Methoden en onderzoek deel1
HCO 1: 19-02-2024
Het onderzoeksproces
Kwantitatief: analyse met cijfers/data
kwalitief: analyse met woorden
Deductief redereneren (vroeger): je kan niet zomaar zaken/bevindigen gaan doortrekken, kan vaak niet
toegepast worden omdat het vaak fout is. (Ongeldige syllogisme)
Theorie van Hippocrates:
De 4 lichaamssappen (leer der humores) moest in evenwicht zijn, als een daarvan niet is dan moest er
iets mis zijn --> onevenwicht.
Bloed: vurig – energiek
Zwarte gal (black bile): ernstig – depressief – introvert
Gele gal (yellow bile): driftig – eerzuchtig – koleriek
Slijm (phlegm): kalm – rationeel – flegmatisch
Inductief redereneren: Heel specifiek. Je observeert waarnemingen, vanuit die waarnemingen ga je een
hypothese opbouwen. (H0 of nulhypothese). Je aanvaart je hypothese (het is waar) of verwerpt de
hypothese (het is niet waar) --> alternatieve hypothese.
Rekening houden met toevalsfout, hoe meer waarnemingen gaat doen, hoe kleiner de fout is, hoe
betrouwbaarder het onderzoek is. Hoe minder waarnemingen, hoe sneller een toevalsfout kan ontstaan.
(Steekproef)
Deductief redereneren =
dat de conclusie logisch onontkoombaar volgt uit de vooronderstellingen dat iets waar is. Deze
vooronderstellingen zijn de uitgangspunten voor een syllogisme of voorwaardelijk opgebouwde
redenering. (top-down)
Inductief redereneren =
komt men tot een algemene regel, een bepaalde theorie, op grond van empirisch onderzoek, op basis
van specifieke waarnemingen. (bottom-up)
Syllogisme = een logica of redenering afkomstig uit de filosofie, bestaande uit 3 proposities:
majorpremisse, minorpremisse en een conclusie.
Binnen medische wetenschappen gebruiken vooral inductief redeneren.
,Karakteristieken van wetenschappelijk onderzoek:
1. Systematische manier probleemoplossing en kennisuitbreiding: stap voor stap! Dit bekent dat
hij vertrekt vanuit een probleemstelling, deze definieert, een onderzoeksplan opstelt en
informatie verzamelt om het probleem te beschrijven, te verklaren, te voorspellen of te
beheersen.
2. Controle
Manier om op een controleerbare en reproduceerbare manier te werk te gaan bij de
probleemoplossing. Andere onderzoekers moeten hetzelfde onderzoek op dezelfde manier
kunnen herhalen. (Limiteer storende factoren en maak het onderzoek eenduidig, belang
duidelijke protocols)
3. Poging tot generaliseren
Gegenaliseerbaarheid = de mate waarin de resultaten van het onderzoek, waaraan altijd maar
een relatief klein aantal mensen meedoet, doorgetrokken kunnen worden naar alle mensen op
wie het onderzoeksonderwerp van toepassing is. MAAR wetenschappelijk onderzoek is nooit
100% overdraagbaar naar de volledige onderzochte populatie.
Steekproef vs doelpopulatie
Belang van goed gekozen steekproef
Doel van wetenschappelijk onderzoek
Hoofddoel = kennistoename!
Types onderzoek, specifieke doelen:
- Via observaties de werkelijkheid zo goed mogelijk beschrijven en ordenen
(descriptief=beschrijvend onderzoek)
- Exploratie waarbij onderlinge verbanden/relaties worden ontdekt (exploratief). Dit soort
onderzoek toont alleen relatie aan en is er geen sprake van causaliteit of oorzakelijkheid.
- Verklaren en zoeken naar oorzakelijke verbanden. Is belangrijk in opbouw van
theorieën/hypotheses, omdat verklarend onderzoek aantoont op welke manier fenomenen met
elkaar in verband staan. Dit gebeurt door inferentiële analyses.
- Toetsen van hypothese, vergelijken van benaderingen, behandelingen, interventies. (Toetsend
onderzoek)
- Samenbrengen van resultaten van eerder onderzoek om preciezere uitspraken te kunnen
doen (meta-analyse).
Geen producten testen!
Beperkingen in wetenschappelijk onderzoek:
- Tijd en financiële middelen.
Wanneer beschikbare tijd voor onderzoek beperkt is, heeft dat gevolgen voor totale aanpak van
onderzoek. Hoe meer geld er beschikbaar is, hoe groter de mogelijkheden zijn.
