Cijfer gehaald met deze samenvatting: 7.5 Deze samenvatting is gebaseerd op het handboek. Jurisprudentie, colleges, webcasts en eventuele artikelen zijn erin verwerkt. Voor optimale resultaten naast de opgegeven literatuur houden. Het gebruik van de samenvatting is op eigen risico; ik heb deze same...
Er zijn twee personen waarbij je kan kijken of je in je recht staat:
- Een bindend adviseur: hierbij ga je naar een derde om te kijken of je in je recht staat. Een
voorbeeld is de rijdende rechter
- Burgerlijke rechter: hierbij ga je naar de overheidsrechter om te kijken of je in je recht staat.
De taak van een burgerlijke rechter is om je geschil op te lossen.
Er zijn varianten van geschiloplossing:
- Minnelijke oplossing: een oplossing tussen partijen zonder de tussenkomst van de rechter.
Een voorbeeld is mediation.
- Particuliere geschiloplossing: denk aan arbitrage en bindend advies; je betrekt een derde om
de partijen een bindende beslissing op te leggen.
- Rechter: als je naar de rechter stapt, wordt er de procedure van het Wetboek van
Rechtsvordering gebruikt. De uitkomst wordt een vonnis genoemd.
In het recht heb je soms gelijk, maar win je de zaak niet doordat je niet voldoet aan de bewijslast of er
sprake is van verjaring
1.2 Hoofdrolspelers
Er zijn een aantal hoofdrolspelers in het proces:
- Partijen: de eiser en de gedaagde. Als procespartij moet je wel belang hebben bij een
rechtsvordering (art. 3:303 BW).
- Rechtshulpverlener: zoals een advocaat. Deze moeten zich houden aan het tuchtrecht, en
dus aan bepaalde gedragsregels.
- Deurwaarder: bij een dagvaardingsprocedure brengt hij de officiële dagvaarding uit aan de
gedaagde, en speelt ook een rol aan het einde bij de executie
- Rechter (art. 112 GW): De rechter oordeelt over het voorgelegd geschil en dient
onafhankelijk te zijn, anders kan hij gewraakt worden (art. 36 Rv). De rechter moet zich
beperken tot de informatie die hem is gegeven. Als de partijen niks voorleggen, hoeft de
rechter niets te beslissen (art. 23 en 24 Rv). De rechter kan wel ambtshalve rechtsgronden
aanvullen als er sprake is van een fout (art. 25 Rv). De rechter mag absoluut geen feiten
aanvullen.
- Griffier: dit is de administratie van de rechterlijke macht
1.3 De rechterlijke macht; wie is bevoegd?
Stappenplan bevoegdheid of competentie:
1. Wat voor procedure: dagvaarding of verzoekschrift?
2. Absolute bevoegdheid: rechtbank, gerechtshof of de Hoge Raad?
3. Sectorale bevoegdheid: civiel of kanton?
4. Relatieve bevoegdheid: welke plaats?
Vraag 1
Er zijn twee soorten bodemprocedures:
- Dagvaardingsprocedure (art. 78 Rv): dit wordt naar de gedaagde gestuurd. De meeste
procedures zijn dagvaardingsprocedures.
- Verzoekschriftprocedure (art. 261 lid 2 Rv): Bij personen- of familiezaken wordt meestal
geen dagvaarding gestuurd maar een verzoekschrift. Tegenwoordig wordt het ook veel
gebeurt bij vermogensrechtelijke geschillen. Verzoekschriften zijn sneller en makkelijker. De
wet geeft per geval aan of er een verzoezaakkschrift of een dagvaarding vereist is. Er is dus
, sprake van een gesloten systeem. Verzoekschriften worden naar de rechtbank gestuurd, nadat
het getekend is door de advocaat (art. 278 Rv). Het gaat dus niet naar de belanghebbenden,
zoals bij de dagvaardingprocedure.
Er is een verzoekschriftprocedure als er uitdrukkelijk in de wet ‘verzocht’, ‘verzoek’ of
‘verzoekschrift’ staat. Zo niet, is er een dagvaardingsprocedure (art. 261 lid 2 Rv). Een
dagvaardingprocedure is ook herkenbaar aan het woord ‘vorderen’ of ‘vordering’.
Let goed op welke titel een regeling staat:
- Titel 1: algemeen
- Titel 2: dagvaarding (art. 78 lid 2 Rv)
- Titel 3: verzoekschrift met enkele schakelbepalingen (art. 261 lid 1 Rv)
Vraag 2
Absolute bevoegdheid gaat over de inrichting van de civiele rechtspraak en is geregeld in het Wet op
de Rechterlijke Organisatie. Met absolute bevoegdheid beantwoord je bij welke instantie je je
procedure moet beginnen.
We hebben de volgende instanties:
- Rechtbanken (art. 42 RO): voor de eerste
aanleg. Er zijn in Nederland 11
rechtbanken. Alle civiele geschillen
beginnen bij de rechtbank, tenzij de wet
anders bepaalt
- Gerechtshoven (art. 60 lid 1 RO): voor
hoger beroep. Er zijn vier gerechtshoven in
Nederland.
