Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting - Ontstaansmechanismen van ziekten (E07C9B) €10,16
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting - Ontstaansmechanismen van ziekten (E07C9B)

 5 vues  0 fois vendu

Uitgebreide samenvatting van alle colleges die te kennen zijn voor het examen. Aan de hand van deze samenvatting heb ik in de eerste zit een 18/20 behaald!

Aperçu 10 sur 129  pages

  • 9 juillet 2024
  • 129
  • 2023/2024
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (26)
avatar-seller
isabellekok1
Les 1: Veroudering en ziekte
Definitie van ziekte
= een gelijk welke abnormale of pathologische activiteit in het organisme
= gezondheid is een staat van welbevingen op mentaal, fysiek en sociaal niveau (WHO)



overlijden ad integrum
>
-
restitutio
Ziekte >
-
sekweren

genezen
Stabiel
Chronisch
~
instabiel



Epidemiologische triade
Bij het stellen van een ziekte wordt er rekening gehouden met interacties tussen:
1. Agent/pathogeen
2. Omgeving
3. Gastheer

Definities van verouderen
1. Tijdafhankelijke, algemene vermindering van de fysiologische functies verbonden met een
progressief toenemend risico voor ziekte en overlijden.
2. Falen van het lichaam om homeostase stabiel te houden, onder omstandigheden dan
fysiologische stress niet wordt overschreden.
3. Accumulatie van persisterende veranderingen tussen conceptie en de dood.

Observaties bij veroudering
Wat kunnen we objectief zeggen als we kijken naar veroudering:
• Het is progressief, intrinsiek, nadelig en universeel: het gebeurd bij iedereen, bij de een wel
sneller dan bij de ander.
• Het is een chronische langdurige inflammatie gepaard met fibrose, functionele massa wordt
bijvoorbeeld overgenomen door littekenweefsel.
• Dysfunctie van macromoleculen, zoals lipiden en koolhydraten en dysfunctie van organellen,
zoals het beschadiging van DNA, aggregatie van eiwitten of abnormale functie van de
mitochondriën.
• Veranderen van stamcellen en progenitorcellen: leidt tot minder capaciteit om weefsel te
herstellen of te vervangen.
• Cellulaire senescentie = degeneratieve verandering die met veroudering gepaard gaat, maar
geen ziekte is! Een voorbeeld is het krijgen van grijs haar.


Cellulaire senescentie op celniveau heeft een aantal kenmerken:
• Stop van de celcyclus in diploïde dellen → geen proliferatie
• Verhoogde aanmaak van eiwitten, vooral van eiwitten die niet meer goed worden aangemaakt
of gevouwen.

, • Weerstand tegen apoptose, verouderde cellen worden daardoor minder goed opgeruimd en
gaan accumuleren
• Andere metabole activiteit en morfologie van de cellen

Senescentie wordt bepaald door het fenotype = genotype + dieet, leefomstandigheden en levensstijl

Het is gekend dat senescente cellen signalen kunne sturen naar henzelf en de omgeving die bijdragen
aan inflammatie en afbraak. Deze signalen hebben dus invloed op het verouderingsproces van henzelf
en de omgeving door het secreteren van SASP (senescence-associated secretory phenotype) of door
SMS (senescence messaging secretome). Als men bij een groep oude muizen cellen weghaalt en deze
injecteert in een gewricht van een jonge muis, dan ontwikkeld deze muis osteoartritis.

Bestuderen van veroudering
• Maximale lifespan voor een specifieke populatie
• Diermodellen
• Genetische analyse of populatiestudie
• Bestuderen van moleculaire pathways en daarbij de functie van stamcellen
→ waarom wordt en een sneller ouder dan de ander?

Tijdens veroudering is er een afname van ieder functioneel systeem. Over het algemenen gaat het
respiratoire systeem als eerst achteruit. Ook het cardiovasculaire en reproductieve systeem volgen
snel.

Een potentiële hypothese over de snelle achteruitgang van de longen is dat zijn in contact komen met
veel zuurstof en toxische stoffen, dat kan leiden tot ROS.

