VIII. DE GEWAPENDE MACHT.
Belangrijk hoofdstuk!
§1. Artikel 167, §1 Gw. - de Koning voert het bevel over de krijgsmacht – de controle
door de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Artikel 167, §1 Gw.:
“De Koning heeft de leiding van de buitenlandse betrekkingen, onverminderd de bevoegdheid
van de gemeenschappen en de gewesten om de internationale samenwerking te regelen, met
inbegrip van het sluiten van verdragen, voor de aangelegenheden waarvoor zij door of
krachtens de Grondwet bevoegd zijn.
De Koning voert het bevel over de krijgsmacht, stelt de staat van oorlog vast alsook het einde
van de vijandelijkheden. Hij geeft daarvan kennis aan de Kamers, zodra het belang en de
veiligheid van de Staat het toelaten, onder toevoeging van de passende mededelingen.
Geen afstand, geen ruil, geen toevoeging van grondgebied kan plaatshebben dan krachtens
een wet.”
De bevelvoering aan het leger komt toe aan de koning, maar er is zeker een controle van de KvV
De krijgsmacht staat voor de land-, zee- en luchtmacht. De nieuwe vormen van
oorlogsvoering moeten we rekening mee houden bv. cyberoorlogsvoering (daar heeft defensie
ook een belangrijke rol bij).
De krijgsmacht = geen vierde, autonome macht, deelt niet in de soevereiniteit van de Staat.
- Kan niet autonoom optreden: Het hoogste staatsgezag komt zeker niet toe aan het leger en
defensie!
- Staat onder bevel van de Koning, gedekt door de minister van Defensie die
verantwoording aan de Kamer van volksvertegenwoordigers aflegt (politieke
verantwoordelijkheid door de minister van Defensie die verantwoording moet afleggen aan de
KvV)
- De krijgsmacht valt onder de zeggenschap van de drie staatsmachten en is dus ondergeschikt.
Overeenkomstig de Grondwet is de bevelvoering over het leger een zaak van de
uitvoerende macht. De Koning heeft de leiding van het buitenlands beleid en het militair
beleid moet in het verlengde daarvan liggen. (dit is historisch te verklaren de Koning was
altijd opperbevelhebber van het leger).
MAAR bevoegdheid van de Koning onder toezicht van de Kamer van
volksvertegenwoordigers: ministeriële verantwoordelijkheid en politieke controle gelden
ook
t.a.v. het defensiebeleid – Koning moet de Kamers informeren over de bevelvoering over de
21
,krijgsmacht, het vaststellen van de staat van oorlog en de vijandelijkheden.
Zie hierna, de artikelen 182, 183, 185 en 186 Gw. en de bevoegdheden van de wetgevende
macht.
De bevelvoering door de Koning valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid, want
veronderstelt daden die politieke gevolgen kunnen hebben. Normaliter draagt de minister van
Defensie de verantwoordelijkheid, soms ook de minister van Buitenlandse Zaken, soms
gehele regering. Onder voorbehoud van de parlementaire controle, komt het de Kamer van
volksvertegenwoordigers niet toe zich te mengen in de bevelvoering over het leger, dit is een
aan de Koning voorbehouden bevoegdheid. De Kamer van Volksvertegenwoordigers mag
zich niet moeien in de bevelvoering van het leger (dit blijft een prerogatief van de
Koning/regering).
De bevoegdheid van de Koning inzake de krijgsmacht heeft betrekking op vier aspecten:
1. De organisatie en de uitrusting van de krijgsmacht bv. wapens en munitie. Hier is het de
regering die beslist, er zijn een aantal wetten op het vlak van de organisatie van de
gewapende macht, maar het is aan de Koning om alle maatregelen te nemen die nodig zijn
zodat ons leger uitgerust is opdat het zijn taken kan volbrengen. Het kader waarbinnen men
die wapens en munitie moet aankopen gebeurt wel via het leger. De wetgever legt echter wel
de begroting vast en de maximale budgetten: maar binnen dat kader is het de koning die
beslist wat er wordt aangekocht, in hoeveel exemplaren etc.
2. Het vaststellen van de staat van oorlog: de Koning stelt de staat van oorlog vast. Dat is de
bevoegdheid die de Grondwet aan onze koning geeft.
Verschil met hij stelt de staat van oorlog IN: dat doet de Koning NIET!! Dit is een
subtiele manier van onze Grondwet om duidelijk te maken dat het niet aan de Koning is om
oorlog te gaan verklaren aan een andere staat, maar hij kan wel vaststellen dat onze oorlog is
verklaard. (Daarom een declaratieve, maar geen constitutieve bevoegdheid).
3. De “eminente bevelvoering” of de “bevelvoering bij uitstek” door te beslissen tot het
inzetten van de krijgsmacht:
Je beslist om het leger effectief te gaan inzetten (de Koning doet dit/regering): dit om
humanitaire operaties, oorlog of ordehandhaving in het buitenland. Je kan ook het Belgisch
leger inschakelen in het buitenland. Bv. militaire operaties na de oorlog in Joegoslavië. Het
leger kan ook in het binnenland ingeschakeld worden voor de openbare orde te handhaven of
om noden van de bevolking te ledigen.
