Pediatrische zorg Sara Engels
1) De ontwikkeling van het gezonde kind:
● Elk kind ontwikkelt op zijn eigen tempo en manier, en stimulatie is goed maar forceren mag
nooit.
1.1) Motorische ontwikkeling:
● Grove motoriek:
● Pasgeborenen bewegen zijwaarts met het hoofd, maar ontwikkelen
geleidelijk het vermogen om recht omhoog te kijken en het hoofd op te tillen.
● Buikligging heeft vele voordelen, zoals het versterken van spieren en
voorbereiding op kruipen.
● Vanaf 4-5 maanden leren baby's zich van rug- naar zijligging te rollen en
omgekeerd, en dit is essentieel voor het verkennen van de omgeving.
● Rond 6 maanden kunnen baby's zitten met enige steun en tegen 9 maanden
kunnen de meeste zelfstandig zitten.
● Vanaf 6-9 maanden kunnen baby's hun gewicht op hun benen dragen en
beginnen ze zich te verplaatsen, eerst kruipend en later door te staan en te
lopen.
● Kruipen is geen noodzaak maar draagt bij aan de motorische ontwikkeling.
● Tussen 9-12 maanden trekken baby's zich op tot stand en beginnen ze
zijwaarts langs meubels te schuifelen.
● De eerste losse stapjes worden meestal gezet rond 14-15 maanden.
● Peuters ontwikkelen beter evenwicht en kunnen verschillende activiteiten
uitvoeren rond 18 maanden.
● Fijne motoriek:
● Pasgeborenen hebben gebalde vuistjes, maar geleidelijk aan ontwikkelen ze
meer controle over hun handen en vingers.
● Rond 6 maanden zijn reflexen meestal vervangen door hogere motorische
functies.
● Tussen 9-12 maanden kunnen baby's een pincetgreep gebruiken om kleine
voorwerpen vast te pakken.
● Vanaf 12 maanden kunnen peuters complexere handbewegingen uitvoeren
en meer zelfstandigheid ontwikkelen.
● Van Wiechenonderzoek:
● Volgt de ontwikkeling van baby's en peuters, inclusief fijne en grove motoriek,
communicatie, adaptatie, persoonlijkheid en sociaal gedrag.
● Bevat in totaal 75 items, verdeeld over twee leeftijdscategorieën: 0-15
maanden en 15-54 maanden.
● Elk kind ontwikkelt in zijn eigen tempo en bij zorgen wordt doorverwijzing
naar behandeling of ondersteuning aangeboden, met speciale aandacht voor
prematuriteit.
1.2) De ontwikkeling van het gebit bij een gezond kind:
● Het melkgebit telt 20 tanden, met de eerste tand die meestal rond 6 maanden doorkomt, maar
het kan tot 12 maanden duren. Bij afwezigheid van tanden op 16 maanden wordt aanbevolen
een tandarts te raadplegen.
● Symptomen van doorkomende tanden kunnen zijn: roodheid en irritatie van het tandvlees,
loopneus, kwijlen, verminderde eetlust, onrustig slapen en mogelijk een lichte verhoging van
de temperatuur. Een bijtring kan verlichting bieden, maar tandgel moet alleen op advies van
een arts worden gebruikt.
, ● Belangrijk is dat vanaf de eerste doorbraak van een tand het poetsen van de tand(en) begint,
tweemaal daags, met begeleiding tot ongeveer 8 à 10 jaar.
● Fluoride in tandpasta beschermt het tandglazuur. Gebruik een tandenborstel met zachte
haren en een kleine kop voor kinderen, of poets in het begin met een washandje of
vingertandenborstel.
● Vermijd zoete voedingsmiddelen op een fopspeen om tandbederf te voorkomen, en maak de
fopspeen schoon onder stromend water om bacteriënoverdracht te voorkomen.
● Zuigflescariës is een vorm van tandbederf die ontstaat na langdurig contact met
suikerhoudende dranken uit een flesje. Vermijd het gebruik van zoete dranken in flesjes, vooral
's nachts.
● Leer een kind vanaf 6 à 8 maanden uit een beker te drinken om mondgezondheid te
bevorderen, bij voorkeur een open beker voor een betere ontwikkeling van de mondspieren.
1.3) ontwikkeling van het zicht bij een gezond kind:
● Pasgeboren baby's reageren op licht maar zien nog wazig. Ze hebben een voorkeur voor
contrastrijke objecten en kunnen beter van dichtbij zien.
