Complexe Opvoedingssituaties II
Thema 1: wetenschappelijke theorieën en modellen, Thema 2: micro (zie sem 1)
Thema 3 – complexiteit: factoren op mesoniveau
Blok 7 – contexten op mesoniveau
Sem 12 – inleiding + vrije tijd
->inleiding: zie ppt afgedrukt inleiding
->vrije tijd: wakelet
Leerdoelen:
Je kan vrije tijd historisch kaderen
Je kan het hedendaags doel van vrije tijd toelichten
Je kan belangrijke aspecten benoemen die vrije tijd
verschillend maken voor kinderen en jongeren
Je kan een gepast vrijetijdsaanbod uitzoeken voor een
gegeven casus
Je kan adviezen uitreiken om binnen een context
ondersteuning op maat aan te bieden
Je kan kritisch reflecteren over vrije tijd en
participatief werken in het werkveld
Aanpak:
Digitaal leerpad - Toledo
▪ Kennisclips
▪ Korte verwerkingsopdrachten (in groep/jaaropdracht en via wakelet)
▪ Aandacht voor linken met het ruimere opleidingsonderdeel
Vragen?
▪ digitaal terugkommoment dinsdag 15/2 om 14u via collaborate
▪ (plan B: donderdag 17/2 om 12u30 op campus C0.01)
Starter
• Op welke domeinen kan je problemen verwachten als SRW-er in het domein vrije tijd?
• Aparte invulling van vrije tijd die verschilt met de cliënten, beperkte vrije tijd als je jouw hoofd verliest tussen andermans
problemen, onvoldoende afstand kan nemen
• Het kan zijn dat het moeilijk is om met je cliënten samen vrije tijd te maken, het versterkt band en zo is het niet altijd
professioneel werk maar ook iets losser. Niet altijd makkelijk wnnr vrijetijdsinvulling anders is voor de andere, nochtans
zijn er veel mogelijkheden
• Eigen ervaringen vanuit expertise in jeugdbeweging, stagesetting, vrijetijdsorganisatie? /
• Interessant: De Ambrassade, bureau voor jonge zaken https://ambrassade.be/nl/kennis/artikel/maak-tijd-vrij
1. Vrije tijd, een situering
A. Doorheen de geschiedenis – historische evolutie
• Het onderwerp “vrije tijd” krijgt meer aandacht in onze maatschappij in vergelijking met een halve
eeuw geleden.
o Zelfde voor verschillende kindbeelden doorheen geschiedenis
• Vrije tijd is een jong begrip. Tot 19de eeuw enkel voorbehouden voor de elite, de kleine bovenlaag
van de samenleving. Zij konden profiteren van de arbeid van anderen en zich ‘vrij’ stellen van
activiteiten die nodig waren om te overleven.
o Konden zich dan wijden aan muziek, scholing, borduren,…
o Grootste groep v mpij had geen vrije tijd→vooral gericht op arbeid; er was ook gn
licht/elektriciteit in avond→veel mogelijkheden om nog dingen te doen worden beperkt
• Maatschappelijke positie van kinderen veranderde in helft 19de eeuw en er werd meer belang
gehecht aan de ‘kindertijd’ als aparte levensfase.
o Apart speelgoed, aparte fase, aparte doelgroep,…
1
, • Mijlpaal: Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) met het recht op vrije tijd.
Artikel 31 van het Kinderrechtenverdrag.