Ook op hormonaal niveau zijn er een aantal veranderingen: er is minder vrijzetting van hormonen uit
de hypofyse en daardoor ook minder uit de bijnieren:
• Mannen: adrenopauze = piek van testosteron net voor de 30 jaar. Bij een daling loopt men
risico op spierzwakte (sarcopenie), anemie en stemmingswisselingen.
• Vrouwen: somatopauze/menopauze = door het dalen van oestrogeen. Lopen risico op
artherosclerose, osteoporose en alzheimer.

Artrose en artritis neemt erg toe met ouder worden. Dit komt waarschijnlijk door het gebruik van
antibiotica. Hierdoor gaan we langer mee, maar ons musculoskeletale stelsel is hier nog niet op
aangepast, waardoor botten en spieren al eerder verouderen.

Er is in levensverwachting tussen mannen en vrouwen nog steeds een verschil, vrouwen worden ouder
dan mannen. Dit verschil is echter niet in ieder land identiek. Ook is er geen groot verschil in levensjaren
zonder beperkingen tussen mannen en vrouwen. Deze is in België nog ongeveer tussen de 11 en 12
jaar voor beide.

Fundamentele vragen over verouderen
1. Is het een genetisch bepaald proces of geprogrammeerd?
2. Wat is de rol van milieu en gedrag. Komt het voort uit het lichaam of is het error induced?
3. Wat is de rol van epigenetica: veranderingen die tijdens het leven inwerken op DNA
4. Wat is het mechanisme op cellen en metabolisme
5. Kunnen we veroudering meten of voorspellen → eigenlijk niet

Vergelijking van veroudering tussen zoogdieren en reptielen:

, • Zoogdieren hebben een hogere kans op overleiden met een toenemende leeftijd <> reptielen
niet
• Zoogdieren hebben geen oocyt regeneratie, maar worden met een beperkt aantal geboren <>
reptielen hebben dit wel
• Zoogdieren hebben geen regeneratie van ledematen <> reptielen wel
• Zoogdieren hebben maar twee paar tanden <> reptielen kunnen die constant vervangen

Theorieën: waarom worden wij ouder?
1. Antagonistisch pleiotrope theorie = we hebben bepaalde genen op een leeftijd, later zijn deze
niet meer nuttig en dus werken ze dan niet meer goed.
2. Late acting error theorie/accumulatie van mutaties = genen die na de reproductieve leeftijd
blijven bestaand worden schadelijk. Na dat we hebben vermenigvuldig is er geen nut meer om
te blijven bestaan, er is geen druk om persisterend overleven van het organisme te verzekeren.

Welke mechanismen zorgen ervoor dat wij ouder worden?

Theorie 1: Veroudering is de resultante van veranderingen in genen ten gevolge van een vastgelegd
intrinsiek programma:

SIGLEC genes: deze genen komen vooral voor in macrofagen en we hebben ze allemaal, maar het ene
organisme heeft er meer dan het ander (men 10 kopijen, olifant ook, maar muis maar 5). Deze genen
coderen voor eiwitten die ROS kunnen neutraliseren en kunnen leiden tot immunologische activatie
van de lever. Echter leven olifanten toch korter dan de mens, er moet dus nog iets anders zijn.

Hayflick experiment = ingebouwde klok: Hayflick bekeek fibroblasten in de huid van de mens en keek
naar de verdubbelding hiervan (leven 290 dagen, delen 52x). Met andere woorden: deze somatische
cellen hebben een potentieel ingebouwde klok <> kankercellen.

Rol van telomeren: telomeren zijn de staarten van repetitief DNA aan de uiteindes van chromosomen.
Ze worden onderhouden voor telomeer enzymen en zijn van belang voor replicatie en veroudering. De
lengte van de telomeren zijn korter in somatische cellen dan in stamcellen. Tussen telomeer lengte is
een positieve correlatie waaruit de telomeer hypothese vloeit = TE is onderdruk in embryogenese,
waardoor telomeren verkorten tot het Hayflick limiet. Omdat telomeren bij elke deling verkorten, zijn
de telomeren op een bepaald moment nog te kort om te kunnen repliceren. Wanneer men muizen
injecteerde met TERT (telomerase reverse transcriptase) werden telomeren verlengd en leefden deze
muizen langer.

Theorie 2: veroudering is een gevolg van een progressieve toevallige schade aan cellulaire en sub
cellulaire structuren of aan geven of ten gevolge van onvoldoende functionaliteit van stamcellen.

