alle open vragen van wijsbegeerte zowel voor kine als gnk bruikbaar, wordt nu gegeven in 3e bach. maar vroeger in 1e is wel nog zelfde prof. Ik had een 17/20.
In welke cruciale opzichten verschilt volgens Descartes de moderne wetenschap van de antieke
en middeleeuwse wetenschap? 200 woorden.
Moderne wetenschap: mechanische oorzaken. + mechanische oorzaak= oorzaak die vooraf gaat aan
het effect
Middeleeuwse wetenschap: alles doeloorzaken. + doeloorzaak= oorzaak dat in de toekomst ligt.
Dit gaat gepaard met de veralgemening van de wiskunde en het afschaffen van het verschil tussen
bovenmaanse en ondermaanse. Hiermee wordt bedoelt dat aangezien dezelfde wetten gelden voor
hetgene boven als onder de maan er geen verschil is tussen beide.
Geef en bespreek het mediaat-realisme van Descartes. (5p./max. 200 woorden)
Het mediaat realisme wijst ons erop om dat we niet rechtstreeks van een res cogitans tot een res
existensa kunnen komen. We kunnen dus niet zeker zijn van de materiële buitenwereld. Van de res
cogitans zijn we zeker omdat we zeker zijn van onze twijfel als we twijfelen. Door de twijfel gaan we
over naar het idee van een almachtige/goede iets: god. Doordat god bestaat zijn we zeker dat er geen
malin genie kan zijn. Om dus van res cogito res existena te gaan: moeten de brug overbruggen door
de 3 pijlers.
1. Zeker van zintuigelijke gegevens. (zintuigen zijn niet accuraat dus beroep doen op wiskunde)
2. Causaliteitsprincipe: zintuigen moeten veroorzaakt zijn door materiële buitenwereld
3. Godswaarachtigheid: god zou ons niet op foute spoor zetten.
Dus er is een materiele buitenwereld, de geometrie bestaat.
Descartes gebruikt de zintuiglijke indrukken als een van de peilers van zijn mediaat-realisme.
Nochtans had hij tevoren aangetoond dat de zintuiglijke indrukken onbetrouwbaar waren.
Waarom is dit geen paradox? (4p./max. 200 woorden)
In zijn mediaat realisme gaat hij van de res cogito naar res existensa via de brug met 3 pijlers.
1. Zekerheid van de zintuigen. Hier wordt er niet gezegd dat ze zintuigen correct zijn. Zintuigen
zijn niet accuraat dus we moeten hulp gebruiken vanuit de wiskunde om die zintuigen correct
te begrijpen. Maar zijn wel zeker dat we ze hebben.
2. Causaliteitsprincipe: zintuigen moeten veroorzaakt worden door materiële buitenwereld
3. Godswaarachtigheid: hij zou ons niet bedriegen.
Welke middelen hebben we volgens Descartes ter beschikking om onze zintuiglijke indrukken te
corrigeren? Licht toe. (4p./max. 200 woorden)
Slecht:
Gebruik maken van andere zintuigelijke indrukken om elkaar te corrigeren waarom op andere
zintuigen wel beroep doen?
Geheugen zorgt ervoor dat we vorige zintuigen kunnen vergelijken waarom beroep op andere
zintuigen?
Wie zegt dat de andere zintuigen waar zijn?
Goed:
Beroep doen op de wiskunde om onze zintuigelijke illusies te verklaren.
Voorbeeld: persoon die ver weg is, is kleiner precies maar door de wiskunde valt het te berekenen en
weten we dat dit niet correct is.
Waarom zijn denken en uitgebreidheid volgens Descartes twee substanties? (5p./max. 200
woorden)
Denken: geest. Is niet deelbaar, neemt geen plaats in de ruimte
Uitgebreidheid: lichamelijke. Is deelbaar, neemt wel plaats in de ruimte.
Uit mediaat realisme af te lijden dat lichamelijke niet direct kan bewezen worden vanuit het denken.
