Inleiding
Introduction to film studies - Richard Dyer (overzichtstekst)
➢ Filmstudies: wat en waarom? → kernvraag van filmwetenschap
➢ esthetische argumenten: film = kunst
○ film als ultieme vorm om de werkelijkheid te benaderen (realisme)
■ hoe geeft cinema vorm aan de werkelijkheid? (Münsterberg)
○ film als medium met sterke relatie met het onderbewuste (dromen, etc.):
avant-garde
■ het onderbewuste naar boven halen, meer dan de werkelijkheid: nadruk op
beeld (Epstein)
■ nadruk op montage (Eisenstein)
○ auteurstheorie: filmmaker als kunstenaar (zie later): breekpunt in filmgeschiedenis
■ te plaatsen binnen structuralisme
■ zorgt ervoor dat film serieus wordt genomen en waardig gezien als
bestudeerbaar (en ook onderwijst wordt)
○ na auteurstheorie drie formalistische tradities:
■ fenomenologie (hoe raakt film de toeschouwer lichamelijk/emotioneel,
beleefde ervaring)
■ psychoanalyse (film door psychoanalytische bril: Freud, Gaumont)
■ Neoformalisme/Wisconsin School (terugkeren naar de tekst: wat zien we,
hoe kunnen we de filmtaal begrijpen)
➢ maatschappelijk-ideologische argumenten: belang van film in maatschappij
○ 20e E is de eeuw van de cinema: cinema dominant in straatbeeld
■ in België hoogste bioscoopbezoek per week, cinema is overal in het
dagelijkse leven en het ‘speciale’: ook belangrijk in krant
■ kent neergang vanaf opkomst televisie, hedendaags is het belang afgenomen,
film is wel hard aanwezig op andere media, film als deel van een ruimer
cultureel gegeven en nog steeds belangrijk in onze maatschappij (lokt
discussie uit, economie, …)
○ moderniteit: film is een prototype van moderniteit
■ modernisme begint in 18e E met Verlichting: men probeert dingen te
verklaren met wetenschap, technologische vooruitgang dat gekanteld wordt
met pessimisme (bv. guillotine bij Franse revolutie als humanistische
uitvinding: executies menselijker uitvoeren: optimistisch vooruitgangsidee,
maar veel meer executies: ontmenselijking van vermoorden van mensen)
■ mensen worden bedolven onder nieuwe technologieën (trein, telefoon,
reclame in het straatbeeld en film): veel meer prikkels
■ film is artistiek antwoord op de moderniteit: ze behoren tot de moderniteit
maar zijn het niet per se
● breekt samen met fotografie de moderniteit
● modernisme als kunststroming: terug naar de essentie (bv.
Pollock): optimisme in schilderkunst, maar pessimisme in literatuur
○ cultural studies
■ film dat vorm geeft aan hoe wij de wereld begrijpen
1
, ■ hoe wordt gender, etnische identiteit, seksualiteit, nationaliteit, klasse, etc.
gerepresenteerd? (Stuart Hall)
■ mogelijkheid v. verzet + vraag naar macht: waar zit de macht over betekenis?
Avant-garde en Art Cinema
Film en architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst, muziek, dans, poëzie -
Peter Verstraten (overzichtstekst)
Filmtheorie en de Avant-Garde (jaren 20 - 30)
➢ kunst en film zijn vanaf het begin nauw aan elkaar verbonden
○ dynamiek van film was fascinerend voor publiek: wat impressionisten proberen doen
in schilderijen, werd zeer realistisch in film, waardoor het niet meer interessant werd
binnen andere kunstmedia
○ andere kunsten heruitvinden zichzelf: niet meer streven naar realistische
➢ film als artistiek medium?
○ wordt vaak niet gezien als kunst, al vroege pogingen om het kunstige prestige terug
te winnen
■ vaak geassocieerd met massa-entertainment en dus geen ‘elitaire’ kunst
■ film ontstaat door modernisering en industrialisatie ≠ rituele oorsprong
andere kunstvormen
○ vroege filmtheorie:
■ voor WOI esthetische opvatting: artistieke film vooral gerelateerd aan
andere media, film respectabel genoeg om zich te meten met andere kunsten?
(cf. Münsterberg)
■ na WOII filmspecifieke opvatting: film als kunst op zichzelf, visuele kunst
met eigen ritme (cf. avant-garde theoretici)
○ Hugo Münsterberg: film is een kunstvorm in wording
■ The Photoplay: A Psychological Study: psychologische effecten van film als
unieke vorm van artistieke expressie, cinema als projectie van de menselijke
geest: mentale uitdrukkingsvorm
● vergelijkt film met theater, bv. close-up en flashbacks die uniek zijn
aan film
■ aandacht voor de toeschouwer
○ Vachel Lindsay: film als democratische kunstvorm: kan groot publiek bereiken
■ vergelijkingen met andere kunstvormen: impact van het bewegende van film
○ Ricciotto Canudo: Parijse avant-garde, had kunstmagazines, cineclub, etc.: brug
tussen de opvattingen van WOI en WOII
■ film als ‘zesde kunst’ en ‘plastische kunst in beweging’ (La Naissance
d’un sixième art, 1911)
● Münsterberg en Lindsay zetten theater en film tegenover elkaar,
Canudo zegt dat film een verzoening is van alle kunstvormen:
verzoening van de ritmes van ruimte (architectuur, beeldhouwkunst
en schilderkunst) en de ritmes van tijd (muziek en poëzie)
2