Functionele connecties tussen de hallmarks van veroudering (9). Er zijn vier mogelijke oorzaken van
schade die aanleiding geven tot veroudering:
1. Genoom instabiliteit
2. Telomeer verkorting
3. Epigenetische veranderingen: er kunnen dingen mislopen wanneer DNA verdubbeld, chemica,
ROS en UV straling. Het herstellen hiervan lukt niet altijd en wordt ook minder goed met de
leeftijd. Ook is er een verandering in methylatie, histon modificatie en chromatide remodelling
die problemen geven in de transcriptie en zo leiden tot veroudering.
4. Verlies van proteostase = een instabiel enzym metabolisme. Endogene of exogene stress kan
ervoor zorgen dat eiwitten ontvouwen of niet meer goed worden gevormd. Normaal gezien
wordt een slecht eiwit afgebroken door autofagie, opgenomen door het proteasoom of

, opnieuw gevouwen door HSP. Wanneer deze eiwitten niet kunnen worden opgeruimd ontstaat
er aggregatie en leiden tot toxische effecten.

Ons lichaam probeert te compenseren voor deze schade via de antagonistische hallmarks. Deze
kunnen in het begin schade verminderen, maar worden wanneer chronisch of langdurig aanwezig
schadelijk op zich:
1. Dereguleren van nutriënten sensing: onder andere een andere regulatie van groei hormonen
en IGF-1 met downstream effecten op PI3K en mTOR die leiden tot veroudering.
2. Minder functie van de mitochondriën: door mutaties in mtDNA. Stress en defectieve
mitochondriale werking kan zorgen voor de productie van ROS. Milde vormen van schade aan
de mitochondriën kunnen leiden tot compensatoire porcessen.
3. Cellulaire senescentie: in jonge mensen zorgt dit voor het voorkomen van proliferatie van
beschadigde cellen. In oudere mensen de verwijdering van beschadigde cellen is niet goed en
deze cellen zullen accumuleren.

De uitkomst hiervan, de integratieve hallmarks zijn:
1. Uitputting van stamcellen: door de uitputting van HSC en MSC etc. Factoren die bijdragen op
het uitputten stamcellen komen uit de micro en macro omgeving. Vooral extrinsieke factoren
lijken bij te dragen aan stam cel veroudering
2. Slechter communicatie tussen cellen: minder goede communicatie via systemen als het
endocriene systeem en het immuunsysteem.

Moleculaire pathway die een rol kunnen spelen in veroudering en een slechtere functie van de
stamcellen:

PI3K pathway: is een Ser/Thr kinase en een fosfatidylinositiol kinase. Deze pathway is anders bij
veroudering.

Longevity genes:
• Insuline/IGF-1 pathway: als men deze onderdrukt worden de lifespan groter, onder andere
door invloed op het lever metabolisme, gezien in proefdieren.
• Sirtuin genen: een extra kopie van dit gen kan iemand langer doen laten leven, beïnvloedt het
metabolisme in alle cellen.
• mTOR: deze weg kan worden geinhibeerd met het antibioticum rampamycine en kan de
lifespan in sommige organismen verlengen.

Oxidatieve stress als driver
Vrije radialen veroorzaken oxidatieve stress. Oxidatie van basen in het DNA:
• zijn het belangrijkste mechanisme van oxidatieve stress
• oxideren ook andere moleculen als eiwitten en vetten
• mitochondriaal DNA is kwetsbaarder tot ROS dan gewoon DNA, omdat deze meer O2 bevatten

Oxidatieve stress ontstaat via intracellulaire oxidantia:
• Zijn vrije radicalen samen met ander zuurstof species en ontstaan door covalente bindingen
die splitsen
• Het is een normaal fysiologisch proces om de redox status te moduleren, is nodig voor de
activatie van gentranscriptie en voor de transductie van signalen
→ wanneer er een niet gecontroleerde reactie is van vrije radicalen ontstaat er een probleem

Vorming van ROS:
1. We ademen O2 in, dit wordt normaal via mitochondriën omgezet in H20

, 2. 2-3% ontsnapt hieraan en wordt geoxideerd tot H202 (waterstofperoxide) en Fe. Wanneer OH
met ijzer en water bindt ontstaat er een hydroxyl radicaal
3. Wanneer O2 (via UV, ultratronen, straling etc.) met een elektron samenkomt ontstaat er een
superoxide radicaal

Ook vetten kunnen leiden tot problemen. Wanneer OH en O2 samen zorgen voor de peroxidatie van
lipiden ontstaat er een malondialdehyde. Dit is potentieel carcinogeen en mutageen.

