Regelproducenten
Afdeling 1: wie zijn de regelproducenten
Rechtsbronnen
De bronnen vh recht zijn de elementen die samen het recht uitmaken en waarop
rechtssubjecten zich kunnen baseren om hun rechten te laten gelden
Regelproducten: produceren de rechtsbronnen
Voornaamste regelproducten:
Wetgever, rechtspraak, doctrine, gewoonte, billijkheid, alg rechtsbeginselen, vreemd
recht en private regelgeving
Bindende rechtsbronnen: formele rechtsbronnen, rechter kan er zich rechtstreeks op
baseren om een uitspraak in 1 of andere richting te sturen
Gezaghebbende rechtsbronnen: als ondersteuning ve redenering ij het maken vd
voormelde keuze
Afdeling 2: wetgever
§ 1. Begrip
Algemeen:
De ‘wet’ is een schriftelijke rechtsnorm in gestandaardiseerde vorm met een
bepaalde inhoud en uitgaande van een daartoe speciaal gelegitimeerd orgaan
‘Wet’ als eerste rechtsbron
Wet in formele zin
= Iedere akte die uitgaat van de wetgevende macht
Federaal wetgevende macht noemt men dit wetten
Deelstatelijke wetgevende macht noemt men dit ordonnanties en decreten
Bij formele wetten kijkt men niet naar de inhoud van de akte, maar naar het orgaan dat de
akte heeft gemaakt
Wet in materiele zin
= Is een akte, ongeacht het orgaan dat de akte tot stand bracht, die een bindende regel
inhoudt. De inhoud van de akte is doorslaggevend
§ 2. Soorten wetten
Supranationale en interne rechtsnormen
1) Onderscheid in soorten geschreven rechtsnormen naargelang het orgaan dat akte
produceerde
2) Onderscheid naargelang de inhoudelijke reikwijdte
,A. INTERNATIONALE NORMEN
= internationale normen zijn normen die worden gemaakt hetzij door internationale
organisaties, hetzij door meerdere landen onderling en waarvan de landen die lid zijn zich in
beginsel moeten houden
*Onderscheid tussen:
het klassieke verdragsrecht: volgens verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht is een
verdrag een internationale overeenkomst in geschriften tussen staten gesloten en door het
Volkenrecht , hetzij neergelegd in een akte, ongeacht de bijzondere benaming ervan
Bij het klassieke traktatenrecht (of het interstaatsrecht) worden verdragen tot stand
gebracht door overleg tussen soevereine staten. Het gaat om een rechtsordening
tussen staten waarbij de rechtssubjecten de staten zijn en niet hun onderdanen
Verdragsrecht gaat niet gepaard met de overdracht van een deel van de
Soevereiniteit
Verdrag met directe werking (normatieve verdragen): verdrag bevat bepalingen
waaruit de burger rechtstreeks rechten kan putten; self executing (vb. EVRM)
Verdrag zonder directe werking (contractuele verdragsbepalingen): bevat
verplichtingen die zich richten tot de staten zelf en niet tot de burgers van die
staten (vb. Europees Verdrag nr. 108 van Straatsburg…)
het Europees recht: opgedeeld in primair en secundair recht
Primair recht:
Verwijst nr de basisverdragen (VEU, VWEU) met inbegrip van protocollen, en het
Handvest vd Grondrechten vd EU
Bestaat vooral uit verdragen op basis waarvan EGKS, de Europese Gemeenschap en
later de Europese Unie werden opgericht
Verdragen vaak directe werking
Secundair recht:
= geheel van bindende besluiten (verordeningen, richtlijnen en besluiten)
Geheel van regels die het resultaat zijn van het optreden van commissie, raad en
parlement
Organen vd Europese Unie kunnen beslissingen nemen die rechtstreeks bindend zijn
voor de burgers van de lidstaten
Rechten kunnen afgedwongen worden vr de nationale rechters
Europees recht = supranationaal (kenmerk van supranationaal; lidstaten hebben
in basisverdragen deel van hun soevereiniteit afgestaan)
Europese normen: Europese regelgeving (secundair) krijgt de vorm van een verordening,
richtlijn of besluit
, Verordening: norm die een algemene strekking heeft en in de lidstaten rechtstreeks
van toepassing is en bindend in elk onderdeel
Richtlijn: niet bindend in al hun onderdelen en niet rechtstreeks van toepassing,
enkel bindend vr de lidstaten wat het resultaat betreft