Descartes steunt op principe van identiteit (leibniz): 2 dingen die verschillende eigenschappen hebben
zijn andere dingen. 2 dingen met dezelfde eigenschappen zijn hetzelfde.
,Wat denkt Frank Jackson aan te tonen met het gedachte-experiment ‘what Mary didn’t know’?
200 woorden.
Qualia: naam voor een iets dat iedereen ‘normaal’ vind maar heel moeilijk uit te legfen is. Bv: hoe het
voelt om rood te zien.
Experiment: mary kent alle hersenprocessen wat er gebeurt wanneer er kleur wordt waargenomen. Ze
leeft zelf in kleurloze omgeving. Ze ziet voor de eerste keer een rode appel.
Resultaat: we merken dat ze iets heeft bijgeleerd. Dus de mentale processen zijn subjectief, en moeten
aangeleerd worden. Het is niet deelbaar hoe het voelt om een kleur waar te nemen. Een ervaring is dus
anders dan het materiële. In de natuurwetenschappen leren ze objectieve feiten.
Geef het gedachtenexperiment van Frank Jackson. Leg uit wat het aantoont. Beantwoord ten
slotte ook de volgende kritiek: “Mary doet alleen maar nieuwe kennis op omdat andere,
voorheen ongebruikte hersencentra/neurale verbindingen worden geactiveerd wanneer ze op
voor het eerst de kleur rood ziet.”
Gedachtenexperiment: mary kent alle hersenprocessen wat er gebeurt wanneer er kleur wordt
waargenomen. Ze leeft zelf in kleurloze omgeving. Ze ziet voor de eerste keer een rode appel.
Resultaat: we merken dat ze iets heeft bijgeleerd. Dus de mentale processen zijn subjectief, en moeten
aangeleerd worden. Het is niet deelbaar hoe het voelt om een kleur waar te nemen. Een ervaring is dus
anders dan het materiële. In de natuurwetenschappen leren ze objectieve feiten.
Over kritiek: onjuist. Wat ze bijleert zijn mentale toestanden en niet materiële. Materiële gaat erbij
gepaard maar wat ze leert is specifiek aan het immateriële, namelijk iets ervaren.
Waarom zou Frank Jacksons gedachtenexperiment ook wel een knowledge-argument worden
genoemd? (max. 200 woorden/4p.)
Mary bezit over de volledige kennis in de moderne wetenschap. Ze weet exact welke hersenprocessen
gebeuren bij welke waarneming. Maar de ervaring van de kleur rood te zien is iets wat niet in de
moderne wetenschap vervat zit, het is iets wat je enkel kan leren door ervaring.
Bespreek het onderscheid dat Descartes maakt tussen het lichaam als automaat en het beleefde
lichaam 180 woorden.
Het lichaam als automaat is een mechanische pop die alles doet via de wetten van de fysica. Het is niet
omdat die zo is, dat we dit ook zo ervaren.
In Descartes’ filosofie geldt dat de wijze waarop we iets ervaren niets zegt over hoe iets is. Wat
volgens Descartes het levende onderscheidt van het niet-levende is niet iets bovennatuurlijks maar een
element dat tot de mechanische natuur behoort, namelijk het vuur van het hart.
Voorbeeld: als we honger hebben ervaren we de maag niet als machine-onderdeel dat signalen
uitzendt naar andere onderdelen waardoor we naar voedsel gaan bewegen. We ervaren honger als
honger.
Waarom moeten we volgens Kant aan levende wezens een inwendige doelmatigheid
toeschrijven?
Inwendige doelmatigheid: het essentiële doel van een organisme. Vb: inwendig doel van neus is
geursignalen opnemen. Dus het is de oorzaak van zijn eigen effect, doeloorzaak.
