SOCIALE PSYCHOLOGIE
Samenvatting
Joren Brauwers
Academiejaar 2023-2024
, HOOFDSTUK 1: INLEIDING
(1) DE MENS IS EEN SOCIAAL DIER
Aristoteles (Griekse Filosoof) stelde vast dat de MENS een SOCIAAL DIER is, hij is niet gemaakt om alleen te leven. Elke dag ontmoeten
we nieuwe mensen, of werken/ontspannen we samen met andere mensen. Omdat wij een sociaal dier zijn, zijn wij vaak bezig met
andere (waarom doet hij iets, gedraagt hij zich zo, maakt hij die keuze, waarom zo agressief, wie is hij, hoe zou hij moeten reageren in
die situatie, hoe wordt hij beïnvloed door aanwezigheid van anderen,…) = full-time bezigheid (altijd geïnteresseerd in het leven van
anderen). Andere OBSERVEREN, analyseren, en proberen te voorspellen hoe iemand zich zal gedragen
(2) SOCIALE PSYCHOLOGIE
BETEKENIS “SOCIALE PSYCHOLOGIE”
SOCIALE PSYCHOLOGIE = de Wetenschappelijke studie naar de wijze waarop gedachten, gevoelens, motivaties
en gedragingen van individuen beïnvloed worden door de aanwezigheid van anderen (sociale) & hoe wij ZELF
een invloed uitoefenen op hoe andere personen zich gedragen, denken en voelen
Je kunt de definitie ontleden in 3 componenten:
- 1: Wetenschappelijke studie, om van een “wetenschap” te spreken moeten 3 basisprincipes voldaan zijn
(1) Streven naar kennis(opbouw), bij een wetenschap is het ALTIJD de bedoelen om te streven naar het opbouwen van
kennis over een bepaald fenomeen in de werkelijkheid.
(2) Empirisch karakter. De uitspraken die men doet in een theorie, moeten gebaseerd zijn op een onderzoek dat men
heeft gedaan. We streven naar een empirisch karakter, waarbij men bepaalde ‘wetenschappelijk’ methoden en
technieken gaat gebruiken om zaken die zich in de werkelijkheid voor doen, te gaan METEN (onderzoek door
OBSERVATIE + METING)
In SOCIALE PSYCHOLOGIE maakt men VAAK GEBRUIK van EXPERIMENTEN
Eén FUNDAMENT (of basis) van een experimenteel onderzoek is de VERGELIJKING van (1)
Experimentele groep, aan deze groep wordt een bepaalde stimuli toegediend of een interventie
gedaan door de onderzoeker (hoe doet iets mee de groep,) & (2) Controle groep, dit is een
groep gelijkaardig is aan de experimentele groep (zelfde kenmerken, geslacht leeftijd,…) maar
hier is er GEEN SPRAKE .
o Er gaat dus alleen gaat dus alleen sprake zijn van een experimentele interventie of
tussenkomst bij de “experimentele groep” (in die groep gaat men iets toedienen om
te zien of het invloed heeft)
Wat willen we eigenlijk doen met een experiment???