Oxidatieve beschadiging aan macromoleculen: ROS kan aanleiding geven tot schade in DNA lipiden,
maar ook eiwit degradatie. Dit geeft functionele effecten die bijdragen aan veroudering en
gerelateerde aandoeningen. We kunnen oxidatieve stress een lage tijd stabiel houden, maar dit wordt
slechter naarmate we ouder worden, ook het herstel wordt minder.

Bescherming tegen vrijer radicalen kan via:
• Vitamine E
• Glutathion
• Katalase en peroxidase
• Superoxide dismutase

Ook deze mechanismen worden minder efficiënt naarmate de leeftijd vordert.

In vivo evidentie tegen oxidatieve stress komt vooral van calorische restrictie. Men ziet dat dieren, maar
ook mensen uit Japan die minder eten, tot 8 jaar ouder kunnen worden. de verklaring hiervoor is dat
voor calorie metabolisme er O2 nodig is en er dus meer kans is op de vorming van ROS.

Interventies die de lifespan van mensen kunnen verlengen
1. Klaren van senescente cellen: bijvoorbeeld het minderen van ouderdomsplekken, vooral
cosmetisch
2. Het activeren van stamcellen
3. Anti inflammatoire drugs of middelen die bloed of bot verjongen
4. Eliminatie van beschadigde cellen
5. Telomerase heractivatie
6. Epigenetische drugs
7. Activatie van chaperonnes en proteolytische systemen
8. Calorie restrictie: met hierbij mTOR inhibitie, en Sirtuin activatie
9. Mitophagie en mitohormetics

Ondanks dat we ouder worden is er geen vertraagde veroudering: er is momenteel vooral evidentie
voor de calorische restrictie. Eventueel is er evidentie voor reservatrol en kurkuma. Verder geteste
middelen tonen weinig nut.

Blood based pro-aging interventies:
Men name een muis en koppelde deze vast aan een oudere muis. We zien dat heel veel functies van
de jonge muis nu achteruit gaan. Wanneer we enkel een bloedtransfusie doen, enkel met plasma of
met oude HCS dan zien we dit ook. Ook wanneer we een intestinaal micrbioom injecteren in een
oudere muis zien we dat de huid van deze oude muis veel beter wordt.

,Les 2: Atherosclerose en ischemisch hartlijden
Feiten: vrouwen sterven tegenwoordig meer aan hart- en vaatziekten, maar dit komt waarschijnlijk
omdat vrouwen over het algemeen ouder worden.

Plotse hartdood
= verzamelnaam voor levensbedreigende ritmestoornissen door verschillende oorzaken waaronder
een acuut hartinfarct. Iedere dag sterven er ongeveer 30 mensen in België door iets aan hun hart,
waarvan er ongeveer 26 komen door artherosclerose.

Atherosclerose (~slagaderverkalking)
= een chronisch ziekteproces waarbij de wand van de slagaders verdikt en verstijft door een opstapeling
van vetten, immuuncellen en calcium. Dit resulteert in een progressieve vernauwing van dat bloedvat.

Binnen de bloedvaten kan onderscheid worden gemaakt in arteriën en venen:
• Een arterie is dik en stevig (<> venen)
• Een arterie draagt vooral O2 rijk bloed van het hart weg (<> venen)
• Een arterie heeft een bepaalde compliantie (<> venen zijn heel elastisch)
• Een arterie is pulsatiel (<> venen)
• Een arterie heeft geen kleppen (<> venen)
• Een arterie is onderdeel van het hoge druk systeem (<> venen)

De opbouw van zowel een arterie als een vene (van binnen naar buiten) = endotheel → gladde
spiercellen → tunica externa met collageen.

Atherosclerose is een systeemziekte, omdat het kan voorkomen in alle slagaders van het lichaam
(samen 100.000 km). Klachten worden enkel pas gezien bij een vernauwing van 80%, op dit moment
kan de verkalking dus al overal zitten.

