Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Psychologie 19/20 - Sociaal Werk €7,66
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Psychologie 19/20 - Sociaal Werk

 11 vues  0 fois vendu

Samenvatting Psychologie, Sociaal Werk - Hogent (2024).

Aperçu 4 sur 104  pages

  • Oui
  • 17 juin 2024
  • 104
  • 2023/2024
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (28)
avatar-seller
creteurrhune
Psychologie:

Hoofdstuk 1: psychologie een palet vol theorieën

1.2 Wat is psychologie
1.2.1 Onenigheid over de definitie.

Mens- of sociale wetenschappen: wetenschappen die ‘de mens’ bestuderen
vb. psychologie, psychiatrie, sociologie, culturele antropologie …

Psychologie: intern en extern geen eenduidigheid over het object (studie-onderwerp van een
wetenschap)
 Intern: verschillende theoretische stromingen
 Verschillende keuze van object vb. ene stroming kiest voor het onbewuste, andere
stroming kiest voor gedrag of cognities.
 Verschillende methode waarmee kennis wordt verworven.
 Veel meningsverschillen tussen psychologen naargelang hun kader

 Extern: psychologie niet goed afgebakend van andere (mens)wetenschappen
 Bijna alle psychologische onderwerpen worden ook in andere wetenschappen
bestudeerd.

 Gevolg: zowel binnen psychologie als tussen psychologie en andere wetenschappen zijn er
rivaliserende beschrijvingen en verklaringen over hetzelfde onderwerp

1.2.2 Poging tot definiëring psychologie:

Psychologie: wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt bestudeerd als de
gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de
omstandigheden waarin dat plaatsvindt

Verschil met andere wetenschappen:
 Psychologische theorieën: beschrijving en verklaring van het object vooral op individueel
niveau + kijken naar de beleving en waardering van gedrag (zowel persoon zelf als zijn
directe omgeving)
 Sociologische theorieën: kijken meer naar maatschappelijke of groepsverbanden
 Biologische of medische wetenschappen: kijken naar biologische bepaaldheid van gedrag

Een wetenschap wordt getypeerd door:
 Object: soorten vragen en problemen
 Methoden en theorieën.
 Dynamisch spel tussen object en methoden en theorieën met als gevolg dat de grenzen
tussen wetenschappen niet vastliggen.
 Maatschappelijk draagvlak:
 Weerklank in de maatschappij: hoe sterk worden persoonlijke theorieën gekleurd door
wetenschappelijke kennis
 Psychologie = sterke weerklank in Westerse maatschappij
 Gepsychologiseerde wereld (ibidem): manier waarop de doorsneeburger
maatschappelijke verschijnselen ervaart wordt mede bepaald door
psychologische theorieën
 Ligt niet vast: veranderd doorheen de tijd

1.3 Theorieën

Theorieën: referentiekaders van waaruit psychologen te werk gaan, interpretaties waarmee
verschijnselen bekeken en verhelderd worden
 Grote verscheidenheid, geen theoretische overeenstemming:

1

,  Gevolg: eenzelfde verschijnsel wordt vanuit meerdere theorieën verschillend
beschreven en verklaard
 Theorieën kunnen komen en gaan.

1.3.1 Functies van theorieën

3 functies:
1. Systematiseren of ordenen
2. Verklaren en voorspellen
3. Heuristisch

*Voorbeelden die gebruikt worden: gehoorzaamheidexperiment
Systematiserende of ordenende functie:
 Systematische weergave van wat wordt waargenomen.
 Wetenschappelijke kennisverwerving verloopt via expliciete regels.
- Procedures van verwerving moeten duidelijk en controleerbaar zijn.
- Bevindingen worden gerapporteerd in de vorm van helder geformuleerde verbanden of
wetten die herhaalbaar (repliceerbaar) zijn.
 Wat in het ene onderzoek wordt aangetroffen, moet in een ander onderzoek
opnieuw aangetroffen worden.
vb. Psycholoog toont aan dat in een specifieke situatie mannen extreem
gehoorzaam kunnen zijn dan wordt een dergelijk verband pas als geldig gezien
als het ook in andere experimenten wordt aangetoond.