• Elk kind heeft recht op vrije tijd, rust en ontspanning. De overheid moet het aanbod van degelijke en
gelijke kansen voor culturele, artistieke, recreatieve en vrijetijdsactiviteiten aanmoedigen. (UNICEF,
2004, p4)
• Vooral de participatiegedachte staat centraal in de vrijetijdsbesteding van kinderen en jongeren :
focus op empowerment, emancipatie en participatie (actieve burger worden)
• Cf pedagogie OF1: pedagogisering en professionalisering
o Er onstaan koepelorganisaties (chiro, scouts,…), vrije tijd w gepedagogiseerd, toewerken
naar actieve burger
• Terreinen pedagogisering:
o gezin als 1e opvoedingsmilieu
o school als 2e opvoedingsmilieu
o vrije tijd als 3e ruimte
• Visie op vrije tijd: kinderen en jongeren moeten mogelijkheden krijgen tot ontplooiing
• Beleidsfocus: ligt vooral op georganiseerde vrijetijdsbesteding (jeugd- en sportverenigingen)
vanwege positieve effecten (zie verder)
• Algemeen maatschappelijke tendensen op macro-niveau:
o Verschuivingen in ons tijdsgebruik zijn courant: de flexibilisering van werktijden,
arbeidsduurvermindering of nieuwe mogelijkheden op het vlak van vrijetijdsbesteding
▪ Licht aansteken, met iederen overal ter wereld, alles is flexibeler geworden,
meerdere trajecten van arbeidsduur, intsensiteit,…
▪ Vroeger had men schrik dat we ons op lange duur zouden gaan vervelen→toch niet
dus
o Ook maatschappelijke processen waaronder vergrijzing, individualisering en digitalisering
oefenen een sterke invloed uit op ons tijdsbestedingspatroon
• Vrije tijd heeft dus niet altijd bestaan en zal zich anders uiten afhankelijk van hoe wij ons verder
ontwikkelen
B. Vormen van aanbod – de vrijetijdsinvulling voor kinderen en jongeren
• Formeel vrijetijdsaanbod: georganiseerde vrijetijdsactiviteiten (jeugdbeweging, muziekschool,…)
• Informeel vrijetijdsaanbod: alle vrije tijd buiten het georganiseerde aanbod (gaan spelen, gaan
skaten, …)
• Informeel w vaak als minderwaardig beschouwd, soms ook negatieve connotatie zoals de
hangjongeren,… toch beiden even belangrijk
o Vaak ook neiging om eerst formele hobbys te vertellen ipv graag lezen in vrije tijd
• Je vindt zowel in het formele als in het informele aanbod diverse activiteiten:
o Sport: sportclubs, bewegingsinitiatieven, circusschool,…
o Cultuur: muziekscholen, toneelverenigingen, museumbezoek, concerten, lezen, bioscoop, …
o Jeugdwerk: jeugdbewegingen, jeugdkampen, speelpleinwerking, vakantiekampen,…
C. Belang van vrije tijd
• = Belangrijke factor in normale ontwikkeling van elk(e) kind/jongere
• 3 ontwikkelingsdomeinen: opvoeding/gezin, school, vrije tijd
• vrije tijd in begin overlap met gezin maar later meer breder en andere leeftijdsgenoten etc
o oefenen van sociale vaardigheden (thuis maar ook op school, maar ook daarbuiten ongedwongen bv via
jeugdbeweging)
o zelfbeeld en identiteitsontwikkeling: eigenwaarde, vertrouwen en competentie (cf circle of
courage HC18 sem 2, HC7 Diverse werkvormen sem1)
2
, ▪ Schoolse context zal bv te actief niet waarderen maar jeugdbeweging geeft daar andere kijk aan
o effect op weerbaarheid, veerkracht en steunbronnen
▪ omringd worden op verschillende vlakken (bv niet goed op school maar ligt goed bij
jeugdbeweging→positief en waardevol effect op kind en ontwikkeling)
o leerschool om te experimenteren, kansen te krijgen tot zelfontplooiing
o gezonde, evenwichtige groei tot volwassenheid: onderdelen die behoren tot de normaliteit zijn
onderwijs, gezondheid, sociaal netwerk en vrijetijdsbesteding
o goede vrijetijdsbesteding zorgt voor betere schoolprestaties en verminderd probleemgedrag
(Huizinga, 2012)
o actieve deelname aan samenleving
o niet enkel formeel maar ook informeel heeft waarde!
o …(niet exhaustief)
Welke activiteiten en hoe participeert dit
kind
Externe factoren, persoonlijk,… hebben
rol op welke activiteiten iemand kan
doen en hoe die kan participeren
Zowel op school, gezins- als vrije tijds
verband
→zie verder in volgende KC
Opdracht : zie toledo
• Wat zouden verschillen kunnen zijn tussen kinderen/jongeren die een invloed uitoefenen op
vrijetijdsbesteding? Zoek voorbeelden op vlak van sociale klasse, afkomst, geslacht, leeftijd, onderwijsvorm,
residentiële setting en bijzondere doelgroepen. Bespreek met elkaar.
o Kinderen met bepaalde beperking (fysiek, mentaal) en daardoor bepaalde activiteiten niet kunnen doen door beperkte
vaardigheden/inzichten
o Kinderen die in armoede leven→geen geld voor bepaalde activiteiten mee te doen (sport maar ook boeken kopen, instrument
bespelen, bij vrienden spelen gaat niet, naar verjaardag ook niet want geen geld voor cadeau, geen geld voor bepaalde uniformen die
nodig zijn,….
