Dit is een samenvatting van interdisciplinaire benadering van de klinische besluitvorming, een vak van het tweede semester van het schakeljaar naar de master in de verpleeg- en vroedkunde. De woordenlijst-vorm maakt het gemakkelijk om af te dekken en jezelf te bevragen.
Genetica
Basisgenetica
Historisch - 1866: Wetten van Mendel vader van de genetica
perspectief - Watson & Crick DNA dubbel helix model – Nobelprijs
Essentiële bijdrage: Rosalind Franklin
- Tijo & Levan (1956) 46 chromosomen (ook celkweek en
banderingstechnieken)
- Humaan genoom project
Vergelijking van DNA met referentiegenoom om afwijkingen op te
sporen
Opbouw DNA - Celkern bevat DNA (+ mitochondriën)
- Kluwen van lange DNA molecules aan elkaar samen een
chromosoom
- Structuur – dubbele helix:
Wenteltrap opgebouwd uit suikerfosfaatmolecules
Tredes zijn de genetische code
Complementaire strengen
Altijd A-T en C-G
- Replicatie eerst losmaking van 2 strengen 2 complementaire
streng gevormd voor verdubbeling van DNA
Genetische - 3 opeenvolgende basen = één eiwit
code - Van voor-achter uitlezen allemaal eiwitten zullen samen een
weefsel maken
- Ook stopsignalen peptideketen mag stoppen wanneer het
eiwit/weefsel afgewerkt is om een functie op de nemen in de cel
- Gen = kleinste eenheid van erfelijkheid
Promotor = beslist de activiteit van de genen
Exon (komt tot expressie) =
wordt vertaald naar RNA
eiwit
Informatie hiervan is dus
erfelijk
Intron (zal de exon scheiden) =
informatie wordt niet vertaald
voornamelijk structureel
belang en eventueel ook activiteit ervan
- Niet alle veranderingen op vlak van nucleotide hebben effect op het
eiwit meerdere tripletten maken hetzelfde eiwit (kan echter wel
zorgen voor mutaties, maar niet altijd het geval)
Ook niet alle mutaties zorgen voor ziekten
Alternatieve - Een cel kan met de
splicing informatie uit één gen
verschillende eiwitten
aanmaken door elkaar
wisselen van
verschillende exonen
Genetische - Elke lichaamscel bevat identieke genetische informatie MAAR
informatie Andere genen actief in verschillende afkomsten (vb. lever of
hartspier)
Genen worden aan en af gezet afhankelijk van de cel die
aangemaakt moet worden
Chromosomen - Chromosomen in paren één vader + één moeder (50%)
Meiotische celdeling (reductie)
,Erfelijk of 1. Erfelijk = ontstaan door overerfbare genetische afwijkingen
genetisch 2. Genetisch = bepaald door veranderingen in het erfelijk materiaal
Niet alle genetische aandoeningen zijn erfelijk
Genetische 1. Cytogenetica
basis van Samenstelling en aantal chromosomen
ziekte Afwijkingen kunnen met de microscoop gevonden worden grote
DNA fragmenten gaan verloren of worden gewonnen
Zeer grote verandering in DNA = zeer grote afwijking (op
verschillende vlakken)
Vb. Trisomie 21 (/13,18)
2. Moleculaire cytogenetica
Afwijkingen in chromosomen die we niet kunnen zien met de
microscoop
Moleculaire karyotypering om vast te stellen
Fragmenten die ontbreken of teveel zijn binnen een
chromosoom opmerken vb. Micro-deletie syndroom
(fragment ontbreekt)
Vb. VCFS (Velocardiofaciaal syndroom)
Ontstaat bij de pt zelf (maar 20% is overgeërfd)
3. Moleculaire genetica
Veranderingen in genetische code (opeenvolging van ACTG)
Deze aandoeningen op een kenmerkende manier overerven
(recessief/dominant) = meeste genetische aandoeningen (=
mutaties)
Genetisch code uitlezen en kijken naar veranderingen die
verklaring kunnen geven voor het ziektebeeld
Trisomie 21 - Wat?
Extra chromosoom 21 – syndroom van Down
Ontwikkelingsachterstand, ↑ risico op Alzheimer, huidplooi vd
hand, hartafwijkingen
- Waarom?
Chromosoom 21 is dosagegevoelig trigger omdat die één keer
teveel is
- NIPT-test (gevoelig voor 13,18 en 21)
Bedoeling = trisomie 21 uitroeien
Vroeger – combinatietest:
Bepaling in het bloed + nekplooi sensitiviteit 86% met 5%
vals positieve gevallen DUS 25 Iatrogene miskramen zonder
dat dit eigenlijk moest
Daarom betere methode nodig
Nu – NIPT-test
Test op bloedstaal vd moeder plasma overhouden (DNA van
moeder EN van de foetus)
Er wordt bepaald hoeveel chromosomen er in totaal zijn
(zonder te weten welke van de moeder/kind zijn)
Wanneer we lichte toename zien van één chromosoom
99,9% zekerheid een uitspraak doen over trisomie
- Base-theorema – testen in een populatie waar de ziekte niet
voorkomt test waarschijnlijk niet betrouwbaar (hangt af van het
risico dat de pt een ziekte heeft)
Materniële leeftijd hoe ouder de moeder, hoe groter de kans
wordt dat ze zwanger is van een trisomie-kind
Kans dat een afwijkende NIPT-test wordt bevestigd positieve
predictieve waarde (NIPT + en realiteit +) stijgt naarmate de
leeftijd vd moeder ↑
Mendeliaanse 3 overervingspatronen
overerving - Autosomaal (los van geslacht – mutatie op chromosoom 1-21)
Dominant
Recessief
, - X-gebonden recessief
Autosomaal Kenmerken:
dominante - Aandoening komt voor in alle generaties
overerving - Één van de ouders is meestal aangetast
- Risico op overerving is 50%
- 1 mutatie (paterneel of materneel) veroorzaakt de
aandoening
- Vb. Ziekte van Huntington, Marfan syndroom,...
