Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting pedagogiek jaar 2 toets 1 €6,66   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting pedagogiek jaar 2 toets 1

  • Cours
  • Établissement
  • Book

pedagogiek toets jaar 2 toets 1 voor de pabo boek: ontwikkelingspsychologie hoofdstukken: 8 t/m 16 peuter/kleutertijd: 8,1-8,2-9,1-9,2-9,3-9,4-10,1-10,2-10,3 schooltijd: 11,1-12,1-12,2-12,3-13,1-13,2-13,3-13,4 adolescentie: 14,1-15,1-15,2-16,1

Aperçu 4 sur 46  pages

  • Non
  • 8 t/m 16
  • 25 juillet 2024
  • 46
  • 2022/2023
  • Resume
avatar-seller
De peuter- en kleutertijd

De fysieke ontwikkeling
8.1 fysieke groei
Twee jaar na de geboorte weegt een kind tussen de 11,5 en 12.5 kilo en is bijna 90 cm. Peuters en
kleuters groeien gestaag. Als ze 6 zijn wegen ze iets meer dan 20 kilo en zijn ze bijna 120 cm. Dit zijn
gemiddelde. Maar er zijn grote individuele verschillen (jongens, meisjes). Op 2-jarige leeftijd zijn de
verschillen nog klein. Ook zijn er verschillen tussen kinderen in economisch ontwikkelde landen
(betere gezondheidszorg en voeding) en ontwikkelingslanden. Ook binnen een land zijn verschillen,
hier speelt voornamelijk economische factoren een rol. 2-jarige en 6-jarige verschillen ook qua vorm.
In de kleutertijd verliezen kinderen hun mollige en ronde vormen en worden ze slanker (verliezen
rond buikje). Ook beginnen ze vet te verbranden uit hun babytijd. Armen en benen worden langer,
het lijkt meer op een volwassen lichaam. Vanaf 6, komen de verhoudingen goed overeen met
volwassen lichaam. Kinderen worden ook sterker, omdat de spieren in omvang toenemen en hun
botten steviger worden. Zintuigen ontwikkelen ook.
De hersenen groeien het snelst. Als 2-jarige goede voeding hebben gehad is het gewicht drie kwart
van een volwassen hersen. 5 jaar is het ongeveer het gewicht van een volwassen hersen (90%).
Terwijl het lichaamsgewicht nog maar 30% is. De toename van het aantal verbindingen speelt een
grote rol, deze verbindingen maken complexere communicatie tussen neutronen mogelijk. Ook
zorgen ze voor een snelle ontwikkeling van cognitieve vaardigheden. Ook de hoeveelheid myeline
stijgt (beschermende isolatielaag rond onderdelen van neutronen, waardoor de overdracht van
zenuwsignalen door de hersencellen versnelt en het gewicht van de hersenen toeneemt). De snelle