o Dit is beste onderzoeksdesign of instrument om iets zeggen over de causaliteit ,
Je wilt een effect vast te stellen van X op Y
X = Afkick-behandeling voor drugs
o Experimentele groep = krijgt dit
o Controle groep = krijgt dit NIET
Y = afname drugsgebruik
o Je gaat daarna kijken over er inderdaad sprake is van
een afname in drugsgebruik na de afkick-behandeling
Samengevat: Experiment bepaalde zaken (onafhankelijke variabele, oorzaak) manipuleren
(veranderen) om te zien wat er verandert in de afhankelijke variabele
(3) Systematische benadering, dit houdt in dat datgene dat JIJ als onderzoeker hebt gedaan kan nagebootst worden
door ANDERE onderzoekers. Uw onderzoek moet Toetsbaar of testbaarheid zijn, als je een onderzoek doet moet je
AL uw stappen nauwkeurig & volledig beschrijven ZODAT het ook kan nagebootst worden (en hopelijk komen
andere onderzoekers tot dezelfde conclusies)
- 2: Onderzoeksonderwerp: GEDACHTEN, GEVOELENS, MOTIVATIES & GEDRAGINGEN van INDIVIDU
- 3: De aanwezigheid van anderen, (uniek aan sociale psychologie). Hoe de gedachte, gevoelens &
gedragingen van individuen (psychologie) VERANDEREN door de AANWEZIGHEID van andere (sociale)
1
, DE KRACHT VAN DE SITUATIE : EEN VOORBEELD VAN EEN SOCIAALPSYCHOLOGISCHE STUDIE
Één van de founding father of sociale psychologie (Newcomb), onderzoek in een college naar hoe politieke
attitudes ontstaan. Bennington college (Newcomb): men onderzoekt of participatie aan hoger onderwijs de
politieke voorkeur beïnvloed. Bennington college was een meisjesschool, met meisjes die uit zeer welvarende
gezinnen kwamen en dus ook conservatiever zijn opgevoed. Men zag dat er op de school toch eerder een
progressieve sfeer heerste en dat de politieke voorkeur van deze meisjes ZELF hierdoor ook progressiever werd
(verandering), er ontstaat een kloof tussen de meisjes die naar de PROGRESSIEVE SCHOOL zijn gegaan & de
conservatieve ouders. Ook op lange termijn (tussen de 20 en de 40 jaar) zagen we dat deze meisjes nog steeds
progressiever waren, de progressieve houding (andere attitude dan ouders) bleef voor de rest van hun leven ook na
college..
- CONCLUSIE: Het hoger onderwijs heeft hun denkprocessen beïnvloed en bevorderen deze linkse houdingen
- VERKLARING: Een mogelijkse verklaring hiervoor is dat hoger onderwijs een scala aan ervaringen biedt (bv.
meer autonomie en zelfstandigheid, weg van huis kunnen hun eigen ding doen). Ook de ontmoetingen met
andere studiegenoten (zelf progressief) is niet onbelangrijk.
SOCIALE PSYCHOLOGIE & VERWANTE DISCIPLINES
SOCIALE PSYCHOLOGIE: Wetenschappelijke studie naar de wijze waarop gedachten, gevoelens, gedrag, motivaties,… Bij
INDVIDUEN wordt beïnvloedt door de AANWEZIGHEID van anderen.
- FOCUS op het INDIVDIDU
SOCIOLOGIE: is een sociale wetenschap die de (1) samenleving en (2) sociale groepen (gebaseerd op geslacht,
nationaliteit, SES,..) bestudeert. (verschillenen tussen groepen & samenlevingen).
- FOCUS OP DE SAMENLEVING + groepen (>< individu)
PERSOONLIJKHEIDSPSYCHOLOGIE: Het is een tak in de psychologie (studie van gedrag) dat zich bezighoudt met het
bestuderen van persoonlijkheid. Meer specifiek houdt deze tak van de psychologie zich bezig met het bestuderen van
de manieren waarop mensen, psychologisch gezien, van elkaar verschillen en wat dit voor gevolgen heeft voor hoe
mensen zich voelen, hoe ze denken en hoe ze zich gedragen. (namelijk hoe de persoonlijkheid invloed heeft op de
gevoelens, gedachten,… van een individuen) Het is een studie naar de persoonlijkheid van individuen (agressief,
vijandig,…), blijft de persoonlijkheid constant over verschillende situaties?
LET OP!!!!: Je moet de disciplines eigenlijk niet zo zeer apart zien, want ze vullen elkaar aan!!!!
2
,SOCIALE PSYCHOLOGIE & MENSENKENNIS
Wij hebben allerlei ideeën over sociaal gedrag en sociale relaties. Sommige van die intuïties worden door veel anderen
gedeeld en kunnen we als mensenkennis omschrijven. Deze kennis is niet op een empirische toetsing berust.
- Wetenschappelijke kennis kan ofwel gelijk zijn of afwijken aan mensenkennis (subjectief).
o Experiment: kleuters worden geobserveerd en sommige zijn spontaan aan het kleuren maar stel nu
voor dat ze een medaille krijgen voor beste tekenaar (= beloning) en aan de andere geef je dat niet.