Autosomaal Kenmerken:
recessieve - Aandoening komt bijna niet voor bij andere
overerving familieleden
- Beide ouders zijn drager van een genetische
afwijking, maar vertonen meestal geen
ziektetekenen
- Risico op overerving is 25%
- Aantasting enkel wanneer 2 mutaties (materneel en
paterneel) aanwezig zijn
- Vb. Hemochromatose, mucoviscidose
X-gebonden Kenmerken:
overerving - Aandoeningen enkel bij
mannen
- Patiënten zijn verwant lang
moederszijde
- Alle dochters van aangetaste
mannen zijn draagster (XX)
2de X-chromosoom zal
compenseren voor het
defect
- Moeders van aangetaste zonen zijn draagster
- Risico op overerving (zonen van draagsters): 50%
- 2/3 dat je drager bent als het kind niet ziek is (ipv 2/4)
- Vb. fragiel X-syndroom, hemofilie
Bijzondere 1. Gereduceerde penetrantie of non-penetrantie
kenmerken Penetrantie = de probabiliteit dat een individu met een
van predisponerend genotype een fenotype zal vertonen
Mendeliaanse Ontwikkelen van een aandoening is bijna nooit een zekerheid
overerving (je bent wel drager, maar
hebt de ziekte niet)
= incomplete penetrantie
2. Leeftijdsafhankelijke penetrantie
Penetrantie is laag op jonge
leeftijd, maar neemt toe met
de vordering van de leeftijd
kan belangrijk zijn in het
interpreteren van stambomen
3. Variabele expressie
Expressie = de mogelijke
fenotypische afwijkingen geassocieerd aan een bepaald genotype
= intra- en interfamiliale variatie
Invloed = allelische heterogeniteit, omgeving, modifier genen,
toeval,...
Vb. NF1 – veel mogelijke gevolgen van deze mutatie
Kans dat je één ontwikkelt is bijna 100% (welke weet je echter
niet) echter wel nodig om al deze organen te testen om
afwijkingen te zoeken
Moeilijk te voorspellen welke ziektemanifestatie iemand zal
krijgen
4. Anticipatie
, ↑ ernst voor een bepaalde aandoening in opeenvolgende
generaties
Vb. I. Cataract II. slikstoornissen en spieratrofie III. overleden
na 3d hypotoon, spierzwakte, ademhalingsproblemen
2 soorten 1. Diagnostisch onderzoek
onderzoek in Doel: het genetisch defect identificeren in een aangetast persoon
genetica in wiens familie een erfelijke vorm van kanker werd
gediagnosticeerd of wordt vermoed
Duurt maanden om al het DNA te onderzoeken en mutaties te
vinden
2. Presymptomatisch onderzoek
Doel: dragerschapstatus bepalen voor een gekende mutatie in
een gezonde persoon
Dit is gerichter zoeken en zal dus sneller gaan
Vb. BRCA-1/2-gen borstkanker en eierstokkanker degene
die het gen hebben ↑risico tot 80-90%
Pre- Vermijden van ernstige aandoeningen zonder nood aan een
implantatie zwangerschapsafbreking
genetische IVF procedure
testing
Expanded - Screening voor autosomale recessieve aandoeningen (en X-
carrier gebonden)
screening - Kijken of koppels beide drager zijn (bij koppels met kinderwens)
- Op ongeveer 1.200 aandoeningen screenen
- Onvoorspelbaar en geen familiale voorgeschiedenis
Mendeliaanse - Mendeliaans:
en Sterke bijdrage van erfelijkheid
multifactoriële Kenmerkend overervingspatroon
aandoeningen Weinig invloed van omgevingsfactoren
Zeldzame aandoeningen
Genetische afwijking = mutaties
- Multifactoriële aandoeningen:
Gedeeltelijk erfelijk bepaald
Geen kenmerkend overervingspatroon – komen wel vaker in de
familie voor
Belangrijke invloed van omgevingsfactoren
Frequent voorkomende aandoeningen
Genetische afwijkingen = polymorfismen
Susceptibiliteitstesting: kijken wie meer susceptible is voor de
ziekte (diabetes, hoge RR,...)
Gepersonaliseerde geneeskunde
Kennis bereid zich uit naar courantere aandoeningen op
basis van een genetische identiteitskaart + samen met
omgevingsfactoren = betere inschatting op risico op een
ziekte
Aanleiding tot betere preventie
Genetische - 8 autonome centra menselijke erfelijkheid (meestal verbonden aan
dienstverlenin Universiteit)
g in België Ook consulten in algemene en perifere ziekenhuizen
- Hoofdopdrachten
1. Genetische raadplegingen organiseren (diagnose en advies)
Onomkeerbaar diagnoses van genetica zijn zeer zwaar
omdat ze niet omkeerbaar of te genezen zijn (acute
behandelingen zijn beperkt)
Leert ons iets over het individu en familie (en toekomstige
kinderen of ziektetoestanden) kinderwens, familieleden,...
zeer brede aantasting
Preventie is mogelijk (prenatale diagnostiek, PGD)
Erfelijkheidsonderzoek impliceert vaak een KEUZE die de pt
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur justinemoerman. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,56. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.