groei van de hersenen helpt ook bij de ontwikkeling van fijne en grove motoriek. Een deel wat goed
gegroeid is, is de corpus callosum, de zenuw die de twee hersenhelften verbind, wordt dikker en
ontwikkeld veel individuele vezels die de hersenfunctie tussen de twee helften helpen te
coördineren.
De twee hersenhelften woorden ook steeds gedifferentieerder en gespecialiseerder. Het proces van
lateralisatie, het proces waarbij bepaalde functies hun plek eerder in de ene hersenhelft dan in de
andere vinden, wordt tijdens de kleuterperiode uitgesprokener. Linkerhersenhelft: taken waarvoor
verbale competentie nodig is, praten, lezen, denken en redeneren. Rechterhelft: ontwikkeld eigen
sterke kanten, met name non-verbaal, ruimtelijk inzicht, herkenning patronen en tekeningen, muziek
en emotionele uitingen. Beide hersenhelften verwerken informatie op een andere manier. Linker
sequentieel: één stukje info tegelijk. Rechter: globale manier van info verwerken en als geheel
behandelen. De twee helften werken vooral samen en zijn van elkaar afhankelijk. De hersenen zijn
veerkrachtig, het kan voorkomen dat als een deel beschadig raakt de andere helft het overneemt.
Binnen het laterisatieproces bestaan individuele verschillen. Bij mensen die linkshandig zijn is taal
geconcentreerd in de rechterhersenhelft of is er geen specifiek taalcentrum.
Er is een relatie tussen de cognitieve ontwikkeling en de hersenontwikkeling. Er zijn periode van
groeispurt van de hersenenontwikkeling. Deze zijn gekoppeld aan vorderingen op cognitief gebied.
Door hersenontwikkeling krijgen ook de zintuigen de kans om te ontwikkelen. De rijping van de
hersenen lijdt tot beheersing van oogbewegingen en beter scherp stellen. Maar kleuters blijven
moeite hebben met groepen kleine letters scannen. Kleuters richten zich op de eerste letter en raden
de rest als ze proberen te lezen. Pas vanaf 6 jaar kunnen ze effectief scherpstellen en scannen. Ook
geleidelijke verschuiving in de manier waarop ze samengestelde objecten zien begint. Bij een
tekening zien ze eerst de onderdelen en dan pas de vorm. Dit noemen we perceptuele
schematisering. Het gehoor wordt ook scherper, omdat de buis van Eustachius in een hoek komt te
liggen (eerst horizontaal), kan leiden tot oorpijn in de kleuterjaren. Waar kleuters wel nog moeite
mee hebben is het isoleren van andere geluiden, dit kan leiden tot snel afgeleid.

