Praktisch
Examen: 70% (3 à 4 open vragen)
Groepstaak: 30%
Je moet in totaal slagen (niet op beide onderdelen)
Belangrijke thema’s en begrippen bij veroudering
1. Vergrijzing
Psychogerontologie: de psychologie van het ouder worden en het sociaal-emotioneel functioneren
van ouderen
Chronologische leeftijd: jonge ouderen (65-74 jaar), oude ouderen (75-84 jaar), oudste ouderen (> 85
jaar), centenarian (> 100 jaar), super centenarian (> 110 jaar)
Functionele leeftijd:
- Biologische leeftijd: gebaseerd op de kwaliteit van de werking van de lichaamssystemen/organen
-> biologische leeftijdstest: nagaan levensverwachting + hoe gezond men gaat ouder worden
-> bv. progeria (verouderingsziekte): kind van 10 jaar in een lichaam van 80 jaar
- Psychologische leeftijd: gebaseerd op het functioneren op psychologische/cognitieve tests
(geheugen, intelligentie, leercapaciteit…)
-> bv. mensen met jongdementie hebben dezelfde prestaties op geheugentaken als 80-jarigen
- Sociale leeftijd: gebaseerd op welke sociale rollen een persoon inneemt (familie, werk,
gemeenschap)
-> bv. een grootouder heeft een hogere sociale leeftijd dan een ouder, een gepensioneerde is ouder
dan een werkende persoon (maar: sommigen al grootouder op 50 jaar, topsporters gepensioneerd op
30 jaar)
Functionele vs chronologische leeftijd
Chronologische leeftijd = meest gehanteerd
Dubbele vergrijzing van de bevolking: aantal ouderen stijgen + binnen de groep van ouderen stijgen
aantal oude ouderen
De bevolkingspiramide heeft geen vorm meer van een piramide (meer ouderen en 50-jarigen)
Veel ouderen gaan na hun pensioen aan de kust wonen -> risicofactor voor eenzaamheid na
overleiden partner (familie woont in binnenland)
Aantal jaren na de pensioenleeftijd nemen toe -> vaak problemen met zinvolle invulling na pensioen
2. Biopsychosociale perspectief
1
,Biopsychosociale perspectief: ontwikkeling/veroudering is een complex samenspel van biologische,
psychologische en sociale processen
-> biologische: werking van de lichaamsfuncties en structuren doorheen het verouderingsproces
-> psychologische: cognities, gevoelens, emoties, persoonlijkheid
-> sociale: positie binnen sociale structuren (familie, cultuur, wereld, land, gemeenschap…)
3. 4 principes van “het ouder worden”
1. Veranderingen in de levensloop verlopen continu
Continuïteitsprincipe: hetgene dat gebeurt op oudere leeftijd bouwt voort op gebeurtenissen uit het
verleden (bv. kanker op oudere leeftijd als gevolg van vroeger gerookt te hebben)
2. Enkel de “overlevenden” zijn diegenen die oud worden
De enige voorwaarde om oud te worden = niet doodgaan
3. Individualiteit doet ertoe
Ouderen zijn heel verschillend van elkaar (uiteenlopende levenservaringen) -> ‘als mensen ouder
worden lijken ze steeds meer op elkaar’ = mythe
4. Normaal verouderen is verschillend van ziekte
Normaal verouderen (primair), pathologisch verouderen (secundair en tertiair) en optimaal
(succesvol) ouder worden
Bv. niet alle ouderen ontwikkelen dementie
4. Persoonlijk versus sociaal ouder worden
Personal aging: veranderingen binnen het individu (ontogenetische benadering)
Social aging: mensen veranderen gelijktijdig met of als resultaat van een veranderde omgeving (Paul
Baltes: normatieve en niet normatieve invloeden)
-> normatieve leeftijdsgerelateerde invloeden (culturele normen): zich laten leiden door die
gebeurtenissen te laten plaatsvinden die een cultuur of een generatie vasthangen aan bepaalde
momenten in de levensloop (bv. men verwacht dat je aan kinderen begint als je rond de 30 jaar bent)
-> normatieve geschiedenisgerelateerde invloeden: gebeurtenissen die iedereen binnen een
bepaalde cultuur op een bepaald moment overkomt, ongeacht de leeftijd (bv. Covid-19)
-> niet normatieve invloeden: toevallige gebeurtenissen die een individu overkomt (bv. auto-ongeval)
5. Modellen van ontwikkeling