Verticale werking en richtlijnconforme interpretatie (p42-43)
Besluit: verbindend in al zijn maatregelen
Adviezen en aanbevelingen: geen verbindende kracht
Benelux-wetgeving:
Eenzelfde wettekst door de drie nationale parlementen laten goedkeuren, zodat in
de drie landen dezelfde wettelijke tekst aanwezig is
Het Benelux Gerechtshof zorgt voor een uniforme interpretatie in de 3 landen
Drie Benelux-eenvormige wetten: wet betreffende verplichte autoverzekering, wet
betreffende de commoriëntes, wet inzake de dwangsom
Eenvormige wetten inzake Benelux-merken en tekeningen of modellen vervangen
door Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom
B. INTERNE RECHTSNORMEN
Interne rechtsnormen onderscheid tussen wetskrachtige bepalingen, verordeningen,
pseudowetgeving en adviezen
Wet, decreet en ordonnantie
Wetskrachtige bepalingen: bepalingen die door de wetgevende lichamen tot stand worden
gebracht (wetten in formele betekenis) (art 36 GW)
Federale wetgevende macht: Koning, Kamer van volksvertegenwoordigers en Senaat
Wetten
Deelstatelijke wetgevende macht: deelstatelijke parlement en deelstaatregering
Decreten (Vl. Gemeenschap, Vl. Gewest, Wl. Gewest, Fr. Gemeenschap en Dt.
Gemeenschap)
Ordonnanties (BHG en Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie)
Andere wetten: wetten die met een andere naam worden aangeduid omdat zij hetzij op een
bijzondere wijze tot stand werden gebracht
1) Besluitwetten: beslissingen van wetgevende macht, genomen tijdens WOI (door
Koning en ministers) en tijdens WOII (door de in raad vergaderde ministers) op
moment wnr Kamer en Senaat niet konden samenkomen door
oorlogsomstandigheden
2) Programmawetten: maatregelen die zich ingevolge de begroting opdringen en
hebben meestal betrekking op het sociaal en financieel beleid van de regering
, 3) Opdrachtwetten: wetten waarin parlement aan de koning de opdracht geeft om wet
te maken of aan te passen (met deze wet draagt parlement enkele bevoegdheden
over aan regering, basis hiervoor in artikelen 105-108, in tegenstelling tot
wetgevende macht heeft uitvoerende macht slechts beperkte bevoegdheid)
Gewone opdrachtwet: zodra de wetgever een reglementaire bevoegdheid
toekent aan de uitvoerende macht, een bevoegdheid die niet voorkomt in artikel
108
Kaderwet (specifieke oprdachtwet): wetgever legt in de wet de essentiële
beleidslijnen vast en draagt aan de koning op om complementaire maatregelen
uit te vaardigen
Bijzonderemachtenwet of volmachtenwet: heeft zeer ruime bevoegdheid aan de
koning. Er gebeurt een delegatie van wetgevende bevoegdheid aan de
uitvoerende macht: het domein wordt nauwkeurig omschreven; de termijn
waarbinnen deze machten verleend worden is beperkt en na het verstrijken van
de termijn moet de regering verantwoording afleggen over het gebruik van deze
volmachten, hetgeen vaak resulteert in een retroactieve bekrachtiging ervan door
de wetgevende macht.
In de materies die worden aangewezen in deze wet mag de koning de bestaande
wetten wijzigen door middel van koninklijk besluit =KB
KB’s hebben wetskrachtige werking en worden oplopend genummerd
4) Bijzonderemeerderheidswetten: worden goedgekeurd met de volstrekte
meerderheid, d.w.z. de meerderheid van de leden moet aanwezig zijn en er moeten
meer ja-stemmen zijn dan neen-stemmen
Verordeningen
Rechtsnormen die door de uitvoerende macht tot stand worden gebracht Verordenende
bevoegdheid aanwezig op niveau:
Niveau Actoren Akten
Federaal Koning en ministers KB’s en ministeriële
besluiten
Deelstaten Deelstaatregering Besluiten van
deelstaatregering/ lid ervan
Lokaal Verschillende organen Besluiten van de deputatie
provincie (gouverneur, Besluit van burgemeester,
deputatie en provincieraad) schepenen
en de gemeente
(burgemeester, college van
burgemeester en schepenen
en gemeenteraad)
Dienstgeweigerd RSZ, Raad van het Besluiten vd organisaties
gedecentraliseerde Gemeenschapsonderwijs, …
overheden