Atherosclerose vertoont een progressief verloop over meer dan 10 jaar. Hierbij is het een lange tijd
asymptomatisch. Het start eigenlijk al op de kinderleeftijd en loopt op, vooral omwille van onze
voeding. Na ongeveer 10 tot 15 jaar zien we een fatty streak, dit is een lichte vorm. Na een langere
periode zien we een atheroma = een lichte heuvel van opstapeling, maar er is nog obstructie van het
vat. Wanneer er echt een plaque ontstaat kan deze stabiel zijn of niet, waardoor deze eventueel
scheurt.

De opstapeling van de cholesterol bevindt zich tussen het endotheel en de gladde spiercellen. De
plaque wordt vervolgens afgekapseld door een fibreus kapsel.

De graad van atherosclerose (op basis van autopsie):
• Graad I = minimaal
• Graad II = <50% occlusie
• Graad III = <75% occlusie
• Graad IV = >75% occlusie met daarbij een trombus. Wanneer de klonter het bloedvat blokkeert
stroomt er nu ook geen bloed meer door het deel wat eventueel nog wel vrij was.

Vorming van de plaque:
1. Er is accumulatie van LDL (slecht cholesterol) in de intima
2. LDL gaat oxideren en dit trekt monocyten aan

, 3. Monocyten veranderen naar macrofagen
4. De macrofagen willen LDL fagocyteren, maar dit lukt niet en ze worden omgevormd tot
schuimcellen
5. Schuimcellen zorgen voor een cascade van ontsteking wat leidt tot necrose, omdat de
schuimcellen kapot gaan → necrotische kern van vetten met daar omheen een fibreuze kap.

Evolutie van de fibreuze kap
Er zijn twee manieren waarop een plaque kan evolueren:
1. De kap is dik en stevig → occlusie van het bloedvat maar scheurt niet
2. De kap krijgt soms niet de tijd om stevig te worden en is instabiel → deze kan scheuren →
contact tussen cholesterol en bloed → vorming van een bloedklonter → verstopping van het
hele vat → hartinfarct. Heel soms kan de gescheurde kap genezen en ontstaat er een heel nauw
bloedvat met heel veel atherosclerose.

Risicofactoren voor atherosclerose
• Nummer 1 = non HDL, waaronder LDL
• Hypertensie
• Roken
• Obesitas
• Diabetes
• Fijnstof
• Slecht eten
• Weinig beweging

Cholesterol
LDL is de grote boosdoener binnen de cardiologie. Cholesterol en TG worden door de darmen
opgenomen in het bloed en via HDL naar de lever gebracht. Als je echter te veel vetten eet kan de lever
geen cholesterol meer opnemen en gaat hij LDL vrijzetten. Een hoog LDL cholesterol komt vooral door
een dieet met veel verzadigd vet, weinig beweging, roken en alcohol.

Familiale hypercholesterolemie = een aandoening die voorkomt bij 1/250 mensen. Men heeft hier in
80% van de gevallen een mutatie in receptoren van de lever die normaal LDL opnemen: LDL-receptor,
APO-B of PCKS9. Wanneer deze mensen niet worden behandeld is de levensverwachting laag, al
helemaal als de mutatie homozygoot is.

Behandeling van hypercholesterolemie
Hoe men moet behandelen voor hypercholesterolemie hangt af van de risk SCORE. Deze bepaald
hoeveel cholesterol er in het bloed is.

De volgende middelen zijn beschikbaar (middelen kunnen met elkaar worden gecombineerd en
versterken elkaars werking, omdat ze ingrijpen op verschillende plekken:

Statines:
• Verlagen de eigen cholesterol aanmaak en verhogen de LDL klaring door een Upregulatie van
de LDL receptor op de lever
• Er is een reductie van LDL van 25-55%
• Daarbij vermindert het ook het aantal TG
• Het stabiliseert ook de plaque en verminderd inflammatie

Ezetemibe:
• Verminderd de opname van vetten in de dunne darm

, • 20-25% LDL reductie

Bempoidine zuur:
• Inhibeerd ook de eigen cholesterol synthese, maar dan op een andere stap
• 25% LDL reductie