- Steekproefgrootte.
= het aantal mensen dat meedoet aan het onderzoek. Deze mensen zijn uitgezocht omdat ze
representatief zijn voor de groep waarop het onderzoek zich richt (populatie).
, - Ethische en morele aspecten
Bij zowel de interventie als de controlegroep. Hoe kwetsbaarder de deelnemer hoe delicater het
is hem of haar goed te informeren en vrijwillig te laten deelnemen aan het onderzoek.
- Complexiteit van de mens en de menselijke gedragingen
Het conceptdiagram van onderzoek vertrekt vanuit de idee van de inductieve redenering.
Vanuit observaties/waarnemingen worden hypotheses opgebouwd die voortdurend getoetst zullen
worden aan nieuwe observaties om zo te beslissen of de vooropgestelde hypothese al dan niet zal
verworpen worden. De onzekerheid waarmee dit gebeurt zal worden gemeten en op basis van een op
voorhand gekozen zekerheidsdrempel wordt de hypothese aanvaard of verworpen.
Start met goede onderzoeksvraag, eindigt met antwoord op die vraag.
Juiste studiedesign kiezen!
Dit geldt voor elk type onderzoek:
- praktijkgericht vs fundamenteel
- kwalitatief vs kwantitatief
De stappen binnen de onderzoekscyclus:
1. Probleemstelling en het formuleren van de specifieke onderzoeksvraag of hypothese:
men heeft een vraag, ziet een probleem, waarvoor men graag een antwoord, een oplossing, zou
vinden. Er is sprake van een globale onderzoeksvraag van waaruit men een concrete vraag
formuleert.
2. Het literatuuronderzoek:
men gaat na wat er reeds gekend is over het probleem. Welke onderzoeken zijn reeds gebeurd
rond het onderwerp? Welke resultaten werden bekomen in deze onderzoeken en volgens welke
methoden heeft men ze bekomen?
3. Het ontwerpen van het onderzoeksdesign:
op basis van deze onderzoeksvraag, de beschikbare tijd en middelen bepaalt men hoe men het
onderzoek zal uitvoeren, welk type onderzoek men zal gebruiken.
4. Populatie bepaling en Steekproeftrekking:
een duidelijke omschrijving van de betrokken onderzoekspopulatie is noodzakelijk om daarna te
bepalen hoe en welk deel van de populatie zal worden geselecteerd als steekproef.
5. De gegevensverzameling:
hier wordt het volledige onderzoek uitgevoerd. De gegevens nodig om een antwoord te krijgen
op de onderzoeksvraag worden hier verzameld. In grote lijnen zijn dit gegevens die de uitkomst
zullen bepalen en gegevens die de oorzakelijke of beïnvloedende factoren zullen vormen.
6. De gegevensverwerking:
de bekomen gegevens worden geordend en afhankelijk van de aard van de gegevens, worden
verschillende analysemethoden gekozen, kwantitatief (voor cijfermatige gegevens) of
kwalitatief.
7. De interpretatie van de resultaten:
de resultaten worden kritisch bekeken, vergeleken met andere gelijkaardige studies om ze op de
juiste wijze te kunnen interpreteren. Bij deze stap kan een tweede literatuurstudie vereist zijn.
, 8. Het trekken van conclusies:
er wordt nagegaan in hoeverre de vooropgestelde hypothese ondersteund wordt door de
onderzoeksresultaten.
9. Publicatie:
bekendmaken van de resultaten en de conclusies voortvloeiend uit het onderzoek.
onderzoek.
Rol van toeval (toevalsfout), mag maar 5% zijn.
P-waarde groter dan 5%, niet waarnemen.
P-waarde kleiner dan 5%, wel waarnemen.
RCT (Randomised controlled/clinical trial): is een experimenteel onderzoek met interventie groep en
controlegroep (is kwantitatief onderzoek)
Et al. = dat er meerdere onderzoekers betrokken zijn maar worden pas genoemd bij het stukje tekst.
Doelstelling/aim wordt op het einde van de inleiding beschreven.
De onderzoeksvraag
Eerst onderzoeksvraag bepalen en daarna pas de hypothese!
Onderzoeksvraag, kan een hoofdvraag zijn of deelvragen die samen een hoofdvraag vormen.
Onderzoek vertrekt altijd vanuit een probleem- of vraagstelling.
Onderzoeksvraag kan ontstaan uit:
1. Klinisch probleem waarmee je als clinicus meerdere malen geconfronteerd wordt.
2. Discussie protocol