- Hoge Raad (art. 78 lid 1 RO): voor
cassatie, maar slechts op beperkte gronden.
Er is 1 Hoge Raad in Den Haag. De Hoge
Raad kijkt niet meer naar feiten, maar
slechts naar rechtsvragen.
Als je bij het verkeerde gerecht bent, kijk je naar art. 72 Rv. Dit gebeurt ambtshalve, of op verzoek.
Een verwijzing kan dan plaatsvinden (art. 73 Rv).
Er zijn wettelijke en contractuele uitzonderingen op deze standaardprocedure:
- Collectieve schadevergoedingsprocedures (art. 1013 lid 3 Rv): het gerechtshof is bevoegd
in eerste aanleg.
- Vorderingen lager dan 1.750 euro (art. 332 lid 1 Rv): je kan hier dus niet naar het
gerechtshof en zou dan dus na de eerste aanleg meteen in cassatie moeten gaan (art. 80 lid 1
RO).
- Partij-afspraak: partijen kunnen contractueel het gerechtshof in eerste aanleg bevoegd
maken (art. 329 Rv) of een sprongcassatie mogelijk maken (art. 398 lid 2 Rv).
- Geen hogere voorziening: soms is een rechtsmiddel wettelijk uitgezonderd.
- Alleen Hoge Raad (art. 77 RO): soms kan iemand als eerste en enige aanleg naar de Hoge
Raad.
Vraag 3
Er zijn twee sectoren die in het burgerlijk procesrecht oordelen:
- Civiele rechter
- Kantonrechter (art. 47 RO)
Hoe bepaalt wordt welke rechter zal beslissen, verschilt per soort procedure:
- Dagvaarding: de volgende zaken worden door de kantonrechter bepaald, de rest door de
civiele rechter (art. 93 Rv):
- Aardvordering (sub c): waaronder:
Arbeidsovereenkomsten
Huurovereenkomsten
Consumentenovereenkomsten
- Waardevordering (sub a en b): valt het niet onder sub c, kijk je naar a en b.
, Vorderingen tot €25.000: hierbij hoort ook de wettelijke rente. Dit is tenzij
de rechtstitel wordt betwist met een hoger bedrag.
Vorderingen met onbepaalde waarden: maar waaruit lijkt te komen dat het
een vordering onder €25.000 zal zijn
- Anders als de wet het bepaalt (sub d)
- Verzoekschriftprocedure: het wordt uitdrukkelijk benoemd als de kantonrechter beslist,
anders de civiele rechter.
Er zijn drie situaties waarbij art. 93 niet van toepassing is:
- Objectieve cumulatie (art. 94 Rv):
- Waardevorderingen (lid 1): bij meerdere vorderingen van een eiser op een
gedaagde, worden de waarden van deze twee vorderingen bij elkaar opgeteld. Komt
het dan samen boven €25.000 euro, gaan de vorderingen naar de civiele rechter.
- Aardvordering (lid 2): de aardvordering gaat naar de kantonrechter, en de andere
vorderingen ook als er een zodanige samenhang is dat ze niet gesplitst kunnen
worden.
- Eisvermindering (art. 95 Rv): dezelfde regels als bij objectieve cumulatie (art. 94 lid 1 Rv)
- Reconventie:
- Aardvordering (art. 94 lid 3 Rv): de aardvordering gaat naar de kantonrechter, en
de andere vorderingen ook als er een zodanige samenhang is dat ze niet gesplitst
kunnen worden.
- Waardevordering (art. 97 lid 1 Rv): de zaak blijft bij de rechter waarbij de
conventie was, als er voldoende samenhang is
- Vordering in vrijwaring (art 94 lid 4 Rv): dezelfde regels als bij reconventie, echter is de
samenhang automatisch en hoeft niet getoetst te worden.
Als een zaak bij de verkeerde sector belandt, kan het worden doorverwezen (art. 71 Rv).
Vraag 4
Relatieve bevoegdheid gaat over de locatie van de rechter. Er zijn namelijk meerdere rechtbanken in
Nederland en de keuze daartussen is niet random. Hoe relatieve bevoegdheid wordt geregeld,
verschilt:
- Dagvaarding: dit wordt zo bepaald:
- Hoofdregel (art. 99 Rv): in principe bepaalt de woonplaats van de gedaagde de
relatieve bevoegdheid. Bij meerdere gedaagden, kan een van hun woonplaatsen
gebruikt worden (art. 107 Rv)
- Exclusieve bevoegdheid (art. 103 Rv): bij onroerende zaken bijvoorbeeld
- Alternatieve bevoegdheid (art. 100 Rv): Bij arbeidsovereenkomsten bepaalt de
plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht de relatieve bevoegdheid. De
hoofdregel geldt echter nog steeds; beide rechters zijn bevoegd
- Forumkeuzeclausule (art. 108 Rv): in sommige contracten staat een rechtbank
aangewezen die relatief bevoegd zou zijn. Er zijn hier echter wel uitzonderingen op
deze mogelijkheid als de zaak gaat om:
Een vordering onder €25.000
Een consumentenovereenkomst zoals bedoeld in art. 101 Rv
Een individuele arbeidsovereenkomst tenzij
De overeenkomst is aangegaan na het ontstaan van het geschil
De werknemer de zaak begint
Onbevoegdheid wordt niet ambtshalve getoetst. Er moet een verweer voor komen dat voor
alle andere verweren gevoerd wordt (art. 110 lid 1 Rv). Alleen bij vordering onder €25.000,
individuele arbeidsovereenkomsten, en zaken zoals benoemd in art. 101 en 103 Rv toetst de
rechter ambtshalve.
