höfner & Elser:
‘onderneming is elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de
wijze waarop zij wordt gefinancierd (privaatrechtelijke of publiekrechtelijke middelen)’
→Economische activiteiten = ‘goederen of diensten aanbieden op een bepaalde markt’ , ‘omvat alle
stadia van de economische cyclus incl. landbouw’ (Commissie t. Italië). ~Nagaan of entiteit een
economische impact heeft op de markt door goederen of diensten aan te bieden. Bepaling tracht graad
van concurrentie in te stellen op de markt.
• Vrije beroepsbeoefenaars zijn ondernemingen
Zij dragen de aan de uitoefening van deze activiteiten verbonden financiële risico’s. Advocaten
bieden tegen beloning diensten aan.
• Overheidsondernemingen
• Ondernemingsverenigingen
• (Koepel)verenigingen van ondernemingsverenigingen bv. orde van advocaten zegt voor integriteit
van onze dienstverlening is het wenselijk om per uur dat je presteert 200 eur te vragen, di. adviesprijs.
Een aanbeveling op zich hoeft niet als dusdanig w gevolgd. Maar als advocatenkantoren dan veel minder
aanrekenen en de orde die advocaten gaat sanctioneren door het niet volgen van de adviesprijs. Dan is
die adviesprijs eigenlijk bindend. Een opgelegde minimumprijs afdwingen heeft invloed op de markt,
betreft mededingingsprobleem.
• Sportfederaties, ook bij activiteiten die ertoe bijdragen doping in de sport te bestrijden, maar
nuancering: enkel voor die regels (vermijden doping) is men geen onderneming. Uitsluitend
, antidopingregels die een legitiem doel nastreven, zoals het verzekeren van het goede verloop
van de sportcompetitie, zijn uit art 101 VWEU gesloten
• Griekse automobiel en toerisme club, voor deelname aan besluitvorming =overheidstaak, het
op commerciële wijze motorcrossen organiseren =onderneming.
• Onderwijs =overheidstaak (HvJ Humbel) of economische activiteit (HvJ Wirth) →Criterium:
hoofzakelijk gefinancierd door overheid of door particuliere middelen?
o Overheid vervult opvoedkundige taak van algemeen belang, is dus een overheidstaak
en geen economische activiteit.
o Wanneer het onderwijs hoofdzakelijk gefinancierd wordt door de markt zelf
(particuliere middelen: studenten, ouders van studenten of door derden, bv. een
Stichting (HvJ Zannoti)) dan is het een economische activiteit en dus onderneming.
o HvJ Escuelas Pias (41-62): Spaanse overheid had overeenkomst gesloten met
katholieke kerk mbt. vrijstelling van onroerende belasting op gebouwen. Dispuut over
aula waar onderwijs wordt gegeven.
-44: Positieve methode: elke aparte activiteit nagaan. Feitelijke beoordeling of de entieit
de betrokken onderwijsactiviteit als dienstverlener op de markt aanbiedt. Analyse per
onderwijsactiviteit: 1 entiteit kan zowel economische als niet economische activiteiten
beoefenen. Aula in kwestie wordt zowel gebruikt voor onderwijs dat door Spaanse OH
is gefinancierd (overheidstaak) en vrij onderwijs (economische activiteit).
-46: ondanks geen winstoogmerk, alsnog concurrentie wanneer op de markt andere
entiteiten wel winst nastreven.
-Belangrijke aanwijzigingen: commerciële bedrijfsvoering, bedrijfsvoering in de
rechtsvorm van een handelsvennootschap, bedoeling met de onderwijsactiviteit winst
te maken.
b.Uitzonderingen
Overheidstaken =Activiteiten die de uitoefening van bevoegdheden van openbaar gezag inhouden,
hebben geen economisch karakter.
→HvJ Eurocontrol: uitoefenen van prerogatieven inzake de controle van het luchtruim (veiligheid
luchtverkeer in stand houden en verbeteren) =overheidsprerogatief; geen invloed op het bedrag van de
heffingen, w bepaald door de LS in onderling overleg. Eurocontrol voert dus gewoon uit zoals
vooropgesteld door LS. Dus aactiviteit is uit aard en doel niet economisch.