Zullen zij door die beloning achteraf meer kleuren?
Meer 22,7 %
Evenveel 61,2 % → dit is het antwoord dat overeen komt met mensenkennis → klopt niet.
Minder 16,1 % → soms klopt mensenkennis, soms niet: overjustificatie = kleur ik nu graag
omdat ik graag kleur of omdat ik een beloning krijg, men twijfelt aan de eigen oprechte
interesse.
o Experiment: het herhaaldelijk zien van een persoon, een schilderij, een gebouw zal je waardering
ervoor… (mere exposure)
Verhogen 63,1 % → mensenkennis stemt overeen met de wetenschappelijke kennis
Niet wijzigen
Verminderen
(3) DE GESCHIEDENIS VAN DE SOCIALE PSYCHOLOGIE (ZELFSTUDIE – 1 EXAMENVRAAG)
BEGINJAREN VAN DE “SOCIALE PSYCHOLOGIE” (1880-1935)
Le Bon (1895) ontwikkeld een theorie (psychologie des foules) over MASSAGEWELD, deze theorie vormt de eerste
BRUG tussen (1) Sociologie & (2) Psychologie. Dit komt omdat massageweld (= sociaal fenomeen) werd gerelateerd
aan psychologische principes (= processen binnen het individu). De massa geeft het individu een gevoel van
anonimiteit, waardoor dit individu elk gevoel van verantwoordelijkheid verliest
Féré & Ringelman voerden EERSTE sociaalpsychologische EXPERIMENTEN, allebei over Vergelijking van
GROEPSPRESTATIE met INDIVIDUELE PRESTATIE,
- Féré = met de vraag of men beter kan presteren in aanwezigheid van andere of niet??? (bv: touwtrekken of
sneller fietsen in bijzijn van anderen)
- Ringelman = Vroeg zich af of de geleverde prestatie minder wordt indien de groep groter wordt.
o Ringelman: individuen presteren slechter als ze de opdracht (bv: touwtrekken) samen met andere
uitvoeren (>< Féré)
EERSTE HANDBOEKEN over “sociale psychologie” verschenen, bv: Allport (1924), Ross (1908)
- VOORAL Allport zijn opvattingen over sociale psychologie worden algemeen aanvaard. Onder andere
het gebruik van experiment als geprefereerde wetenschappelijke methode.
DE JAREN VAN BEVESTIGING (1936-1960)
in de periode Voor, tijdens en na WOII was er een verhoogde belangstelling (meer aandacht) voor sociale psychologie.
Adolf Hitler had een enorme impact op SOCIALE PSYCHOLOGIE, hij zet namelijk de hele wereld in brand. Het aan het
licht komen van de zaken tijdens WWII (Jodenvervolging + concentratiekampen) hebben bijgedragen tot een verdere
ontwikkeling van SOCIALE PSYCHOLOGIE in USA (want veel Europees geleerden maakten tijdens deze periode de
overtocht naar USA)
3
, Kurt Lewin, wordt door velen gezien als de “vader/grondlegger van de sociale psychologie”. Hij is van
JOODSE AFKOMST en is uit Duitsland vertrokken (tijdens de opkomst van Hitler). Hij verhuisde naar Amerika
- Hij heeft 3 grondbeginselen/principes geformuleerd (1935)
o (1) Ons gedrag wordt bepaald door hoe we de wereld waarnemen en interpreteren. Niet
evident in de tijd van de behavioristen (reactie op een stimulus). Het was dus een revolutionair
idee. Hij ging in tegen de ideeën van de dominante stroming/paradigma in die tijd het
behaviorisme
Idee: Verschillende mensen ZIEN en INTERPRETEREN eenzelfde situatie op een verschillende
manier & passen hun gedrag aan op basis van deze interpretatie/waarneming
Behaviorisme = het zien van iets (stimuli), leidt tot een reactie (respons) dit kan
aangeleerd worden (conditionering)
o (2) Gedrag is functie van interactie tussen persoon (intern) en omgeving (extern)
= combinatie van intern & extern
>< dominante stromingen in die tijd
o Psychoanalyse = enkel INTERN (gedrag bepaald door trauma’s uit het verleden,
en driften/drang)
o Behaviorisme = enkel EXTERN (gedrag bepaald door conditionering aanleren,
beloning en/of straffen).
