COLLEGE 2 GELD
WAT IS GELD?
Geld heeft 4 functies:
Waardemeter uitgedrukt in prijs, drukt waarde uit van bepaalde zaken
Ruilmiddel, mits voldoende omloop, middel om zaken te verhandelen
Koopkrachtreserve, want bederft niet (ruil in de tijd uitstellen) je kan het bijhouden
Kredietmiddel (ter beschikking stellen van uw geld aan anderen)
Krediet: je kan geld lenen en uitlenen. Je hoeft het zelf niet uit te geven
VAN RUIL NAAR GELD
Specialisatie betekent ruil
Dat komt geografisch voor. Je hebt natuurlijke specialisatie en die wordt geruild. Dat zien we van bij de
eerste verzamelaars en jagers. Die specialisatie doet op den duur een netwerk ontstaan van ruilhandel.
De steden op knooppunten hadden “jaarmarkten” waar geruild kon worden.
Ruil in natura
Rechtstreeks ruilen is eenvoudig, maar soms is dat rechtstreeks ruilen niet mogelijk.
Als je porselein wilt en je hebt veel graan, maar in de buurt is er niemand die porselein heeft, maar de buur
kent wel iemand die porselein heeft. Je kan dus met die tussenpersoon ruilen.
Je gaat aan onrechtstreeks ruilen beginnen doen.
Je moet dus op zoek gaan naar die tussenpersoon. Dat zijn die handelaars die we kennen.
Naarmate de samenleving die complexer wordt, naarmate da je uw route netwerk groter maakt, … Dan zal
er ook meer welvaart zijn en meer specialisatie. Da krijg je meer goederen en die tussenruil wordt
complex op den duur. Met verschillende tussenstappen en dat wordt zeer moeilijk. Er komt daar veel
weerstand in terecht. Daar komt veel risico bij kijken, ook veel risicomarge (winst van tussenpersonen).
Dan worden zaken heel erg duur. Een eigenaar schaap wil porselein, maar moet via een lange ruiltocht
gaan om uiteindelijk te krijgen wat hij wil.
Niet iedere handelaar hecht evenveel waarde aan elk product, dat hangt af van persoon tot persoon.
Je krijgt dan dus eigenlijk ook een subjectiviteit die daarbij komt kijken. Dat maakt eigenlijk van zodra het
aantal goederen of het aantal tussen personen te groot wordt, dus vanaf wanneer een netwerk of een
handel complex wordt, dan wordt het ruilen in natura onhandig: onwerkbaar.
Van zodra het aantal goederen en het aantal personen te groot wordt, wordt ruil in natura
onwerkbaar
Elke eigenaar heeft eigen
subjectieve voorkeuren, en dus
bij elke ruil verandert de
ruilwaarde
1
,Wat is daar de oplossing voor? Een universeel tussengoed
Je kan telkens een rechtstreekse ruil doen, dus geen tussenstap is nodig. Iedere keer een rechtstreekse
ruil met een universeel tussengoed dat door iedereen aanvaard wordt en dat door iedereen als waarde
bevattend wordt gezien.
Er moet worden overgeschakeld op een algemeen aanvaard tussengoed dat telkens kan leiden tot
een rechtstreekse ruil
(edel) metalen als tussengoed
Edelmetalen werden snel gezien als zo een ideaal tussenmiddel.
Groot voordeel van goud (minder bij zilver) roest niet
Vooral goud en zilver, waarom?
- Ze zijn relatief zeldzaam, maar niet te zeldzaam. Je kan er genoeg van vinden zodat iedereen er
een klein beetje van kan bijhebben om te handelen. Maar je vindt het niet zomaar langs de straat.
- Een groot voordeel van goud (iets minder van zilver) is dat het niet corrodeert, het roest niet. Het
degradeert niet. Je kan het goed bewaren en opslaan. Vergelijk dat met zijde of met bont, daarbij
heb je meer moeilijkheden.
- Het is ook makkelijk te bewerken. Het is relatief zacht en dat wil zeggen dat je er makkelijk
dingen mee kunt maken zoals munten, vaste hoeveelheden met een bepaalde afbeelding op.
- Het is ook een opvallend uiterlijk, verwijzingen naar de zon, warmte, dat geeft dat een soort van
sacrale betekenis in veel culturen, waardoor het extra waardevol, extra respect en eerbied krijgt.
VAN GOUD NAAR PAPIER
Van goud naar gouden munten (geld)
Makkelijk ruilen door:
- Vaste hoeveelheid
- Gegarandeerde zuiverheid
- Vaste omruilverhouding tussen soorten metalen
Afbeelding van staatshoofd als waarborg
- Uitgeven van munten was voorrecht voor de koning(in)/keizer(in)/…
- Die garandeert de hoeveelheid en zuiverheid van het edelmetaal, zorgt voor vertrouwen
- Zware straffen op valsmunterij > lèse-majesté en ondermijnen vertrouwen
Je hebt een bepaalde hoeveelheid en zuiverheid nodig, dat is niet zomaar evident.
Ook tussen de verschillende metalen heb je een vaste omruilverhouding nodig, kopermunt, zilvermunt,
goudmunt, … hoe verhoudt zich dat tegenover elkaar.
De staat komt daar ook bij kijken. Sommigen kunnen het geld een bepaalde waarborg/ zuiverheid geven
aan de hand van een afbeelding daarop.
Dat was het voorrecht van de keizer of koning of wat dan ook. Dat garandeert de zuiverheid en de
hoeveelheid van het metaal. Je moet daar vertrouwen in krijgen.