!Opgelet: HvJ hanteert hier negatieve methode: naar aard of doel niet economisch dus uitgesloten als
overheidstaak. Positieve methode in Escuelas Pias: analyse activiteit per activiteit, is economisch
indien er een markt bestaat, wanneer de activiteit door private ondernemingen zou kunnen w uitgevoerd.
→ HvJ Selex Sistemi: keuze voor positieve methode ~activiteit per activiteit nagaan of er een
overheidstaak is.
Gerecht van eerste aanleg:
(1) Technische normalisatieactiviteit
-vaststelling van technische normen behoort tot het domein van de wetgeving = openbare opdracht;
-voorbereiding of uitwerking van de technische normen staat los van de opdracht, maar ≠ economische
activiteit (niet aangetoond dat Eurocontrol goederen of diensten op een bepaalde markt aanbiedt).
(2) Onderzoek en ontwikkeling
-vaststelling van technische normen behoort tot het domein van de wetgeving = openbare opdracht;
-voorbereiding of uitwerking van de technische normen staat los van de opdracht, maar ≠ economische
activiteit (niet aangetoond dat Eurocontrol goederen of diensten op een bepaalde markt aanbiedt).
-activiteit dient doel van algemeen belang.
(3) Bijstandsactiviteit
-omstandigheid dat de activiteit gewoonlijk aan publiekrechtelijke organen wordt toevertrouwd doet
niet noodzakelijk afbreuk aan het economische karakter;
-onbezoldigd karakter of doel van algemeen belang is op zich niet beslissend voor kwalificatie als
economische activiteit.
HvJ: activiteit per activiteit nagaan of er een overheidstaak is maar rekening houden met doel en
activiteit
,(1) Technische normalisatieactiviteit
- De voorbereiding en uitwerking van de technische normen kan niet afgescheiden worden van de
technische normalisatietaak;
-de taken houden in hun geheel verband met overheidsopdracht .
(2) Onderzoek en ontwikkeling
-De voorbereiding en uitwerking van de technische normen kan niet afgescheiden worden van de
technische normalisatietaak;
-de taken houden in hun geheel verband met overheidsopdracht .
(3) Bijstandsactiviteit
-toezicht op en de bewaking van het luchtruim = overheidsprerogatief ≠ economisch karakter;
-bijstand bij de uitvoering van aanbestedingsprocedures voor systemen en apparatuur op het gebied van
luchtverkeersafhandeling, kan niet worden gescheiden van de opdracht van Eurocontrol inzake het
beheer van het luchtruim en de ontwikkeling van de veiligheid van de luchtvaart.
→HvJ Diego Cali: “een entiteit die in de haven door de overheid opgedragen milieu-inspectiediensten
verricht” ≠ onderneming. Anderzijds HvJ Ambulanz Glöckner: ziekenvervoerdiensten en vervoer van
spoedgevallen per ambulance =economische activiteit, het betreft nl. het tegen betaling door de
gebruikers diensten verlenen op de markt.
Overheden moeten met hun handelen mededingingsregels naleven
→HvJ Van Eyce, Meng, Reiff, Ohra
Art. 101 VWEU, j° art. 4, lid 3 VEU (loyauteitsverplichting): nuttig effect aan mededingingsregels niet
ontnemen door
a) totstandkoming van met art. 101 VWEU strijdige overeenkomsten op te leggen of te stimuleren;
b) werking ervan te verstrekken;
c)aan eigen regeling het overheidskarakter te ontnemen door de verantwoordelijkheid voor het nemen
van besluiten tot interventie op economisch gebied aan particuliere marktdeelnemers over te dragen.
Voorbeeld arrest Doulamis:
-Absoluut reclameverbod voor tandartsen is mededingingsbeperkend, dus art. 101 VWEU vtp.