o (3) Sociale psychologie moet ook TOEGEPAST WORDEN IN DE PRAKTIJK
! Sociaalpsychologische theorieën kunnen worden toegepast voor de oplossing van praktische
sociale/maatschappelijke problemen (geen onderzoek zonder actie, geen actie zonder onderzoek)
Fundamenteel onderzoek = kan je beschouwen als “basisonderzoek”
o Is theorie gestuurd, je wilt een nieuwe theorie opstellen met als uiteindelijke
doel is kennisvermeerdering. (meer kennis hebben over een bepaald
fenomeen). Je gaat fundamentele onderzoeksvragen die jij uzelf hebt gevraagd
als onderzoeker, eigenlijk gaan proberen te beantwoorden. Dit antwoord =
kennisvermeerdering
Praktijkgericht onderzoek = “toegepast onderzoek”
o Je gaat een onderzoek doen met als doel om de uiteindelijk conclusie ook toe te
kunnen passen in de praktijk
BELANGRIJKE BIJDRAGEN (1950)
ENKEL deze namen moet je ACTIEF kennen op examen, hij gaat uitspraak doen & je moet linken met juiste manneke
Wetenschapper Bijdragen aan “Sociale psychologie” Terug te vinden
Adorno et al…. Schreef “The authoritarian personality” = een Hoofdstuk 17
invloedrijk boek over vooroordelen en ideologische (Politieke wereld)
attitudes.
G. Allport Schreef “The nature of prejudice” = bron van inspiratie Hoofdstuk 14
voor stereotypering, vooroordelen en
intergroepcontact (diverse samenleving)
Contact-hypothese (= de theorie stelt dat contact
tussen groepen onder bepaalde voorwaarden de
wederzijdse vooroordelen zal verminderen.
4
, Hoofdstuk 5
S. Asch Conformiteit = hij demonstreerde de behoefte van
(sociale beïnvloeding)
individuen om zich te conformeren aan een
meerderheid (de meerderheid volgen)
Hoofdstuk 4
Sociale perceptie = toonde ook aan hoe wij een (sociale perceptie)
beeld/oordeel maken over anderen
Hoofdstuk 3
L. Festinger Sociale vergelijkingstheorie = over hoe men zichzelf
(sociale zelf)
leert kennen door zich met anderen te vergelijken.
Cognitieve dissonantietheorie = bestudeert de Hoofdstuk 7
behoefte aan consistentie tussen cognities en gedrag. (attitudes)
Hoofdstuk 4
F. Heider GRONDLEGGER Attributietheorie = hoe personen
(sociale perceptie)
oorzaken toeschrijven aan eigen of andermans gedrag
Hoofdstuk 7
C. Hovland et al… Voerden experimenten naar ATTITUDES &
(attitudes)
OVERTUIGENDE COMMUNCIATIE
Hoofdstuk 4
H. Kelley Ontwikkelde attributietheorie (covariatie)
(sociale perceptie)
GROEI & DEBAT (1960-1975)
BLOEIPERIODE SOCIALE PSYCHOLOGIE wordt op steeds meer domeinen toegepast, het verplaatst zich naar veel
meer terreinen van sociaal gedrag (bv. agressie, stress,…)
DEBAT: in deze periode ontstond er een debat over het gebruik van experimenten, omwille van ethische
dillema’s (tegenstaanders experiment vonden experimenten vaak onethisch)
- Bv: Onderzoekereffect, de verwachtingen van de onderzoeker beïnvloeden het gedrag van de
deelnemers aan het experiment
METHODOLOGISCH & INHOUDELIJK PLURALISME (1975-HEDEN)
Methodologisch pluralisme: meerder onderzoekmethoden gebruiken
- Het belang van experimenten bleef groot maar er werden ook andere onderzoeksmethoden gehanteerd
Inhoudelijke pluralisme: “heet” + “koude” perspectieven samenvoegen.
