HOOFDSTUK 1 WAT IS ECONOMIE?
1 ONDERWERP EN INVALSHOEK
ENKELE DEFINITIES
‘Economics is the study of economies.’
‘The science which studies human behavior as a relationship between ends and scarce means which have alternative
uses.’
‘Economics is the study of how human beings coordinate their wants and desires, given the decision-making
mechanisms, social customs, and political realtities of the society.’
‘Political economy or economics is a study of mankind in the ordinary business of life; it examines that part of the
material requisites of wellbeing.’ (Alfred Marshall)
Wat kunnen individuen en samenlevingen doen om welvarend te worden?
ECONOMIE:
Positieve luik (2.):
Een wetenschap die de SL bestudeert
Als samenspel van de keuzes van mensen
Normatieve luik (3.):
Evaluatie van de uitkomsten in termen van welvaart
Indien nodig: beleidsvoorstellen ter bijsturing
Niet het onderwerp, wel de invalshoek bepaalt de essentie van economie
ACTUA
1
,2 DE POSITIEVE WETENSCHAP VAN DE KEUZE
2.1 ECONOMISCHE AGENTEN EN HUN ACTIVITEITEN
Economische agenten: personen en instellingen die beslissingen nemen betreffende activiteiten als productie,
consumptie, maar ook aan- en verkoop van goederen en diensten, sparen, het toestaan of opnemen van leningen, …
Drie soorten beslissingsnemers
o Gezinnen (kan ook als producent: bv. Vinted)
o Ondernemingen (als consument: bv. elektriciteit)
o Overheid
o + buitenland
o + financiële instellingen
Bv. Gezinnen gaan arbeid leveren aan ondernemingen
(reële stroom) – arbeidsinkomen tegenover
(geldstroom)
Figuur 1 Een eenvoudige economische kringloop
2.2 DE POSITIEVE WETENSCHAP VAN DE KEUZE
We gaan er vanuit dat dit gebeurt via:
Het rationele-keuzemodel
2
, Iedereen probeert voor zichzelf het best mogelijke resultaat te bereiken: de homo economicus
o = Economische agenten maken keuzes
Enkele misverstanden over de rationele keuze:
o Niet alleen vanuit materieel eigenbelang, maar ook vanuit altruïsme, misantropie, … Iedereen vult zelf in wat
‘het beste’ voor hen is
o Niet altijd perfect geïnformeerd
Bij hoge informatiekost, is het rationeel om niet/onvolledig te informeren
Bv. als je een huis gaat kopen
o Ook vaak keuzes door afspraken, gewoontes, sociale normen, …
o Niet enkel individuele, ook collectieve beslissingen
Bv. in gezin, management
Evenwicht en rationele keuze: bv. even lange wachtrijen in de supermarkt
Samenspel en uitkomsten: bv. woonkeuze, prijzenoorlog, …
3 DE NORMATIEVE WETENSCHAP VAN EVALUATIE EN BELEID
‘Economie is de wetenschap … die de uitkomsten van dit samenspel evalueert in termen van welvaart en, indien nodig,
beleidsvoorstellen doet ter bijsturing’
Welvaart: de mate waarin de leden van een maatschappij hun behoeften bevredigd zien (H2)
Pareto-verbetering: wanneer de welvaart van minstens één individu verhoogt en niemand zijn welvaart ziet
achteruitgaan
Pareto-efficiëntie: wanneer er geen Pareto-verbetering mogelijk is (geen verspilling)
Verspilling moet vermeden worden, maar Pareto laat niet toe alle toestanden met elkaar te vergelijken: waardeoordeel
nodig, bv. welvaartsverdeling (80,20) vs (40,40)?
3
, HOOFDSTUK 2: ONZE ECONOMIE IN
PERSPECTIEF
1 WAT IS WELVAART EN WAAR KOMT ZE VANDAAN?
1.1 WELVAART EN CONSUMPTIE
Welvaart van een maatschappij hangt af van de behoeftebevrediging (= consumptie) van de leden van die samenleving
(consumenten)
o Als de leden v/e SL kunnen voldoen aan hun materiële behoeften die vervuld worden door goederen en
diensten
o Bv. voedsel, onderwijs, …
Sparen = niet-consumeren
o Sparren = uitgestelde consumptie
o Toename van vermogen
o y (inkomen) = sparen + consumeren
Consumptiegoederen:
o De meeste consumptiegoederen verdwijnen door ze te gebruiken:
Maaltijden, benzine, …
o Duurzame consumptiegoederen verslijten wel, maar worden niet onbruikbaar:
Smartphone, kleding, woonhuizen, auto’s, …
Bv. 1/5 in het eerste jaar, soort uitgestelde consumptie/sparen
1.2 PRODUCTIE
Productie omvat alle activiteiten waardoor…
o goederen en diensten tot stand gebracht worden, en
o op de gepaste tijd en plaats ter beschikking worden gesteld
Productieproces: zet inputs om in outputs
Inputs
o Lopende inputs
o Productiefactoren: bv. arbeid en kapitaal
Eenvoudig voorbeeld: een broodjeszaak
4