5.1 Nature versus nurture
Veroudering stoelt op de principes van de ontwikkelingspsychologie
2
,Nu vaak: developmental science
Naast het psychologische, ook het sociale en het biologisch perspectief
Nature – nurture debat
Nature: het maturatieproces ligt volledig vast (ouders kunnen praktisch niks beïnvloeden) -> Gesell
Nurture: de ontwikkeling wordt volledig beïnvloed door de omgeving die de ouders scheppen -> John
B Watson
Nature en nurture in wisselwerking
Organismic model: nature bepaalt de ontwikkeling, genetische predisposities bepalen verandering,
verandering gebeurt in fasen/trappen
Mechanismic model: nurture bepaalt de ontwikkeling, externe ervaringen bepalen verandering,
blootstelling aan ervaringen gebeurt continu
Interactionistisch model: nature en nurture zijn een complex samenspel van genen en
omgevingsvariabelen, niche-picking (kinderen worden met bepaalde vaardigheden geboren en kiezen
activiteiten waarin ze deze vaardigheden verder kunnen ontwikkelen), reciprociteit (er is wederzijdse
beïnvloeding tussen individuen)
6. Benderingen van de vergrijzing en het verouderingsproces
Biologische theorieën: genen en DNA, voorgeprogrammeerde verouderingstheorieën, random error
theorieën
Psychologische theorieën: psychosociale theorie van Erikson, cognitieve ontwikkelingstheorie van
Piaget, identiteitsprocestheorie van Whitbourne
Socioculturele theorieën: ecologisch perspectief van Bronfenbrenner, levenskoersperspectief,
ageisme
6.1 Biologische benadering
Genen en DNA
Waarom worden we oud en sterven we? -> organismen zijn geprogrammeerd om te overleven tot ze
seksuele maturniteit bereikt hebben
Genoom -> chromosomen (23 moeder en 23 vader) -> DNA -> genen -> eiwitten produceren
(mutaties in genen kunnen voorkomen, overgeërfd of door omgevingsinvloeden)
Het optreden van ziekten hangt niet enkel af van genen of mutaties, maar ook van
omgevingsinvloeden
3
, Geprogrammeerde verouderingstheorieën
Veroudering en dood zijn geprogrammeerd in de hardware van een organisme
Gompertz functie: formule om de relatie tussen leeftijd en de waarschijnlijkheid om dood te gaan aan
te tonen
Principe van replicatieve senescence: we kunnen blijven leven zolang onze cellen in staat zijn zich te
blijven delen, bij ouderen verliezen cellen deze vaardigheid (oorzaak: telomeren)
Random error theorieën
Veroudering reflecteert ongeplande veranderingen in een organisme over tijd
Cross linking theorie: schadelijke wijzigingen in collageen tgv aaneenklitting van ladders van
aminozuren (bv. rimpels krijgen)
Vrije radicalen theorie: doel van een vrij radiaal is zich binden aan een ander molecule, zodanig dat
die molecule haar functie verliest en het verouderingsproces optreedt (middel: anti-oxidanten)
Auto-immune theorie: bepaalde dingen in ons lichaam vechten niet alleen tegen virussen en
bacteriën, maar vallen ook het eigen lichaam aan
Error catastrophe theorie: mutaties in het mitochondriaal DNA zorgen voor een sneller
verouderingsproces
6.2 Psychologische benadering
Psychosociale theorie van Erikson
Ego of het zelf ontwikkelt zich door 8 fasen:
- Elke fase bestaat uit een crisis of conflict
- Ontwikkeling kan pas verder gaan indien conflict positief werd opgelost
- Epigenetische matrix (elke fase vloeit voort uit de vorige fase volgens een vastgelegd patroon)
Belangrijke fasen binnen de volwassenheid: identiteit vs identiteitsverwarring, intimiteit vs isolatie,
generativiteit vs stagnatie, ego integriteit vs wanhoop (laatste bij ouderen: tevreden vs ontevreden
met leven)
Kritiek Erikson: ook op andere leeftijd kan je in bepaald conflict terechtkomen (bv. kind met leukemie)
Cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget
2 manieren waarop mensen omgaan met nieuwe ervaringen:
- Assimilatie: inpassing in schema’s
- Accommodatie: aanpassing van schema’s
Equilibrium: balans tussen 2 manieren is het beste
4