- DOORHEEN DE GESCHIEDENIS altijd aandacht voor “hete benaderingen” (focus op emoties & motivaties)
- NU is cognitie in de loop van ’70 toegevoegd (meer focus op cognitie)
o Sociale cognitie = de studie van het waarnemen, onthouden en interpreteren van informatie over
onszelf en anderen. Cognities oefenen invloed uit op hoe we ons voelen, wat we verlangen en hoe
we ons gedragen. Dit wordt eerder gezien als de ‘koele’ benadering
Men trachtte deze beide (heet + koel) perspectieven te integreren/samen te voegen → (inhoudelijk) pluralistische benadering.
5
,(4) SOCIALE PSYCHOLOGIE IN DE 21 S T E EEUW
De sociale psychologie bleef groeien door het grote aantal en verscheidenheid aan wetenschappers.
Technologische innovaties bieden heel wat mogelijkheden voor het onderzoek (bv. de computer).
HERSENONDERZOEK
Door NIEUWE TECHNIEKEN kunnen wij inzicht krijgen over de manier waarop onze hersenen werken, deze
wordt vaak gebruikt in psychologisch onderzoek. Beelvormingstechnieken die oorspronkelijk zijn
ontwikkeld voor medische toepassingen en die het mogelijk maken het brein in werking te bestuderen
(bv. fmri), worden nu gebruikt in wetenschappelijk psychologisch onderzoek.
Sociale neurowetenschappen = de studie van de relatie tussen neurologische en sociale processen
HET INTERNET
Het internet & virtuele wereld heeft de sociale psychologie STERK BEINVLOED, één van de bekendste
voorbeelden van sociale beïnvloeding op internet zijn de ECHOKAMER. Dit houdt in dat je vooral in interactie
treedt met gelijkgezinde mensen, omdat je dezelfde video’s/foto’s liked. De ‘online wereld’ is steeds meer het
voorwerp van sociaalpsychologische vraagstukken
Toepassing internet & visuele wereld in het onderzoek, In het echte leven is bepaald onderzoek soms moeilijk
realiseerbaar (vanwege mogelijke schadelijke gevolgen), agressie bijvoorbeeld kunnen we enkel in een virtuele
omgeving bestuderen (VR-Bril opzetten).
SOCIAAL-CULTUREEL PERSPECTIEVEN
Crosscultureel onderzoek = studie van gelijkenissen en verschillen tussen mensen uit verschillende culturen.
- Verschillen tussen individualistische (= zelfstandigheid, autonomie & onafhankelijkheid) &
collectivistische (= afhankelijkheid, samenwerking & sociale harmonie)
o Amerikaanse cultuur zou dan sterk individualistisch zijn, de Aziatische culturen
meer collectivistisch, de Europese ergens tussen deze twee polen.
Bv. tijdens de covid-19 pandemie verspreidde het virus zich minder in landen met
een collectivistische cultuur. Met een hoger aantal doden in een individualistische
cultuur als gevolg.
Multicultureel onderzoek = Door de grote DIVERSITEIT in een land (meerdere etnische groepen) is er nood aan
studie van gelijkenissen en verschillen tussen mensen uit raciale en etnische groepen binnen eenzelfde
cultuur/samenleving.
OPEN WETENSCHAP
Het dossier ‘Stapelgate’ – Diederik Stapel (prof): gebruikte in vele van zijn publicaties zelfverzonnen gegevens.
Dit heeft een beweging doen ontstaan die pleit voor een OPEN WETENSCHAP = openheid, transparantie & repliceerbaarheid.
- OPENHEID & TRANSPARANTIE: Een van de concrete maatregelen is de preregistratie van het onderzoek, waarbij
onderzoekers de verwachte uitkomsten kenbaar maken op een platform alvorens ze de gegevens verzamelen. Ook
moeten de onderzoeksgegevens op een overzichtelijke wijze beschikbaar zijn voor andere onderzoekers en het brede
publiek.