,8.2 motorische ontwikkeling
De grove en fijne motoriek wordt steeds beter van peuter naar kleuter.
Grove motoriek
Als kinderen 3 zijn beheersen ze vaardigheden zoals rennen, traplopen, beide voeten tegelijk
springen. Op hun 4de en 5de zijn deze vaardigheden verbeterd, omdat ze meer controle hebben over
hun spieren. Ze kunnen op één been hinkelen of een koprol maken. 5-jarige hebben een betere
coördinatie en daardoor kunnen hun motorische activiteiten verder ontwikkelen.
Ook de vooruitgang van de grove motoriek staat in verband met de hersenontwikkeling en de
myelinevorming rond de neutronen, hier de gebieden van evenwicht en coördinatie. Ook
ontwikkelen ze snel omdat kinderen veel oefenen. Het activiteitenniveau ligt hoog bij peuters en
kleuters, zijn voortdurend in beweging. De fysieke behendigheid neemt toe naarmate ze ouder
worden. Er zijn verschillen.
- Verschillen uit aangeboren temperament. Als ze op hun babyleeftijd al ongewoon actief zijn,
zijn ze dat in peuter- en kleuterleeftijd ook. En als ze kalm waren, blijven ze dat ook.
- Genen. Eeneiige tweelingen vertonen meer overeenkomsten dan twee-eiige tweelingen.
- Omgevingsfactoren. Opvoedingsstijl van de ouders, de opvattingen van je cultuur.
Een combinatie van deze bepaald hoe actief een kind wordt. Ook zijn er verschillen tussen jongens en
meisjes. Jongens zijn namelijk gemiddeld sterker en is hun activiteitenniveau hoger. Meisjes hebben
betere coördinatie van armen en benen. Ook sociale factoren geven een verschil, de maatschappij
bepaald wat voor activiteiten bepalend zijn voor meisjes en jongens.
Fijne motoriek
Het gaat hierbij om subtiele lichaamsbewegingen. Ze zijn nodig bij het gebruik van bestek, knippen,
strekken van veters en schrijven. Er is veel oefening nodig. Op 3-jarige leeftijd kunnen ze hun
onderbroek naar benden doen en naar het toilet gaan, eenvoudig puzzelen en blokjes met de juiste
vormen in openingen doen. Dit gaat niet altijd soepel. Als ze 4 zijn, is het al verbeterd, ze kunnen
papier in driehoeken vouwen en hun naam schrijven. en als ze 5 zijn kunnen de meeste hun potlood
goed vasthouden en gebruiken. Spieren spelen een rol bij beheersing van de ingewanden en de
blaas. Over zindelijkheid bestaan veel meningen. Doe je het als het kind er klaar voor is of begin je al
vroeg. Voorstanders van elimination communication zijn van mening dat een baby al geen luiers
draagt, de verzorgers zorgen door timing, signalen en intuïtie dat de baby op de juiste plek zijn
behoefte kan doen. Het Nederlandse Centrum Jeugdgezondheid vind dat je pas moet beginnen met
zindelijkheidstraining als het kind er klaar voor is. Het kind moet eerst de controle hebben over blaas
en ingewanden, ook moet het interesse tonen voor het plassen. Dit gebeurt vaak rond 1,5-2 jaar.
Vanaf 2-3 jaar kan je beginnen met het kweken van interesse en vanaf 3 met de training van het
poepen. Ouders moeten hun kind niet onder druk zetten, het kind moet zelf meewerken. Al zijn
kinderen overdag zindelijk, het kan langer duren voor ze ook in de nacht zindelijk zijn. bijna alle
kinderen zijn op een gegeven moment zindelijk, ze kunnen hun spieren beter beheersen. Als het kind
niet zindelijk is en zich er druk over maakt of andere zich ermee bemoeien, dan zijn er verschillende
strategieën mogelijk. Namelijk: positieve bekrachtiging (beloning als droog is) of de plaswekker.
Aan het eind van de kleutertijd wordt het duidelijk dat de meeste kinderen een voorkeur hebben
voor een bepaalde hand: ze hebben links- of rechtshandigheid ontwikkeld. Sommige signalen zijn al
zichtbaar in de babytijd. De voorkeur is al bij de geboorte in aanleg bij het brein. Naarmate het kind
ouder wordt komt de voorkeur tevoorschijn. 90% is rechtshandig en 10% linkshandig. Hierdoor zullen
linkshandige zeggen dat de wereld recht georiënteerd is, scharen of bureaus zijn niet makkelijk voor
linkshandige.
Een kindertekening speelt een belangrijke rol bij het perfectioneren van de fijne motoriek en bij
andere ontwikkelingsaspecten. Basale niveau is het maken van kunst oefenen met materialen als
kwasten, krijtjes, potloden en viltstiften. Door hiermee te oefenen verwerven kinderen motorische
vaardigheden die van pas komen bij het schrijven. Ook leert tekenen het belang van planning,
zelfbeheersing en zelfcorrectie. 3 jaar gaan ze over het blad heen zonder na te denken over