Aangezien de betrokken wet niet berust op een overeenkomst tussen ondernemingen of een beslissing
van ondernemingsverenigingen is ze niet ontdaan van overheidsprerogatief. Overheid heeft het gewoon
zelf beslist, dan val je buiten art. 101 VWEU. De overheidsbevoegdheid is bijgevolg niet overgedragen
aan private ondernemingen zodat de mededingingsbepalingen hierop niet van toepassing zijn. !Opgelet:
niet mogelijk om te toetsen in het licht van art. 101 VWEU, wel mogelijk om te toetsen aan richtl.
handelspraktijken.
Taken van zuiver sociale aard
Onderscheid tussen solidariteitsbeginsel (zuiver sociale aard) en kapitalisatiebeginsel (economische
aard)
→HvJ Poucet & Pistre: ~Solidariteitsbeginsel: Systeem streeft geen winst na, iedereen heeft vrije
toegang ongeacht leeftijd of gezondheidstoestand (is verplicht), uitkeringen door wetgever vastgelegd
en bepaald ook de premies. “De ziekenkassen of organen die meewerken aan het beheer van de openbare
dienst van de sociale zekerheid, vervullen een taak van zuiver sociale aard. Hun werkzaamheid berust
immers op het beginsel van nationale solidariteit en mist ieder winstoogmerk. De betaalde uitkeringen
zijn wettelijke uitkeringen, die niet afhangen van het bedrag van de premies”
→HvJ FFSA: ~Kapitalisatiebeginsel: facultatieve deelneming, betaling van hogere premies resulteert
in hogere uitkering en de premies worden gekapitaliseerd. Zo’n systeem heeft geen gelijke wettelijke
uitkering voor iedereen. Sociaal doel, ontbreken van winstoogmerk en aspecten van solidariteit in
systeem doen daaraan geen afbreuk.
→HvJ Albany: arrest over pensioenfonds in de textielsector, geeft bijdragen aan gepensioneerde WN.
Albany is een onderneming actief in de textielsector. Zij willen een hoger pensioen (70%) garanderen
aan hun WN, zijn vinden het verplichte pensioen te laag. Zodus gaan zij zich bijkomend verzekeren op
de markt. Na verloop van tijd moet heel de textielsector pensioen van 70% garanderen. Aangezien
Albany reeds verzekerd is op de markt trachten zij een uitzondering te bekomen.
, • Zijn CAO’s niet mededingingsbeperkend? CAO’s zijn mededingingsbeperkend maar als zij in
lijn liggen met speciale doelstellingen die w nagestreefd in EU wetgeving, vallen zijn buiten art.
101 VWEU! In casu valt deze CAO buiten art. 101.
• Is beslissing door minister niet versterkend mededingingsbeperkend: rechtsoverweging 65:
(verw. Meng, Ohra, Reiff) het gaat om overeenkomsten die geen mededingingsbeperkend doel
hebben dus als je als overheid zo’n ovk. versterkt dan valt dat nogsteeds niet binnen art. 101
VWEU.
• Zijn entiteiten belast met het beheer van pensioenfonds ondernemingen?: Bedrijfspensioenfonds
gevolg van collectief overleg tussen WN en WG en werknemersorg., aansluiting is verplicht.
De hoogte van de door het Pensioenfonds verstrekte uitkering hangt af van de opbrengsten van
de beleggingen (overweging 76 verw. Poucet en Pistre, 79 verw. FFSA). =Economische
activiteit waarbij met verzekeringsmaatschappijen wordt geconcurreerd.
→HvJ AOK Bundesverband: Duits wettelijk ziektekostverzekeringsstelsel, merendeel van WN worden
verplicht aangesloten bij dat systeem. Taak van zuiver sociale aard, beginsel van solidariteit, mist ieder
winstoogmerk. Bovendien zijn verstrekkingen in wezen identiek, de ziekenfondsen hebben geen enkele
invloed op de verstrekkingen. Ook onderlinge verevening tot een evenwichtige verdeling van kosten en
risico’s. Maar onderlinge concurrentie ziekenfondsen en een maximumbedrag waaraan geneesmiddelen
w terugbetaald moo. goedkoop en efficiënt beheer (zie rechtsoverweging 13), ziekenfondsverenigingen
kunnen die prijs zelf bepalen. Farmaceutische bedrijven stellen vast dat de prijs elk jaar daalt, zij
beweren dat die ziekenfondsen ondernemingen zijn en mededingingsbeperkende beslissingen nemen.