- REPLICEERBAARHEID: Uw onderzoek moet Toetsbaar of testbaarheid zijn, als je een onderzoek doet moet je AL uw
stappen nauwkeurig & volledig beschrijven ZODAT het ook kan nagebootst worden (en hopelijk komen andere
onderzoekers tot dezelfde conclusies)
6
, HOOFDSTUK 4: SOCIALE
PERCEPTIE
(1) INLEIDING
WAT IS SOCIALE PERCEPTIE???
Dit hoofdstuk gaat over de sociale perceptie, dat wilt zeggen de MANIER waarop wij tot oordelen over anderen komen. Het is een
algemene term voor de processie de basis vormen van hoe we tot een oordeel komen over anderen. Sociale perceptie is dus het
beoordelen van anderen.
Deze processen bevatten:
- (1) Eerste indruk = de waarnemer analyseert in enkele seconden heel wat informatie (uiterlijk, de situatie, het gedrag,…)
om een eerste indruk of oordeel te komen over de persoon
- (2) Attributie = het verklaren van eigen of andersmans gedrag noemen we “attributie”, het gedrag van mensen toeschrijven
aan bepaalde oorzaken (eigenschappen). Het proces waarbij individuen verklaringen zoeken voor het gedrag van henzelf en
anderen.
- (3) Integratie van alle attributies (toegeschreven eigenschappen) tot één impressie of oordeel
- (3) Verwachtingen = onze verwachtingen zijn één van de oorzaken die subtiel ANDEREN op die manier laten gedragen,
waardoor onze verwachtingen bevestigd worden.
(2) EERSTE INDRUKKEN: HET RUWE MATERIAAL
EERSTE INDRUK? In een fractie van een seconden komen we vaak al tot een eerste beeld/oordeel van de
andere persoon: hij is leuk, hij ziet er sympathiek uit, hij is agressief,… Dus diegene die uw observeert heeft al
snel een eerste indruk van jou, en deze eerste indruk stuurt zijn/haar verdere ideeën over u.
DE WAARNEMER
Voordat we ingaan op het ruwe materiaal dat de sociale waarnemer ter beschikking heeft om een eerste indruk van een
persoon te maken (uiterlijk, gedrag, situatie,…) is het belangrijk om even stil te staan bij de WAARNEMER zelf. Wij zijn GEEN
OBJECTIEVE REGISTREERDER, zoals een fototoestel (iedereen ziet zijn of haar eigen realiteit, iedereen heeft een andere
interpretatie/blik dus is de waarnemer altijd SUBJECTIEF (nooit objectief).
Eerdere ervaringen hebben een grote impact op hoe men informatie selecteert & verwerkt, men spreekt eigenlijk over een
“schema” in onze hersenen. Schema’s zijn een georganiseerde verzameling van stimuli (dingen die je ziet). Je kan het zien als
een netwerk van aan elkaar gelinkt zaken, maar natuurlijk heeft niet iedereen zelfde schema’s waardoor een zelfde persoon
op verschillende manier wordt geïnterpreteerd.
- “schema’s” = mentale structuren of kaders die individuen gebruiken om informatie te organiseren, te begrijpen en
te verwerken, een schema bestaat uit netwerken van onderling verbonden concepten, ideeën en kennis. Deze
schema’s worden ontwikkeld door ervaringen (associatief brein: link leggen tussen….)
o Ze beïnvloeden hoe mensen situaties interpreteren, ze fungeren als filters waardoor we de wereld om ons
heen begrijpen & verklaren
UITERLIJK
Het uiterlijk (hoe iemand er uit ziet)speelt ene belangrijke rol om eigenlijk een eerste indruk te vellen/maken over een
bepaald persoon. Het speelt een duidelijke rol bij de eerste indrukken.
VERLEDEN
PYTHOGORAS (OUDE GRIEK) = Hij was ervan overtuigd dat hij het innerlijk of de persoonlijkheid van mensen kon
afleiden door in hun ogen te kijken.