2
,Vandaar dat er straffen staan en stonden op valsmunterij, want als er ineens te veel vals geld in omloop is
of vervalst geld, dan ondermijnt dat heel uw economisch systeem. Er is geen geloof meer in dat ruilgoed
en mensen zullen stoppen met handelen.
Goud, zilver en koper werden zo vanaf het millennium voor het begin van onze tijdsrekening een algemeen
aanvaarde ruilmiddel. Dat noemt men de metalen standaard.
Goud, zilver en koper werden de algemeen aanvaarde ruilmiddelen in Eurazië vanaf het millennium
voor het begin van onze tijdsrekening
Het belang van de zuiverheid en de kracht van zo een betaalmiddel, dat weerspiegelt ook de kracht van de
maatschappij die erachter zit, van de kracht van de staat die dat garandeert.
Zilver of goud?
We hebben 3 metalen die gebruikt worden als betaalmiddel, wat is nu het dominantste/ meest
waardevol?
Aanvankelijk tot eind 19e eeuw hadden we zelfs een bimetallisme. Dat is dat goud en zilver munten
aanvaard werden als betaalmiddelen.
Die productie van goud en zilver, dat fluctueert. Dat is aanvankelijk van welbepaalde landen of rijken die
vinden binnen hun grenzen waar ze het meest waarde aan hechten. Die staat legt onderlinge
verhoudingen vast en dat verschilt van land tot land, dan krijg je daar soms een beetje problemen bij.
Er is een voortdurende strijd tegen omsmelten, import en export van goud en zilvermunten.
- De dominantie van goud of zilver is ook afhankelijk of het hing toch af van welk rijk er aan de
macht was in die periode.
- Aanvankelijk bimetallisme (goud - zeldzamer én zilver-couranter)
- Productie goud en zilver beïnvloedden prijzen van goederen en ondelinge verhoudingen
Voortdurende strijd tegen omsmelten en export/import: nood aan stabiliteit
Goud als kampioen
We eindigen met de Britten, 19e eeuw, Queen Victoria, een kwart van de wereld in handen van de Britten,
het meest dominante rijk. Zij hechten het meeste waarde aan goud.
De gouden hebben dan zilver ondergewaardeerd. Goud werd overgenomen als standaard voor de
Duitsers, want die wilden veel handelen met de Britten. Zij hadden zilver als munten maar waren daar
niets mee als ze wouden handelen met onder andere de Britten.
Dus ze lieten zilver vallen en gingen over naar monometallisme, in plaats van bimetallisme. Ze verkochten
hun zilver. Als je dan een macht zoals Duitsland al het zilver dumpt, dan wordt de markt overspoeld. Het
is niets meer waard en wordt dat voor andere landen ook niet meer houdbaar om dat aan te houden.
Iedereen deed zilver weg als betaalmiddel en eind 19 e eeuw krijg je enkel nog de goudstandaard.
Alle nationale munten, papier geld bijvoorbeeld, waren allemaal gebaseerd op goud. Ze hadden een
pariteit in goud. Je kon uw papiergeld of dollar inruilen in de equivalente waarde in goud bij de banken.
Men had allemaal die pariteit naar datzelfde onderliggende metaal (goud).
3
, Papiergeld als substituut voor goud
BANKEN:
- Ontstaan uit het faciliteren van handel
- Bewaren van gouddeposito’s van klanten (vb. goudsmeden in 17e eeuws Engeland)
- Papieren bewijzen van banken voor gouddeposito’s
- Deze papieren konden in transacties gebruikt worden
- Deposito’s werden uitgeleend voor kredieten
Hoe komen we tot dat papier?
Banken spelen daar een rol in. Banken zijn vanaf de jaarmarkten/ middeleeuwen ontstaan uit handel. Die
banken faciliteren die handel. Zij bewaarden gouddeposito’s, dus banken komt letterlijk van een bankje
waar iemand op zat.
Die bankiers hielden dat bij. Zij waren eigenlijk echt menselijke kluizen. Die gaven daar papieren bewijzen
voor.
Voor de handelaars was dat papiertje echt makkelijker dan die fysieke zakken goud door het Europese
vaste land te reizen naar de verschillende jaarmarkten, want de veiligheid op de weg was niet zo
gegarandeerd.
Papieren bewijzen van deposito’s waren veiliger.
Men kon die ook gebruiken op jaarmarkten om te ruilen met elkaar. Dat is zoals we nu digitale transacties
hebben, maar ten was dat op papier.
Die bankiers die op dat bankje zaten, die merkten ook wel dat ze lang moesten wachten op de handelaars
die hun tour deden. Misschien konden ze dat goud gebruiken ondertussen.
Men begon dat uit te lenen voor kredieten. Ze betalen dat terug met interest. Ze kregen niet enkel
papiergeld of papieren bewijzen, maar kregen ook een soort van leningen die die bankiers konden
verstrekken.
Lenen met rente was verboden voor Christenen, Joden hadden dat probleem niet. De bankiershandel
werd zo dus in de handen geduwd van de Joden. Daarom zijn zij zeer sterk vermengd met het financieel
systeem. Zij mochten wel geld lenen met rente.
Papiergeld omruilbaar voor goud
Eind 19e eeuw, goud is het
monometallisme. Alle munten zijn
erop gebaseerd. Papiergeld wat we
intussen hadden was daarop
gebaseerd.
Je ziet daarop staan: een biljet met
daarom “In Goldcoin, Payable to the
bearer on demand”.
Dat wil eigenlijk zeggen dat je van alle nationale munten met jouw papier geld naar de bank kon gaan en
zeggen “ik wil dit in equivalent goud”.
4