“De ziekenfondsen concurreren dus niet met elkaar, noch met particuliere instellingen, ter zake van de
verplichte wettelijke verstrekkingen op het gebied van zorg of geneesmiddelen, hun belangrijkste taak”.
De vrijheid waarover de ziekenfondsen beschikken bij de vaststelling van de hoogte van de premie en
bij de onderlinge concurrentie om verzekerden aan te trekken, doet daaraan niet af. HvJ minder streng
dan bij Albany: ondanks dat er concurrentie is, ontsnapt het systeem toch aan art. 101 VWEU.
Concurrentie is in het belang van de goede werking van het Duitse socialezekerheidsstelsel.
Evolutie in rechtspraak waarbij omzichtig wordt nagegaan of de aanvullende activiteiten die
ziekenkassen/ziekenfondsen verrichten wel verbonden zijn met de taak van algemeen belang en onder
voldoende staatstoezicht staan. Steeds nauwgezetter toezicht door HvJ op systemen in lidstaten.
→HvJ Dôvera: Achtergrond: Was aanvankelijk toegewezen aan 1 overheidsorgaan. Slowaakse OH
beslist om toe te wijzen aan meerdere organen: publiekrechtelijke organen alsook private
ondernemingen. Al die entiteiten moeten vorm aannemen van NV met winstoogmerk. Er ontstaat
dispuut over staatssteun: publieke entiteiten krijgen meer staatssteun en dus ontstaat concurrentie.
Overheid financiert = staatssteun?
• Europese commissie: het Slowaakse verzekeringsstelsel betreft een niet-economische activiteit
dus geen sprake van staatssteun.
• Gerecht EU/ vernietiging beschikking van Europese commissie: er is wél sprake van staatssteun,
want:
o Entiteiten bemast met beheer van het stelsel kunnen winst maken, gebruiken en uitkeren
→belangrijke aanwijzing voor economische activiteit.
o Er is complexe en intese mededinging tussen de betrokken entiteiten op gebied van
kwaliteit en aanbod van de verstrekkingen. Bovendien kunnen verzekerden op jaarbasis
overstappen van het ene naar het andere orgaan: kiezen obv. aanbod dus concurrentie.
• Hogere voorziening bij het HvJ (in laatste orde): bevestigd standpunt Europese Commissie want
al die taken dienen het algemeen belang en zijn dus zuiver sociaal van aard.
→Kenmerken Slowaaks stelsel:
o Verplicht stelsel: iedereen w geacht zich aan te sluiten bij systeem, aansluiting ongeacht
leeftijd of gezondheidsrisico.
o Verplichte premies door wet vastgelegd ifv. inkomen en ongeacht risico’s.
o Uitkering voor iedereen gelijk
=Solidariteitsbeginsel!
, o Vereveningsmechanisme: verzekeraars met betere risico’s dragen bij voor entiteiten met
slechte(re) risico’s.
o Staatstoezicht: entiteiten mogen enkel wettelijke verstrekkingen aanbieden, geen
aanvullende verrichtingen + toezicht reguleringsorgaan.
Slowaaks stelsel laat toe dat entiteiten een betere vergoeding van bepaalde soorten aanvullende en
preventieve behandelingen in het kader van de verplichte basisprestaties of een versterkte
dienstverlening ter ondersteuning van de verzekerden aanbieden. (kwaliteit en omvang aanbod
verschillen)
Maar wat met (1) verplichte vorm van NV met winstoogmerk en (2) dat je op jaarbasis van de ene naar
de andere entiteit kan overstappen?