 Wetenschappelijke waarnemingen zijn theoriegeladen: referentiekader van
wetenschappers bepaalt wat ze zien, waar ze de nadruk op leggen en wat ze verwaarlozen

Verklarende en voorspellende functie:
 Resultaten verklaren: aangeven dat ze in specifieke omstandigheden bereikt worden vb.
gehoorzame persoon moet extreem afhankelijk zijn van de opdrachtgever
 Op grond daarvan kan men voorspellen. vb. in een experiment waarin de proefpersonen
minder afhankelijk zijn, zullen zij minder gehoorzaam zijn

Heuristische functie:
 Op grond van het inzicht dat de theorie heeft opgeleverd kunnen nieuwe voorspellingen
gedaan worden.
 Nieuw = daar had ik nog niet aan gedacht vb. gehoorzaamheidsexperiment kan een
wetenschapper op het idee brengen dat dit iets verklaart van gehoorzaamheid en
wreedheid van oorlogsmisdadigers
 Een theorie is nooit af en levert weer nieuwe ideeën op.

Kader p.25-27 lezen

1.4 Kenmerken van psychologische stromingen
*Stroming heeft een geschiedenis.
*Stroming heeft een mensbeeld.

1.4.1 Geschiedenis van theoretische stromingen

*Historische ontwikkeling

Theoretische stromingen in de psychologie kennen vaak een lange geschiedenis.
 Wortels in oude filosofische tradities en nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen.
 Start wetenschappelijke psychologie: 130 jaar geleden
 1889, Parijs: Eerste Internationale Congres voor de Psychologie
 Positieve tijdsgeest: geloof in grote wetenschappelijke vooruitgang; toekomstige
psychologie zou de mens helpen bij het vinden van zijn bestemming (verschillende
opvattingen:)
2

,  Psychologie moest beschikken over een alomvattende theorie van het psychisch
functioneren voordat er begonnen kon worden aan de praktische toepassing.
(Europa)
 Kennis moest dienstbaar zijn aan concrete maatschappelijke doelstellingen:
maatschappelijke problemen moesten theorievorming bepalen (Amerika)

Er ontstonden meerdere stromingen: groepen wetenschappers met eigen, specifieke
vraagstellingen en onderzoeksmethoden
 Schoolvorming in de psychologie:
 Begin: scholen bestreden elkaar, vonden andere bevindingen irrelevant of gevaarlijk en
sloten zich af door eigen taalgebruik; elke school ontwikkelde specifieke begrippen en
richtte eigen verenigingen op
 Laatste jaren: grotere vrijheid binnen scholen en toenemende samenwerking tussen
verschillende scholen

*Cultuurhistorische bepaaldheid: invloed van cultuur en tijdstip van ontstaan
 Ontstaan stroming: stroming voorzag in de behoefte van die periode en vertegenwoordigde
de waarden en normen die op dat moment van maatschappelijk belang waren

*Stromingen reageerden op elkaar: dingen behouden en/of andere dingen introduceren

*Slingerbeweging: wisselende modes

vb. Rogers kwam in de jaren 50 van de vorige eeuw met een non-directieve vorm van
hulpverlening als reactie op de toen geldende autoritaire vormen van hulpverlening. In de
jaren 80-90 was de slinger weer op de ‘terugweg’: directieve hulpverleningstechnieken
kenden een snelle opkomst.

vb. Psychoanalyse lang niet meer zo dominant als 60 jaar geleden, maar voor onderwerpen
die verwant zijn aan de psychoanalyse bestaat een hernieuwde belangstelling vanuit andere
invalshoeken.

*Stromingen maken gebruik van elkaars inzichten: niet iedere keer van nul beginnen

vb. Begrip ‘onbewuste’ hoort traditioneel thuis in de psychoanalyse, maar wordt tegenwoordig
vanuit het referentiekader van de cognitieve psychologie bestudeerd.