PCSK9 inhibitoren:
• PCSK9 bindt normaal op de LDL receptor waardoor deze wordt afgebroken
• Nu de inhibitor (alirocumab en evolocumab) bindt kan het niet meer binden waardoor er meer
LDL receptoren op de lever aanwezig zijn
• Er is ook siRNA dat de PCSK9 gen expressie verminderd Inclisiran
• Is een dure behandeling → voor familiare hypercholesterolemie

Het doel bij de behandeling =
• LDL naar 70-80 mg/dL bij atheromatose
• LDL naar 100-115 mg/dL als primaire preventie

Arteriële hypertensie
= een hoge bloeddruk in de slagaders. Het is vaak asymptomatisch en daarom een silent killer.
Pas vanaf een graad 3 is hypertensie te merken, dit is bij een bloeddruk van 180 mmHg. Echter spreken
we al van hypertensie bij een bloeddruk van >140 mmHg.

Bloeddruk = CO (afhankelijk van de contractiliteit het volume) x SVR (tonus in het vasculair bed dat
wordt gemedieerd door catecholamines, RAAS, ADH, NO, prostaglandinen, Na, Mg en Ca.

Een hoge bloeddruk ontstaat door een te hoge CO of door een te hoog SVR. Als we bijvoorbeeld stress
hebben dan wordt de weerstand in het SVR hoger en dus ook de druk op het vat.

Het meten van arteriële hypertensie doet met klassiek met een sfygmomameter: hierbij doet men een
band om de arm en knijpt men het bloedvat dicht. De eerste puls die we horen is de bovendruk en de
laatste de onderdruk. Men kan het tevens ook doen door een buisje in te brengen in de slagader, maar
dat is invasiever.

Arteriële hypertensie komt vooral voor bij oudere mensen. Dit komt, omdat de compliantie van de
vaten achteruit gaat met de leeftijd. Ons vaatsysteem is namelijk niet gemaakt om zo ver met ons mee
te verouderen. Het vermogen tot elasticiteit neemt af en het drukverschil kan minder worden
opgevangen. Atherosclerose draag ook bij aan dit proces.

Oorzaken van arteriële hypertensie:
1. Primaire of essentieel hypertensie (90%): de oorzaak is onduidelijk, meestal door meerdere
factoren, als te veel zout, genetica, stress en overgewicht
2. Renale hypertensie (7%): door stenose van de nier arterie. Deze is vernauwd. De nier denkt dat
hij te weinig volume krijgt, waardoor hij de bloeddruk zal verhogen. Ook andere aandoeningen
van nier kunnen hiertoe leiden.
3. Hormonale hypetensie:
a. Cushing syndroom = verhoogd cortisol
b. Conn syndroom = verhoogd aldosteron
c. Feochromocytoom = adrenaline producerende tumor
d. Gebruik van steroïden
4. Andere vormen van hypertensie: zwangerschap, door medicatie of neurologisch

,RAAS systeem: Angiotensionogeen
De lever maakt angiotensine aan → nier maakt renine bij een lage bloeddruk of te weinig volume →
renine zet angiotensine om in ang I → ACE uit de longen zet ang I om in ang II → ang II zorgt voor
vrijzetting van aldosteron uit de bijnier → vasthouden van zout en vocht in de nieren (en ang II zorgt
voor vasoconstrictie)

Gevolgen van hypertensie
Verschillen per persoon. Over het algemeen zijn het vooral de nieren, hart en hersenen die worden
aangetast.
• Hart: verdikte linker hartspier → coronair hartlijden, fibrillatie of systole/diastole dysfunctie
• Hersenen: retinopathie, grotere kans op alzheimer en beroerte
• Nieren: proteïnurie en sclerose van de nefronen

Belangrijk in de behandeling:
1. Behandel de oorzaak
2. Zoutreductie, vermagering en stoppen met roken
3. Mediatie: ACE inhibitie of Ang blokker, Bèta blokkers, Ca antagonisten, diuretica of centraal
werkende medicatie.

Doel van de behandeling = bloeddruk <140/90 mmHg

Roken
50% van de rokers sterft direct of indirect aan roken. Ze hebben een 5x grotere kans op overlijden. Zelfs
een passieve roker heeft 30% meer kans op een hartinfarct. Bij meer dan 5 sigaretten per dag is deze
kans al 50%. Vanaf dit moment is het een lineair verband, hoe meer je rookt hoe groter het risico.