7
, MIDDELEEUWEN (DA PORTA) = Sinds de middeleeuwen ging men het uiterlijk van een persoon vergelijken met dat van een
dier, indien de persoon ook effectief op een dier lijk dan hebben die ook de karaktereigenschappen of persoonlijkheid van
dat dier (bv: Vos -> Sluw)
PRIMAIRE KENMERKEN
PRIMAIRE KENMERKEN: Er zijn bepaalde kenmerken zoals Geslacht, huidskleur, leeftijd,… die worden gebruikt om
mensen toe te schrijven tot een bepaalde sociale groep (sociale categorisatie). Deze “primaire kenmerken” worden
onmiddellijk geactiveerd wanneer we een persoon zien, waardoor ze onze eerste indruk van die persoon sterk
beïnvloeden
ANDERE KENMERKEN: ook andere kenmerken die niet direct gelinkt zijn aan sociale categorisatie spelen een grote rol,
zoals gewicht van een persoon (luiheid), de lengte (dominantie), bril (intelligentie),…
BELANGRIJK: al deze kenmerken kunnen de eerste indrukken sturen zonder dat de waarnemer zich hiervan bewust is. Zo worden
uiterlijk mooie mensen automatisch gezien als lief, intelligent, succesvol, sociaal, zelfverzekerd,… maar ook
bijvoorbeeld huidskleur speelt een belangrijke rol om eerste indruk te maken, want er komen dan stereotype
opvattingen naar boven
- Stereotype = een vaststaand beeld van een bepaalde groep mensen, je hebt een soort prototype (perfect
voorbeeld) in uw hoofd over deze groep mensen & baseert uw eerste indruk daarop.
HET GEZICHT OF HET GELAAT
Het gezicht of gelaat is eigenlijk de GROOTSTE INFORMATIEBRON voor onze eerste indrukken, we kijken vaak naar
het gezicht van andere om ons eerste oordeel te vellen (hij ziet er onvriendelijk uit,…)
Experiment: Voor wie kies je? Volwassenen & kinderen zijn in staat om met een redelijke
nauwkeurigheid in te schatten wie van deze twee kandidaten zal worden verkozen, gewoonweg
op basis van hun gelaat
- We gaan op basis van het gelaat of gezicht kunnen afleiden op wie het meest gestemd
zal worden, namelijk op de rechter persoon (hij ziet er namelijk vriendelijker uit)
o Meeste mensen kunnen ze ook op het politiek spectrum plaatsen (links-rechts)
BABYFACE: Volwassen met een babyface (grote ogen, bolle wangen, gladde huid,…) worden meestal als vriendelijk,
eerlijk gepercipieerd MAAR ook naïef, zwak & onderdanig. Volwassenen met een “volwassen gezicht” (spits gezicht,
gerimpelde huid,…) roepen andere zaken op zoals dominantie, competentie,…
- GEVOLGEN!!
o Rechterlijk oordelen in gerechtszaken = Rechters oordelen meestal minder streng voor een
beklaagde met een babyface.
o Vertrouwelijkheid van andere
Experiment: Er werd aan de respondenten enkele gezichten getoond, en ze moesten
oordelen wie zij het meest vertrouwden
Antwoord: individuen met een “babyface”.
SITUATIES
De situatie waarin een individu wordt geobserveerd heeft ook een impact op EERSTE INDRUK, iedereen heeft namelijk zoiets
als “script”. Een “script” is een vooraf bepaalde ONGESCHREVEN VERWACHTING die we in bepaalde situaties hebben, het
omvat een de verwachting over hoe een reeks gebeurtenissen zich zal voordoen in een specifieke situatie. (je hebt een
verwachting over hoe iets gaat verlopen, voorbeeld: is het gaan eten in restaurant. Hierbij verwacht je dat je eerst wordt
begroet, dat een tafel wordt aangewezen, uw jas wordt afgegeven, daarna bestelling van drinken, voorgerecht,
hoofdgerecht, dessert, betaling,… of het script “les volgen”, namelijk je komt naar de les, neemt plaats, maakt notities, en
vertrekt,…)
Scripts zijn schema’s in ons hoofd die aangeven hoe mensen zich in een bepaalde situatie moeten gedragen.