Fusies in de psychologie:
 Hedendaagse gedragstherapie: behavioristische en cognitieve opvattingen gaan samen
 Directieve therapie: kruisbestuiving tussen gedragstherapie en systeemtheorie
 Samenwerkingen in psychologie: historisch en cultureel bepaald
 Toenemende behoefte aan flexibele en pragmatische opvattingen.

*Evidence based: nadruk op effectiviteit van een methode/behandeling
 Theorie en de daarop gebaseerde behandeling moet bewijzen dat ze een juist inzicht biedt
(werkt).
 Wetenschappelijk bewijs dat de methode/behandeling effectief is.
 Bewijsmateriaal uit systematisch kwantitatief en kwalitatief onderzoek.
 Als effectiviteit niet bewezen kan worden, kan het zijn dat er geen geld beschikbaar
wordt gesteld.
 Minder nadruk op theoretische uitgangspunten en meer op praktisch nut.

1.4.2 Mensbeelden bij theoretische stromingen

Mensbeeld: hoe ‘de mens’ opgevat wordt, opvatting over wat typisch menselijk is
 Historisch, cultureel en religieus bepaald/beïnvloedt.
 Consequenties voor opvattingen over gezondheid en ziekte. vb. Westen: hersenen centraal,
Japan: hart essentie van de mens
3

, 2 aspecten van een mensbeeld:
1. Beschrijving van de kenmerkende eigenschappen/essentiële kenmerken. (Bodem
menselijk bestaan)
vb. verschil tussen mensen en dieren of verschil tussen kinderen en volwassenen
2. Verwijzing naar hoe mensen behoren te zijn/hoe ze zich moeten gedragen = doelbeeld.
 Doelbeeld: morele visie; eigen handelen aansturen en gedrag van anderen
beoordelen

1.5 Indelingen van theoretische stromingen

2 indelingen theoretische stromingen:
1. Mensbeelden
2. Biopsychosociaal model (systeemtheorie)

1.5.1 Mensbeelden in de psychologie

Moderne visie: alle 3 de niveaus zijn in menselijk gedrag aanwezig

Mensbeelden in 3 niveaus:
1. Persoonlijk niveau
2. Organistisch niveau toenemende complexiteit: hoe hoger het niveau, hoe
complexer het gedrag
3. Mechanistisch niveau

Het persoonlijk niveau omvat ook het organistische en mechanistische niveau, maar niet
omgekeerd.

Mechanistisch mensbeeld: mens als machine
 Mensen zijn als mechanieken/machines die door externe krachten worden voortbewogen.
 Mens = ingewikkeld dier – geen onderscheid tussen mensen en dieren.
 Iedere mens en ieder menselijk deeltje is afzonderlijk te bestuderen.
 Invloed van de omgeving is niet essentieel – weinig belang voor omgevingsfactoren.
 Lineair causaal verklaringsmodel – A veroorzaakt B, er wordt een oorzaak voor gedrag
gezocht en het verband tussen oorzaak en gevolg is rechtlijnig.
 Het geheel = de som van de delen.
 Statisch, zonder dynamiek.

Organistisch mensbeeld: mens als levend organisme
 Mensen zijn als organismen: ze groeien en bloeien
 Vergelijkingen met dieren kunnen zinvol zijn, maar mensen  dieren.
 Organisme kun je niet los bestuderen van zijn omgeving – omgeving wordt een belangrijke
factor.
 Circulair verklaringsmodel – er wordt niet van uit gegaan dat er eenduidige relaties zijn
tussen oorzaak en gevolg, er is wisselwerking.
 Het geheel > de som van de delen.
 Dynamisch, in beweging, veranderlijk.

Personalistisch mensbeeld: mens als organiserend en scheppend wezen
 Principieel onderscheid tussen mensen en overige organismen: mens = cultuur-wezen,
talig-wezen, spreek-wezen
 Menselijk handelen is doelgericht (nuancering: kan doelgericht zijn), mensen geven zin aan
hun leven.
 Gedrag heeft een betekenis, die verschuift naargelang de context – context genereert de
betekenis.
 Mens = 1 geheel.
 Kennis uit dierenexperimenten zegt niets over menselijk gedrag.

4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur creteurrhune. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,66. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

52355 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,66
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté