“De menselijke rede treft in een bepaald type van haar kennis het bijzondere lot dat ze door vragen
wordt geplaagd die ze niet kan afwijzen, omdat ze haar door de aard van de rede zelf worden
opgegeven; die ze echter ook niet kan beantwoorden, daar ze het vermogen van de menselijke rede
volledig overstijgen.”
“Wat is de mens tenslotte in de natuur? Een niets vergeleken met het oneindige, een Al in
vergelijking met het niets, een midden tussen niets en alles, oneindig verre ervan de uitersten te
bevatten; en het begin en einde der dingen blijven onverbiddelijk voor hem verborgen in een
onoplosbaar mysterie.”
“Wat een hersenschim is de mens toch! Wat een ongehoord wezen, wat een monster, wat een
chaos, wat een voorwerp vol innerlijke tegenstrijdigheid, wat een wonder! Rechter over alle dingen,
domme worm; heerser over de waarheid, riool van onzekerheid en dwaling; glorie en uitvaagsel van
het heelal”
“Wanneer ik nadenk over de korte duur van mijn leven, opgenomen in de eeuwigheid voor en na mij,
en over de kleine hoeveelheid ruimte die ik inneem en kan zien, omsloten door de oneindig grote
ruimte die ik niet ken en die mij niet kent, ben ik bang en verbaasd dat ik hier ben en niet ergens
anders, op dit moment en niet op een ander. De eeuwige stilte van de oneindige ruimte beangstigt
mij.”
“Het is de eerste taak van de filosofie in de moderne wereld de mens als persoon te laten herrijzen,
hem te redden uit de banaliserende handen van de wetenschap, en het sarcasme dat weet dat wij
slechts gewone dieren zijn te vervangen door de ironie die begrijpt dat wij juist ongewone dieren
zijn.”
“Zodra ik een voorwerp buiten mijzelf waarnam, stelde het bewustzijn dat ik het zag, zich tussen dat
ding en mij op en omgaf het met een dun geestelijk randje dat mij belette de materie rechtstreeks te
beroeren.”
Met al je observaties zal het je hoogstens lukken achter jezelf te komen, maar nooit in jezelf.
Je blijft altijd buiten jezelf, wat je ook onderneemt. Je ziet een auto, en op de een of andere
manier zie je daar ook schimmig bij: "Ik zie een auto." Je bedrijft de liefde of bent verdrietig
en ziet dat je het bent. In de volle betekenis zijn echter noch die auto, noch je verdriet of je
liefde, noch jijzelf er helemaal. Niets is er meer helemaal zoals het er in je kinderjaren ooit
was.”