8
, - Bv: Stel je ziet iemand glimlachten (gelaatsuitdrukking), meestal zal je deze persoon heel sympathiek vinden. Maar
wanneer je dit gedrag echter tijdens een begrafenis ziet kom je waarschijnlijk tot andere conclusies .
HOE BEÏNVLOEDT SITUATIE DE SOCIALE PERCEPTIE
Het “script” (schema over hoe wij verwachten dat mensen zich moeten gedragen) beïnvloedt de sociale perceptie (oordeel
vellen over iemand) op 2 manieren
(1) Zien wat we verwachten te zien = zodra het script (verwachting van gedrag in een bepaalde situatie) geactiveerd
wordt, dan wordt het ruwe materiaal (gelaatsuitdrukking) gezien overeenkomstig met het script.
o Zelfde aangezicht → verschillende situatie → interpretatie:
bv. participanten worden opgedeeld in 2 groepen en krijgen allebei dezelfde foto te zien van het
aangezicht van een man met een specifieke gelaatsuitdrukking. Aan de eerste groep vertellen ze
dat de man net de lotto gewonnen had, dus benoemden ze zijn expressie als ‘geluk’. Aan de
tweede groep vertelden ze dat de man achtervolgd werd door een hand, aan die zelfde
gelaatsuitdrukking koppelden zij de emotie ‘angst’.
(2) Script stuurt de persoonsbeoordeling
o Gedrag conform met het script (weinig informatief): Iedereen gedaagt zich zoals je zou verwachten
in een bepaalde situatie, weinig informatie over de persoon die we observeren want iederene
gedraagt zich zoals verwacht
o Gedrag niet conform met het script: je wijkt af van wat de norm is (deviantie): wanneer iemand zich
anders gedraagt dan wat we in die situatie zouden verwachten, dan denken we dat de oorzaak van
dit gedrag aan de persoon zelf ligt. (Bv. lachen op een begrafenis)
(!!!) Diagnostische waarde = laat toe om bepaalde zaken over persoon te kennen.
GEDRAG
Het gedrag van iemand speelt een zeer belangrijke rol bij eerste indrukken, voorbeeld: stel u voordat je iemand ziet roepen
tegen zijn personeel, dan zal uw indruk of impressie over die persoon wellicht anders zijn dan wanneer hij vriendelijk iets zegt.
Bij de eerste indruk speelt eigenlijk de inhoud van wat iemand (verbaal gedrag) zegt GEEN rol, het gaat voornamelijk over
de WIJZE WAAROP (paraverbaal) en de lichaamstaal + gelaatsuitdrukking (non-verbaal).
Je moet een onderscheid maken tussen:
(1) Verbaal gedrag = Wat hij zegt, de inhoud
Speelt bij EERSTE INDRUKKEN een kleine rol, want eerste indrukken gebeuren in enkele
seconden.
(2) Paraverbaal = de wijze waarop hij iets zegt (toon, snelheid, roepen,…) GROTE ROL!!!!
(3) Non-verbaal gedrag = Gedrag dat gevoelens van een persoon signaleert/aangeeft zonder woorden, door
bijvoorbeeld lichaamstaal of gelaatsuitdrukkingen,… GROTE ROL!!!
GELAATSUITDRUKKINGEN
Volgens Darwin zijn gelaatsuitdrukking UNIVERSEEL (overal hetzelfde), dit
komt omdat deze geëvolueerd zijn in de tijd. Vroeger was er GEEN
VERBALE COMMUNCIATIE, en moest men wel communiceren op basis van
gelaatsuitdrukking om hun gevoelens duidelijk te maken (boos, blij,
verdrietig,…), Charles Darwin: veel dieren en mensen die geografisch
verspreid zijn en nooit in contact zijn geweest, vertonen TOCH dezelfde
gelaatsuitdrukking (Volgens hem evolutionaire geëvolueerd)
Gelaatsuitdrukking (belangrijkste manier om emoties te communiceren is via het gezicht)
Men heeft ook een heel duidelijk en opvallende gelaatsuitdrukking van emoties (vooral vrouwen), er zijn theorieën
opgesteld waar 6 primaire emoties (kijk figuur rechts) worden opgesomd, die universeel (over de hele wereld) op
9