o Afkomst→kan zijn dat bepaalde doelgroepen al meer geviseerd worden, minder makkelijk in contact komen met de
“meerderheidsgroep” op school, maar ook daarbuiten, kennen misschien taal nog niet, comm verloopt dan moeilijker, kennen veel
organisaties/vrijetijdsmogelijkheden niet omdat ze hier onvoldoende over geïnformeerd worden
o BUO, gewoon onderwijs, weinig inclusie,…
o Residentiële setting→structuur en regels van een organisatie: na 8 uur mag niemand nog buiten, misschien gaan al zijn/haar/hun
vrienden na 8 uur rondhangen,… etc etc
2. Mogelijke invloeden
A. Verschillen tussen kinderen/jongeren die invloed hebben op vrijetijdsbesteding
➢ Sociale klasse
▪ Onderwijsniveau van ouders en sociaal-economische klasse hebben invloed op maatschappelijke
participatie van kinderen
▪ Hogere sociale klassen: kinderen nemen meer deel aan georganiseerd vrijetijdsaanbod (bv
muziekschool)
▪ Lagere sociale klassen: vrije tijd meer in het informeel aanbod
✓ Ongelijke toegang tot georganiseerd vrijetijdsaanbod
o Lagere klasse: niet zeflde interesse of te hoge drempel
✓ Vrijetijdsstress of tijdstekort: tendens in hogere sociale klasse in onze maatschappij
3
, ➢ Afkomst
▪ Jongeren met migratieachtergrond zijn ondervertegenwoordigd in het georganiseerd aanbod
▪ Zwakkere maatschappelijke positie van allochtonen
▪ Allochtonen gaan wel veel sporten, maar niet in clubverband (dus informeel: straatvoetbal, thuis
gewichten heffen, gaan basketten op plein, …)
▪ Allochtone families vaak meer gericht op vrije tijd binnen eigen familie-en vriendenkring
• “it takes a village to raise a child”→westerse wereld meer geïndividualiseerd en meer
geformaliseerd (naschoolse opvang, eens op bezoek gaan,…)
• Bij allochtoonse gezinnen meer principe van it takes a village to raise a child →meer
informele sfeer en minder nood aan formele aanbod
➢ Geslacht
▪ Meisjes
▪ zijn meer actief in sociale en culturele verenigingen
▪ besteden meer vrije tijd thuis door en helpen mee in huishouden (creatieve hobby’s en
thuisactiviteiten)
▪ spenderen meer tijd aan familieleden
▪ Jongens
▪ meer lid van sportverenigingen
▪ doen vaker buitenhuisactiviteiten
➢ Leeftijd
▪ Vrijetijdsbesteding verschilt doorheen de levensloop
▪ In adolescentenperiode meer een sociaal gebeuren →lagere school meer inhoudelijke component
(muziek leren, op school leren) naarmate ze ouder worden nemen ze steeds meer afstand van gezin/school en gaan
meer zelf zoeken naar waar/wat ze willen bijleren en vaak verbonden met het sociale component
▪ Bij ouder worden blijken ongeorganiseerde/informele activiteiten een grotere rol te gaan spelen
(vriendenkring)
▪ Drop-out in jeugd- en sportverenigingen neemt toe vanaf secundaire school
➢ Onderwijsvorm
▪ Ook groot effect op maatschappelijke participatie
▪ Studierichting is in grote mate bepalend voor dagelijkse vrijetijdsruimte
▪ Lln. uit Bso en Tso beschikken over meer vrije tijd dan leeftijdsgenoten uit Aso (minder huiswerk
thuis), maar ze hebben toch lagere deelname aan georganiseerde/formele vrijetijdsactiviteiten.
▪ Maken meer gebruik van commerciële aanbod en informele karakter (café’s, bioscoop, …)
➢ Residentiële setting
▪ Plaatsing is boeten op vrije tijd en vrijetijdsbesteding: belemmering in het ‘gewone’ leven.
▪ Praktische of financiële belemmeringen binnen leefgroep
• Praktisch: 2 begeleiders kunnen 10 mensen niet onderling op 4 verschillende plaatsen
brengen
• Financieel: formele hobby’s vaak te duur, niet haalbaar in setting
• Toezicht nodig en zo wordt vrije tijd moeilijker en gereduceerd
▪ Ook vaak gebruik van sociale media of ‘uitgaansleven’ wordt gereduceerd
▪ Vrije tijd binnen een ‘onvrije context’: afhankelijk van de voorziening, ook vaak controle/toezicht
hierop
▪ Gebrek aan continuïteit: passend vrijetijdsaanbod maar kan niet verder gezet worden na einde
verblijf of verhuis (vb gescheiden ouders, tijdelijke plaatsing, observatiesetting, pleegzorg, …
wnnr is het dan de moeite?)
4