4. De “daadwerkelijke bevelvoering” of het geven van militaire bevelen aan de troepen
in vredes- en in oorlogstijd.
De Koning is de opperbevelhebber van het leger en dat uit zich in het centrale commando (er
is eenheid in bevelvoering). De Koning heeft ook de hoogste graad in het leger: generaal of
22
,admiraal (= zeemacht).
1. De organisatie en de uitrusting van de krijgsmacht.
Deze bevoegdheid is uit te oefenen met inachtneming van de wetten die op het vlak van de
organisatie van de gewapende macht bestaan.
Het komt de Koning ook toe alle maatregelen te nemen die nodig zijn opdat het leger zo
uitgerust is dat het zijn taken kan volbrengen (door de aankoop van wapens en munitie).
De wetgever bepaalt het kader waarbinnen de aankopen dienen te gebeuren. Hij kan ook
grenzen stellen aan de bevoegdheid van de Koning (door een algemene wet of in het kader
van de begroting).
2. Het vaststellen van de staat van oorlog.
De Koning stelt de staat van oorlog vast (declaratief), hij stelt de staat van oorlog niet in
(constitutief).
3. De “eminente bevelvoering” of de “bevelvoering bij uitstek” door te beslissen tot het
inzetten van de krijgsmacht.
De eminente bevelvoering is de beslissing om het leger in te zetten, in oorlogstijd, voor
militaire of humanitaire operaties in het buitenland en voor taken van ordehandhaving in het
binnenland.
Belgische troepen kunnen ook naar het buitenland worden gestuurd om deel te nemen aan
militaire operaties om de vrede te handhaven, crisissen te beheersen of conflicten te
voorkomen. Zij kunnen ook deelnemen aan humanitaire operaties om te helpen bij
hongersnood of natuurrampen Dit gebeurt in het kader van de VN, de NAVO of de OVSE.
De krijgsmacht kan ook worden ingezet voor de handhaving van de openbare orde en andere
taken in het binnenland. Dit kan wanneer politieke of sociale conflicten uit de hand dreigen te
lopen en de politie de oproer op straat niet meer kan bedwingen.
De krijgsmacht kan ook worden ingeschakeld voor opdrachten van hulpverlening in nationaal
of internationaal verband met het oog op het lenigen van de noden van de bevolking.
4. De “daadwerkelijke bevelvoering” of het geven van militaire bevelen aan de troepen
in vredes- en in oorlogstijd.
Doordat de Koning de opperbevelhebber is van het leger, is de eenheid in de bevelvoering
23
, gegarandeerd.
Als opperbevelhebber van het leger heeft de Koning de graad van generaal of admiraal.
De Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat ontlenen het recht aan artikel 167, §1,
tweede lid Gw. om te worden geïnformeerd over de bevelvoering over het leger en de
vaststelling van de staat van oorlog en het einde van de vijandelijkheden “zodra het belang en
de veiligheid van de Staat het toelaten, onder toevoeging van de passende mededelingen”. Dit
zodra de veiligheid ok is, dan mogen ze het meedelen. In de Grondwet staat er echter nog
kamerS maar er wordt enkel de KvV bedoelt!!
Wellicht is het een vergetelheid dat art. 167 Gw. nog steeds melding van de Senaat maakt.
De controle van de Kamer van volksvertegenwoordigers op het defensiebeleid gebeurt
middels de gebruikelijke instrumenten, zoals het recht om mondelinge en schriftelijke vragen
te stellen, een minister te interpelleren, het recht van onderzoek. De parlementaire controle
mag er evenwel niet toe leiden dat de Kamer zich in de plaats van de Koning stelt. Dus dient
de controle achteraf te gebeuren. Een controle ‘a priori’ is uitgesloten.
Het is altijd een controle achteraf, nadat bepaalde militaire operaties hebben plaatsgevonden.
Controle vooraf is niet mogelijk volgens onze grondwet (omdat het hier gaat over een
prerogatief van de Koning gaat en de Kamer mag zich niet inmenging, maar er is wel controle
achteraf mogelijk).
§2. De artikelen 182, 183, 185 en 186 Gw. – de besluitvorming door de wetgevende macht.
NIET art. 184 Gw. want dat gaat specifiek over de politie.
Titel VI ‘De gewapende macht’:
Men heeft een aantal taken gegeven aan de WG, om twee redenen:
1. Het is aan de KvV om te bepalen welke inspanningen je kan eisen van de Belgische
bevolking op het vlak van defensie. Op het vlak van het leger worden inspanningen geëist van
de bevolking. Bv. dienstplicht. Dit is een verregaande zaak en daarom treedt de WG macht op.
2. Men wilt vermijden dat de Koning een al te grote greep zou hebben ver het leger.
De bepalingen die deel uitmaken van Titel VI ‘De gewapende macht’ (met uitzondering van
artikel 184 Gw. dat op de politie betrekking heeft) beogen een aantal bevoegdheden inzake de
krijgsmacht aan de wetgevende macht voor te behouden. Het doel daarvan is, enerzijds, dat de
volksvertegenwoordigers bepalen welke inspanningen de bevolking voor het leger dient te
leveren en, anderzijds, te voorkomen dat de Koning de krijgsmacht al te sterk in zijn greep
zou hebben.
24