(1) Lidstaten zijn bevoegd voor ziektekostenstelsel. Economische aard moet globaal worden
beoordeeld: “waarbij de sociale doelstelling die het stelsel nastreeft, de naleving daarin van het
solidariteitsbeginsel, de afwezigheid van elk winstoogmerk bij de uitgeoefende activiteit en het
toezicht door de staat centraal staan”
→Gelet op globale beoordeling wegen solidariteitskenmerken door tegenover de potentiële
winstkansen! De keuze van rechtsvorm (in casu NV met winstoogmerk) geeft niet automatisch
kwalificatie van onderneming. Volgens het Hof is de concurrentie inherent aan stelsel met
meerdere entiteiten als beheersorganen: doet geen afbreuk aan solidariteit stelsel én zeker niet
wanneer instanties onderling risico’s en kosten verevenen.
→De mogelijkheid om winst te gebruiken en uit te keren, is niet onbegrensd maar wordt sterk
afgebakend door de wet: winst moet worden aangewendt met inachtneming vd wettelijke eisen
die ertoe strekken het voortbestaan vh stelsel en de verwezenlijking van de daaran ten
grondslag liggende sociale en solidaire doelstellingen te waarborgen. De concurrentie heeft nl.
geen betrekking op de verplichte wettelijke vergoedingen of op het bedrag van de premies. De
concurrentie betreft slechts gratis aanverwante diensten, zoals aanvullende en preventieve
behandelingen in het kader van de verplichte prestaties of een versterkte dienstverlening ter
ondersteuning van de verzekerden. Dus: de concurrentie past in goede werking van het stelsel:
goedkoop en efficiënt beheer.
(2) Opnieuw past deze concurrentie in het kader van goedkoop en efficiënt beheer. Ook hier weegt
de solidariteit door.
~Concurrentie op niveau van bevoorrading is niet doorslaggevend →aankoop zonder
verkoop (zie hierna HvJ Fenin)
Eigen interpretatie:
• HvJ lijkt opnieuw aan te sluiten bij soepelere interpretatie van AOK Bundesverband:
concurrentie onlosmakelijk verbonden met taak van algemeen belang én ondergeschikt aan
solidariteitsaspecten.
• Opmerkelijk: de zienswijze dat entiteiten economische activiteiten stellen en dus
ondernemingen zijn indien zij activiteiten zonder winstoogmerk aanbieden in concurrentie met
andere marktdeelnemers die winst nastreven, gaat, aldus HvJ, niet op in het domein van sociale
zekerheid. HvJ Escuelas Pias: wanneer je in concurrentie kan komen met entiteiten die
dezelfde dienst aanbieden op de markt, aanwijzing van economische activiteit. Verschil hier:
beide entiteiten zijn onderworpen aan dezelfde wettelijke regeling mbt.
ziektekostenverzekering.
Werknemers
→HvJ Becu: “aangezien havenarbeiders tijdens de duur van hun arbeidsverhouding in de
ondernemingen zijn geïntegreerd en met elk daarvan een economische eenheid vormen, (…) zij dus zelf
geen ‘ondernemingen’ in de zin van het communautaire mededingingsrecht zijn”
→HvJ Pavel Pavlov: “werknemersverenigingen die typisch vakbondswerk verrichten, zijn geen
onderneming”
CAO
CAO’s die daadwerkelijk doelen van zuiver sociale aard nastreven: doel is verbeteren
levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden, zijn naar aard en doel vrijgesteld van art. 101 VWEU.
, →HvJ Albany: Aanvullende pensioenregeling voor bepaalde bedrijfstak met verplichte aansluiting +
alle WN in de bedrijfstak een bepaald pensioenniveau verzekeren = verbetering van één vd
arbeidsvoorwaarden van de WN, nl. hun beloning. “Hoewel een zekere mededingingsbeperkende
werking eigen is aan collectieve overeenkomsten tussen werkgevers- en werknemersorganisaties, zou de
verwezenlijking van de met dergelijke overeenkomsten nagestreefde doelstellingen van sociale politiek
ernstig worden belemmerd indien de sociale partners bij hun gezamenlijke inspanning de
werkgelegenheids- en arbeidsvoorwaarden te verbeteren, zich aan artikel 101 van het VWEU moesten
houden.”