Het kan worden doorverwezen naar een andere relatief bevoegde rechter (art. 110 lid 2 Rv)
- Verzoekschrift: dit wordt zo bepaald
- Hoofdregel (art. 262 Rv): de woonplaats van de verzoeker of van de
belanghebbende.
, - Specifieke regels (art. 263 tot 269): in specifieke gevallen zijn bepaalde rechters
relatief bevoegd
- Bijzondere bepalingen: in het materiële recht worden soms ook bepaalde rechters
relatief bevoegd gesteld, bijv. Art. 7:686a lid 9 BW.
- Forumkeuzeclausule (art. 270 lid 2 Rv): in echtscheidingen mogen partijen
afwijken van de relatieve bevoegdheidsregels en dus een rechtbank kiezen.
Bij onbevoegdheid kan de zaak worden doorverwezen (art. 270 lid 1 Rv). Dit kan op verzoek
maar ook ambtshalve.
Is er geen woonadres, maar een briefadres, wordt het briefadres gevolgd, volgens het Openbaar
betekenen of betekenen aan briefadres-arrest. Dit kan bijvoorbeeld bij daklozen of gevangenen. Het is
dan namelijk waarschijnlijker dat iemand de dagvaarding ontvangt dan als het openbaar betekend
wordt.
1.4 Procedures
Wil je een civielrechtelijke procedure starten, moet je zelf het initiatief nemen. De eiser kiest dan voor
een gewone procedure, genaamd een bodemprocedure of een korte termijn procedure, een
spoedprocedure. Waarom zou je de een kiezen en niet de ander?
- Snelheid: de bodemprocedure duurt ongeveer 9 maanden tot anderhalf jaar, terwijl de
spoedprocedure al in 2 tot 4 weken kan eindigen.
- Bewarende maatregel: bij een spoedeisend geval kan je soms niet anticiperen op de
uitkomst. Stel dat iemand geld van jou heeft, dan is dat over anderhalf jaar natuurlijk al weg.
Met een bewarende maatregel kan je zorgen dat je snel je geld terug kan krijgen (art. 700
Rv)
- Bewijsmateriaal op voorhand: hoe meer tijd verstrijkt, hoe moeilijker iets te bewijzen is. Zo
weten getuigen na een jaar niet meer wat ze gezien hebben.
1.5 Beginselen
Volgens art. 6 EVRM moet een rechtssysteem de volgende principes in acht nemen:
- De toegang tot de rechter: de toegang tot de rechter moet volgens zo min mogelijk feitelijke
en wettelijke belemmeringen hebben. Hieronder valt dus dat er zo min mogelijk financiële
kosten aan vast moeten zitten. Aan rechtshulp zitten natuurlijk de kosten van de
rechtsbijstand, griffiekosten en eventuele bewijslevering. Rechtshulp kan gefinancierd
worden als iemand minder draagkrachtig is.
- Eerlijke behandeling: er is ook het recht op een eerlijke behandeling. Er moet een hoor en
wederhoor zijn, gelijkheid in procespositie en de rechter moet zijn beslissing motiveren.
Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden.
- Redelijke termijn: beslissingen moeten in een redelijke termijn worden gemaakt en
geëxecuteerd. De Staat moet de benodigde middelen ter beschikking stellen om dit te doen. Er
moeten bepaalde sancties aan zitten als er niet in een redelijke termijn wordt gehandeld.
- Verplichte procesvertegenwoordiging: procesvertegenwoordiging is nodig om de zaak te
ordenen en om partijdig te voorkomen. Partijen zijn dan gelijker. Er zijn echter wel weer
minpunten, zoals dat het de afstand van de rechter vergroot en dat het voor sommigen te duur
is.
- Onpartijdige en onafhankelijke rechter
- Openbare behandeling
Bij een schending van een van deze beginselen, is een dagvaarding nietig (art. 120 lid 1 Rv). Er is
echter wel herstel mogelijk (art. 120 lid 2 Rv).
In het antwoord op een vraag over de beginselen moet aan concrete beginselen van procesrecht
worden gerefereerd en moet concreet worden aangegeven hoe de beginselen worden gewaarborgd
door de regeling van de betekening (en niet op aspecten van de procedure of van de eisen die aan de
dagvaarding worden gesteld anders dan de betekening). Recht op een eerlijk proces is een algemeen
beginsel dat nadere specificatie behoeft in dit antwoord. Het is voorts van belang het antwoord te
relateren aan de regeling van de betekening van de dagvaarding.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ayabahaya. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.