Er zijn 3 inwendige doeloorzaken:
1. Ze genereren kopieën van zichzelf: olifant maakt olifant
2. Ze zetten datgene wat verschilt van hen om in zichzelf: voeding van mens wordt gegeten en
erna wordt er een nieuwe baby ontstaan
3. De delen van het organismen houden zichzelf, elkaar en geheel in het bestaan: bladeren bomen
afh van boom maar ook voor belang van wortels van boom.
, Waarin bestaat de antinomie van het oordeel in de biologie? (3p./max. 100 woorden)
Kant antinomie met de inwendige doelen.
Antinomie: tegenstrijdigheid tussen 2 betekenissen die beide kloppen.
1. Organisme en zijn eigenschappen zijn deel van de levende natuur, en de levende natuur kan
enkel verklaard worden door mechanische oorzaken.
2. Organisme en zijn eigenschappen hebben een inwendige functie die enkel gezien kan worden
door middel van doeloorzaken.
Antinomie staat voor een tegenstrijdigheid tussen 2 oordelen die allebei juist lijken te zijn. Enerzijds is
het waar dat organismen en hun eigenschappen deel uit maken van de levende natuur en dat de
levende natuur beschreven moet worden via mechanische oorzaken. Anderzijds is het ook waar dat
organismen en hun eigenschappen inwendige doelen veroorzaken die enkel beschreven kunnen
worden met behulp van doeloorzaken.
Kant bespreekt onder meer het feit dat vele gewassen gebruik maken van de regen. Hij ziet dit
als een illustratie van een bepaald begrip. Om welk begrip gaat het? (1p./max. 10 woorden)
Uitwendige doelmatigheid. Dit is een bijkomende functie van een organisme, het is niet essentieel.
Wat houdt het onderscheid tussen eigenlijk en zwakke functies precies in?
Eigenlijke functies: inwendige functies. Functie van X is de verzameling van toevallige en verleden
effecten van X die ervoor zorgt dat het bewaard bleef.
Zwakke functies: uitwendige functies. Functie van X is datgene waarvoor we X gebruiken maar niet
de reden is van behoud.
Voorbeeld:
Eigenlijke functie van het hart: rondpompen bloed
Zwakke functie van het hart: kloppend geluid zodat dokter hartslag kan meten
Altruïsme
Een evolutionair mechanisme die altruïsme kan produceren. (Altruïsme = een geselecteerde
eigenschap, niet in het belang van jezelf, maar in het belang van de groep/soort). Effective altruïsme is
iets doen voor iemand zonder er zelf iets uit te krijgen maar niet op z’n allerhoogst. Bv geneeskunde in
ontwikkelingslanden.
Als je de darwinistische bepaling van functie ernstig neemt, kan je dan besluiten dat elk positief
geselecteerd orgaan een functie heeft? Leg uit en illustreer (5p./max. 200 woorden)
Darwinsistische bepaling van functie: een functie is een verzameling van toevallige en verleden
effecten van een eigenschap waardoor die eigenschap bewaard bleef bij de voorouder.
Antwoord: nee niet juist.
Reden: Niet alles is geselecteerd omwille van de effecten die erbij kwamen.
Illustratie: de kleur van het bloed is nu rood maar dat het een andere kleur kunnen hebben en nog
steeds dezelfde functie kunnen uitoefenen name transport hormonen.
Illustratie 2: de rudimenten zijn organen zonder functie. Voorbeeld rudiment is appendix. Er is geen
probleem met de darwinistische functie maar je voelt aan dat er iets problematisch is omdat wij de
rudimenten zo verklaren.
Bespreek kort hoe Darwin de biologische functies zou gemechaniseerd hebben.
1. Biologische functie eerst: functie van een orgaan is de verzameling van effecten waarom het
orgaan bestaat.
2. Doeloorzaken in gekropen dus niet goed volgens darwin. De definitie aanpassen en
mechaniseren. Oplossen want natuurlijke evolutie is een mechanistisch proces.
3. Darwins definitie functie: een verzameling van toevallige en verleden effecten van een
eigenschap waardoor die eigenschap bewaard bleef bij de voorouders.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur GNKBACH. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,96. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.