● Kleuren worden vanaf ongeveer 4 maanden waargenomen, eerst de primaire kleuren, en vanaf
de peutertijd kunnen kinderen kleuren benoemen.
● Het zicht wordt geleidelijk scherper tussen 3 en 6 maanden, en baby's leren snel bewegende
voorwerpen met hun ogen te volgen.
● Oogproblemen moeten vroegtijdig worden opgespoord. Kind & Gezin voert preventief
oogtests uit op 12 en 30 maanden om mogelijke oogproblemen op te sporen.
● Het stimuleren van buitenspelen en het beperken van schermtijd is belangrijk om bijziendheid
te voorkomen, omdat langdurig kijken naar schermen van dichtbij bijdraagt aan bijziendheid.
● Richtlijnen voor beeldschermgebruik volgens de WHO: geen schermtijd onder 2 jaar,
maximaal 1 uur per dag voor kinderen tot 5 jaar, en maximaal 2 uur per dag voor kinderen van
5 tot 12 jaar.
● Daglicht is belangrijk voor het voorkomen van bijziendheid, omdat het de groei van het oog
vertraagt. Kinderen worden aangemoedigd om dagelijks gemiddeld 2 uur buiten door te
brengen. Het is belangrijk om dit advies aan ouders te geven.
1.4) ontwikkeling van het gehoor bij een gezond kind:
● Een pasgeboren baby reageert sterker op geluiden dan op visuele stimuli, omdat het gehoor
bij de geboorte beter ontwikkeld is dan het zicht.
● Baby's hebben een gevoeliger gehoor dan volwassenen en reageren eerder op hoge geluiden
dan op lage tonen.
● Tussen 6 en 9 maanden ontwikkelt een kind meer belangstelling voor verschillende geluiden.
● Op de leeftijd van 4 weken voert Kind & Gezin een gehoortest uit om aangeboren
gehoorafwijkingen op te sporen. Dit is een betrouwbare, pijnloze en gratis test.
● Voorbereiding op de gehoortest omvat het vermijden van oliebaden, het dragen van
loszittende kleding, vermijden van oververhitting, voeden van de baby voor de test en zorgen
voor rust.
● Resultaten van de gehoortest kunnen 'PASS' zijn, wat betekent dat er geen gehoorverlies is, of
'REFER', wat aangeeft dat verder onderzoek nodig is.
● Bij een afwijkend resultaat verwijst de verpleegkundige de baby naar een gespecialiseerd
centrum voor verder onderzoek en eventuele behandeling.
, 2) De parameters
2.1) normaalwaarden bij kinderen:
● Bij opname in het ziekenhuis worden vitale functies gecontroleerd, waaronder gewicht, lengte,
lichaamstemperatuur, hartslag, ademhaling, saturatie en bloeddruk.
● Waarden variëren per leeftijd en moeten worden geïnterpreteerd met behulp van de juiste
normaalwaarden.
● Belangrijke aandachtspunten bij het meten van parameters zijn:
● Metingen moeten worden uitgevoerd terwijl het kind in rust is voor een nauwkeurig
resultaat.
● Verschillende factoren zoals koorts, angst en koude kunnen de metingen
beïnvloeden.
● Het meten van de ademhaling kan het beste worden gedaan tijdens de slaap van het
kind.
● Het tellen van de hartfrequentie bij zuigelingen en peuters kan lastig zijn en moet
mogelijk op alternatieve manieren worden uitgevoerd.
● Bij saturatiemetingen moeten kleefprobes regelmatig worden gewisseld om
drukplekken te voorkomen.
● Bij het meten van de bloeddruk moet de juiste manchetmaat worden gebruikt, bij
voorkeur met digitale bloeddrukmeting.
● Bij het instellen van monitorgrenzen moeten leeftijdscategorieën en bovenstaande
parameters in overweging worden genomen.
2.2) lichaamstemperatuur bij kinderen
Verschillende factoren kunnen de individuele variatie in lichaamstemperatuur beïnvloeden, waaronder:
● Leeftijd: Pasgeborenen en zuigelingen hebben over het algemeen een hogere
lichaamstemperatuur vanwege hun hogere metabolisme in vergelijking met oudere kinderen
en volwassenen.
● Tijdstip van meten: De lichaamstemperatuur kan gedurende de dag variëren. Over het
algemeen zal de temperatuur 's ochtends lager zijn dan in de late namiddag.
Het is belangrijk om rekening te houden met deze factoren bij het interpreteren van de
lichaamstemperatuur van een kind.