Het pathogene effect van tabak
• Activatie van endotheelcellen, waaronder de activatie van meer ROS → dysfunctioneel en
beschadigd
• Activatie van leukocyten en de infiltratie ervan in de inflammatie haart
• Activatie van bloedplaatjes
• Een dunnen fibreuze kap → instabiel
• Vorming van trombus
• Dood van endotheliale cellen
• Stijging van de bloeddruk en hartslag
• Microvasculaire dysfunctie: minder flow naar het hart en minder O2 naar het hart en andere
organen

Rookstop
Hulpmiddelen: Zyban (1,8x), Champix (2,8x) of nicotine vervangers
Omdat roken een gedragsverandering is moet men ingrijpen op de juiste fase. Wanneer men in de
derde fase zit van het stoppen (waarin men beslist om een poging te doen) kan men het beste ingrijpen.
Ingrijpen op een roken die niet wilt stoppen heeft weinig zin.

Fasen: precontemplatie (tevreden roker) → contemplatie (ambivalente roker) → preparatie (beslist
een poging te doen) → actie (stoppen met roken) → consolidatie (niet opnieuw gaan roken)

, Diabetes mellitus
Diagnose: meestal aan de hand van HbA1c > of gelijk aan 6,5%. Dit kan men meten zelfs nog na 3
maanden, omdat glucose aan HbA blijft plakken. Eventueel kan men ook testen voor een nuchtere
glucose > of gelijk aan 126 mg/dL of een random glucose van > of gelijk aan 200 mg/dL.

Vasculaire complicaties bij diabetes
• Grote bloedvaten: leiden tot bijvoorbeeld een hartinfarct
• Vaten in de nieren, ogen en zenuwen → blindheid
• Hoge bloeddruk
• Dialyse door beschadig van de nieren
• Neuropathie
• Aantasting van de hersenen

Diabetes en zijn rol in atherosclerose
Diabetes zorgt voor meer glucose in het bloed en daarbij voor een insuline resistentie. Bovendien
hebben we vaak meer vetten, omdat mensen met type 2-diabetes vaak overgewicht hebben. Ook
hebben we een hoog cholesterol. Hierbij komt inflammatie, vasculaire stress, ontsteking en fibrose
tussen cellen.

Behandeling van diabetes type 2
• Opname van glucose uit het bloed: metformine (tegen de insuline resistentie) of TZD (maakt
meer insuline of verhoogd de gevoeligheid.
• Meer insuline secretie: Meglitinides, sulfonylureas, DPP4i, GLP-1RA
• Vertraagde maaglediging: door GLP-1RA
• Meer glucose excretie door de nieren: SLGT2 inhibitoren

Doel van de behandeling = HbA1c < 7.0%

Obstructief slaap apneu syndroom
• Bij 2-4% van de bevolking
• Mensen die snurken desatureren doordat de luchtwegen dichtvallen → adempauzes → komen
nooit in diepe slaap → slechte kwaliteit van slaap
• Slaaptekort gaat vaak gepaard met een hoge suikerinname
• Behandeling met CPAP toestel = positieve druk die de luchtwegen openhoudt
• Diagnose aan de hand van de Epworth Sleepiness Scale: >10 suggestief voor excessieve
slaperigheid

Obesitas
• Gemiddelde BMI van volwassenen is 25,5 kg/m2
• Percentage >25 is 49,4% en >30 is 15,9%
• Vormt 8% van de kosten van de gezondheidszorg

Het is aanbevolen om 150-300 minuten per week gemiddeld een activiteit te doen, anders 75-150
minuten per week een intensieve activiteit. Verder geldt dat ieder zoveel moet doen als dat hij kan.

Risicofactoren van atherosclerose samengevat:
Geen interventie mogelijk: leeftijd, geslacht, genetica (familiaal risico)
Interventie: roken, hypertensie, cholesterol, obesitas, diabetes en slaap apneu

Bovendien vormen de risicofactoren een cumulatief effect dat wel tot 70x meer kans kan geven.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur isabellekok1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,16. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

52510 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€10,16
  • (0)
Ajouter au panier
Ajouté