,eindproduct. 5-jarige denken langer na over eindresultaat. Kleuters en peuters doorlopen bij
tekeningen een aantal stadia:
 Krabbelstadium. Eindproduct is ogenschijnlijk willekeurige strepen op papier. Maar je kan
deze onderverdelen in twintig verschillende categorieën, horizontale lijnen of zigzaglijnen,
ect.
 Vormstadium. Rond 3 jaar. Vormen verschijnen (vierkant, cirkel, plusjes, kruisjes).
 Ontwerpstadium. Ontwikkelen het vermogen om meer dan één eenvoudige vorm te
combineren tot complexere vormen.
 Picturale stadium. Tussen 4 en 5 jaar. Beginnen op herkenbare objecten te lijken uit de
wereld. Volwassen stimuleren kinderen in dit stadium sterk. Soms kan het de overgang naar
realistische tekeningen betreuren, kinderen krijgen minder interesse in vorm en ontwerp.

H9 de cognitieve ontwikkeling
9.1 de intellectuele ontwikkeling
Jean Piaget ziet de peuter- en kleutertijd als een tijd van zowel stabiliteit als grote verandering. Ze
bereiken één stadium van cognitieve ontwikkeling die duurt van 2 tot ongeveer 7 jaar: het
preoperationele stadium. In dit stadium groeit het symbolisch denken, ontstaat het vermogen om te
redeneren en neer het gebruik van concepten toe. Ze zijn minder afhankelijk van het gebruik van
directe gewaarwordingen om de wereld te kunnen begrijpen. Kinderen van nu hebben steeds meer
te maken met representaties, maar ze kunnen er in het begin nog niet mee overweg ze hebben nog
niet de voldoende beschikking over cognitieve denkoperaties: georganiseerde, formele, logische
mentale processen. Kinderen kunnen hun fantasieën voor waar aannemen. Een belangrijk aspect
volgens Piaget is het symboolgebruik. Symboolgebruik is het vermogen om een mentaal symbool,
een object of een woord te gebruiken om iets wat niet fysiek aanwezig is weer te geven of te
vervangen. Het gaat eerst om concrete symbolen (autosleutels, mini-autootje voor een auto), daarna
gaan ze naar abstractere symbolen (woord auto voor auto). Door symbolen te gebruiken hoeven
kinderen geen direct ervaring te hebben met de echte auto om het doel te kunnen begrijpen.
Symbolen kunnen worden benut in de communicatie met kinderen, door het gebruik van
pictogrammen, een afbeelding dat een plaats inneemt van een tekst. Deze worden vaak gebruikt
voor kinderen met speciale behoeften (achterstand, stoornis of verstandelijke beperking).
Symboolgebruik vormt de kern van de grote vorderingen in de preoperationele stadium: steeds
complexer taalgebruik. Taal en denken zijn met elkaar verbonden bij de taalontwikkeling van een
peuter/kleuter. En het brengt verschillende verbeteringen met zich mee ten opzichte van de
denkprocessen in de sensomotorische periode. Denkprocessen zijn nog niet ingebed in de
activiteiten en verlopen relatief traag, omdat ze afhankelijk zijn van de bewegingen in het lichaam.
Symbolisch denken stelt kinderen in staat om acties symbolisch weer te geven  denken gaat
sneller. Het laat kinderen ook denken over de toekomst, ze zitten niet meer vast in het directe hier
en nu, maar kunnen ook zich dankzij taal een toekomst voorstellen. Volgens Piaget vloeit taal voort
uit de cognitieve voortgang. Verbeteringen zijn nodig voor de taalontwikkeling en de cognitieve
vaardigheden vormen de basis voor de taalvaardigheid.
Volgens Piaget is de zienswijze het gevolg van centratie (een element en beperking) binnen het
denken van kinderen in de preoperationele periode. Centratie is het onvermogen van jonge kinderen
om zich op meer dan één aspect van een stimulus te concentreren. Kleuter kunnen zich niet richten
op alle beschikbare informatie, ze concentreren zich op oppervlakkige in het oog springende
elementen. Deze elementen domineren het denken. Dit kan leiden tot een gebrek aan conservatie.
Conservatie is een uitingsvorm van logisch denken dar kwantiteit niet gerelateerd is aan fysieke
verschijning. In de preoperationele periode kunnen kinderen niet begrijpen dat een verandering in
één dimensie niet noodzakelijkerwijs betekend dat andere dimensies veranderen. Het gebrek aan
conservatie zie je ook het ruimtelijk inzicht van kinderen. dat kinderen hierin fouten maken is te
herleiden aan hun neiging tot centratie hen ervan weerhoudt zich te concentreren op de relevante
kenmerken van de situatie. Kleuters hebben voornamelijk oog voor de toestanden en letten niet op
transformaties. Ze zien enkel de begin- en eindtoestand en zien het tussenliggende proces niet.