Maar dus niet alle CAO vallen buiten de mededingingsregels →HvJ FNCBV: Gaat over CAO tussen
ondernemingsverenigingen en niet erkende werkgevers- en werknemersorganisaties. Ovk. tussen
vakorganisaties van rundveehouders en slachthuizen die niet bijdragen tot de verbetering vd
werkomstandigheden en die beogen de invoer v. rundsvlees op te schorten en minimumprijzen voor
bepaalde categorieën van koeien bij aanvoer in de slachthuizen op te leggen.
Koper maar geen aanbieder op de markt
→HvJ Fenin: Eerst nagaan wat een economische activiteit is: zie Commissie t. Italië (aanbieden
goederen of diensten op een bepaalde markt). Dus aankoopactiviteit als zodanig is geen economische
activiteit, maar kan dat nog wel worden afhankelijk van het latere gebruik.
“Onder economische activiteit wordt verstaan, de activiteit bestaande in het aanbieden van goederen
en diensten op een bepaalde markt, en niet de aankoopactiviteit als zodanig”
Kenmerken: Spaanse systeem is een systeem zuiver gesteund op solidariteit. Het zuivere feit dat er een
monopolie is, doet daar geen afbreuk aan. Aankoop an sich is niet economisch als het latere gebruik niet
economisch van aard is.
2. Onderneming in zin Boek VI WER
Art. I.8.39° WER: Onderneming = “elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze
een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen”. MvT: een onderneming is “een zelfstandige
en duurzame organisatie waarbinnen één of meerdere personen met behulp van materiële en immateriële
middelen, goederen of diensten produceren of verdelen”.
• Economisch doel = economische activiteit (het aanbieden van goederen of diensten op een
markt).
o Onder welke rechtsvorm dat gebeurt en de wijze waarop de activiteiten worden
gefinancierd, spelen daarbij geen rol.
• Duurzaam: éénmalige handelingen volstaan niet om een persoon als ‘onderneming’ te
kwalificeren; de handeling moet worden gesteld in het kader van een zekere organisatie.
• Ook art. I.1.5° WER: definieert ‘dienst’ ruim “elke prestatie verricht door een onderneming in
het kader van haar professionele activiteit of in uitvoering van haar statutair doel. ~MvT: de
ruimst mogelijke interpretatie uit het dagelijkse taalgebruik’ = “alle prestaties die ten behoeve
van een derde worden verricht in het kader van een professionele activiteit”.
• Handelingen van en tussen particulieren buiten de uitvoering van elke beroepsactiviteit om,
vallen daarbuiten. Het adagium daarbij is terecht dat enkel zij die daadwerkelijk en op
vergelijkbare/gelijke wijze deelnemen aan het economische verkeer onder de bepalingen van
het WER horen. ~Wel glijdende schaal want HvJ heeft gezegd dat ‘consument’ een elastisch
begrip is: kan dat je start als consument maar na verloop van tijd op een meer systematische
wijze de markt gaat betreden waardoor je uiteindelijk valt onder het ondernemingsbegrip.
Vb. RS: consument kocht 2ehands goederen en nieuwe goederen aan en verkoopt door. Persoon
had 8 advertenties geplaatst in periode van 3 maanden. Is dat nog een consument of voldoende
regelmaat om activiteit als consument te herkwalificeren tot onderneming? Open lijst van
criteria (niet-exhaustief): oa. hoeveel goederen worden nieuw aangekocht? Frequentie? Zijn
verkopen BTW-plichtig? Heb je meer kennis dan tav. persoon aan wie je verkoopt? ... Belang
kwalificatie: als consument ben je veel beter beschermd als je kan aantonen dat wederpartij een
onderneming is.