, In Piagets theorie is transformatie het proces waarbij de ene toestand verandert in de andere.
Een ander kenmerk van de preoperationele periode is egocentrisme: het onvermogen om zich te
verplaatsen in anderen. Het kent twee vormen: het gebrek aan besef dat anderen dingen vanuit een
ander fysiek perspectief zien en het onvermogen om zich te realiseren dat anderen gedachten,
gevoelens en standpunten hebben die kunnen verschillen van hunzelf. Het betekend niet dat ze
doelbewust zelfzuchtig denken. Hierdoor maken ze zich geen zorgen over hun non-verbale gedrag en
over de invloed die dat op andere heeft. egocentrisme vormt de kern van verschillende soorten
gedragingen. Zoals het in zichzelf praten, en het hierdoor negeren van anderen. Achter veel verbaal
gedrag gaat geen sociale motivatie schuil. Ook zie je het bij verstoppertje (verstoppen achter hun
handen, ik zie jou niet dus jij mij ook niet).
De preoperationele periode is allesbehalve inactief. De cognitieve ontwikkeling verloopt gestaag en
de kinderen ontwikkelen nieuwe vermogens, zoals intuïtief denken. Intuïtief denken is een vorm van
denken waarbij peuters en kleuters gretig kennis over de wereld proberen te verwerven met behulp
van primitief redeneren. Tussen 4 en 7 is hun nieuwsgierigheid op een hoogtepunt, ze proberen
voortdurend antwoorden te vinden. Tegelijkertijd gedragen ze zich alsof ze deskundigen zijn op
bepaalde gebieden. Het intuïtieve denken van kinderen in de late stadia van de preoperationele
periode bereid hen voor op geavanceerdere vormen en redeneren. Aan het eind beginnen ze het
begrip functionaliteit te begrippen. Functionaliteit houdt in dat acties, gebeurtenissen en resultaten
volgens een vast patroon aan elkaar gekoppeld zijn. ook worden ze bewust van het concept
identiteit. Identiteit is het besef dat bepaalde dingen hetzelfde blijven, ongeacht verandering in
vorm, omvang en uiterlijk. Volgens Piaget markeert de ontwikkeling van concervatiebegrip de
overhang tussen de preoperationele periode en het concreet-operationele stadium.
Het is belangrijk om hier boven geschreven dingen in een goed historisch context te plaatsen en te
vergelijken met recente onderzoeksbevindingen.
Punt 1: de theorie is gebaseerd op observaties van weinig kinderen. uit recente onderzoeken bleek
dat hij de capaciteiten van kinderen redelijk onderschatte.
Punt 2: andere onderzoekers denken dat cognitieve ontwikkelingen meer een continu proces is dan
de stadiatheorie van Piaget. De veranderingen zouden niet zozeer in kwaliteit veranderen, maar ze
zouden kwantiteit van aard zijn.
Punt 3: bewering dat conservatie zich as aan het einde voordoet, is in veel onderzoeken weerlegt.
We kunnen de uitvoering van conservatieopdrachten verbeteren door hun bepaalde trainingen en
ervaringen aan te bieden. Het vermogen tot conservatie kan bevordert worden, dit kan volgens
Piaget niet.
Het is dus duidelijk dat jonge kinderen meer konden dan dat Piaget dacht. Waarom hij dit
onderschatte kan komen door te moeilijk taalgebruik te hanteren bij de ondervragende bij de
kinderen. en we hadden al geschreven dat Piaget de neiging had om zich te concentreren om de
onvolkomenheden in het denken van peuters en kleuters.
De meeste mensen hebben ondubbelzinnige en ogenschijnlijk kloppende herinneringen die soms
teruggaan naar 3e jaar. Volgens de informatieverwerkingstheorie zijn cognitieve veranderingen te
vergelijken met een computerprogramma dat steeds complexer wordt, doordat je op eigen
ervaringen wijzigt. Onderwijs deskundigen zijn dit als de meest complete en accurate verklaring voor
de manier waarop kinderen zich cognitief ontwikkelen. We concentreren ons op 2 gebieden:
1. Het begrip van getallen in de peuter- en kleutertijd. Aanhangers geloven dat ze een
buitengewoon goed ontwikkeld getalbegrip bezitten. Een kleuter kan niet alleen tellen, hij
doet dit op een systematische en consistente manier. Als kleuters een groep objecten zien,
weten ze dat ze elk object één getal moeten toekennen en dat ze het maar één keer moeten
tellen. Het inzicht wat ze hebben in getallen is nog niet stabiel. De meeste kunnen op hun
vierde een eenvoudige optel- of aftreksom maken door te tellen ook kunnen ze
hoeveelheden met elkaar vergelijken.
2. Ontwikkeling van het geheugen in de peuter- en kleutertijd. Ons autobiografisch geheugen,
de herinnering aan specifieke gebeurtenissen uit ons eigen leven, is voor ons derde jaar niet
zo nauwkeurig. Kinderen van 3 kunnen zich de basiskenmerken van terugkerende

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur theduke2804. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,66. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

65005 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,66
  • (0)
  Ajouter