114 Oefenvragen + antwoorden voor het examen Strafprocesrecht (SPV-opleiding Strafprocesrecht voor financiële instellingen)
7 vues 0 fois vendu
Cours
Strafprocesrecht voor financiële instellingen
Établissement
Strafprocesrecht Voor Financiële Instellingen
114 oefenvragen en antwoorden over de meest belangrijke stof voor het examen van Strafprocesrecht voor financiële instellingen. De inhoud is gebaseerd op de lesstof van de leergang Juridische Grondslagen voor Veilighiedsafdelingen van Financiële Instellingen, geschreven door Mr. F. Olijslager van...
1. Wat wordt verstaan onder rechtshandhaving in ruime zin?
a. Het afdwingen van naleving van rechtsregels door middel van
strafrechtelijke sancties.
b. Het handhaven van openbare orde door politie en justitie.
c. Het geheel van activiteiten gericht op het naleven van
rechtsregels, inclusief toezicht, preventie en repressie.
d. Het gebruik van bestuursrechtelijke maatregelen om naleving
van regelgeving te verzekeren.
2. Welke van de volgende zijn rechtsbronnen?
a) De grondwet, wetten, internationale verdragen en
jurisprudentie.
b) De grondwet, de ministeriële besluiten, de gemeentelijke
verordeningen en de provinciale verordeningen.
c) Internationale verdragen, jurisprudentie, beleidsregels en
wetenschappelijke literatuur.
d) Wetten, beleidsregels, gemeentelijke verordeningen en het
gewoonterecht.
3. Wanneer mogen toezichtbevoegdheden worden aangewend?
a) Alleen in het geval van een verdenking van een strafbaar feit.
b) Bij de uitvoering van regelmatige controles zonder verdenking
van een overtreding.
c) Alleen na toestemming van de rechter.
d) In alle gevallen waarin de overheid een vermoeden heeft van
onregelmatigheden.
4. Wat is het omslagpunt tussen toezicht en opsporing?
a) Het moment waarop er een formele verdenking van een
strafbaar feit ontstaat.
b) Wanneer de toezichthouder besluit om juridische stappen te
ondernemen.
c) Het moment waarop een strafrechter een zaak behandelt.
d) Zodra een inspectie wordt uitgevoerd door de politie.
5. I. De wetgevende macht bestaat uit de regering en het parlement.
II. De uitvoerende macht bestaat uit de Koning en de Ministers.
a) Beide zijn fout
b) Alleen I is correct
c) Alleen II is correct
d) Beide zijn correct
6. De regering in Nederland bestaat uit ...
a) De Eerste en de Tweede Kamer
b) De Staten-Generaal en de Koning
, c) De Staten-Generaal en de Ministers
d) De Koning en de Ministers
7. Vul in: De ( I ), bestaande uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer,
vormt ( II ) van Nederland en zijn het hoogste bestuursorgaan.
a) I. Staten-Generaal; II. De regering
b) I. regering; II. Het parlement
c) I. Staten-Generaal; II. Het parlement
d) I. regering; II. De wetgevende macht
8. I. Rechterlijke uitspraken, ook wel jurisprudentie genoemd, zijn een
voorbeeld van een rechtsbron.
II. De sociale grondrechten, vastgelegd in de Grondwet, waarborgen
onder andere de persoonlijke vrijheid en de persoonlijke
levenssfeer.
a) Beide zijn fout
b) Alleen I is correct
c) Alleen II is correct
d) Beide zijn correct
9. De Centrale Raad van Beroep en de Raad van State zijn
voorbeelden van
a) Volkenrechtelijke organisaties
b) Hogere rechtscolleges
c) Gemeentelijke rechtscolleges
d) Internationale adviesorganen
10. I. Privaatrecht, ook wel civiel recht of bestuursrecht genoemd,
regelt de rechtsverhoudingen tussen personen onderling.
II. Publiekrecht, ook wel burgerlijk recht genoemd, bestaat onder
andere uit het staatsrecht.
a) Beide zijn fout
b) Alleen I is correct
c) Alleen II is correct
d) Beide zijn correct
11. Eén gedraging van een persoon kan tot rechtszaken leiden in
meerdere delen van het recht. Welke van onderstaande uitspraken
is NIET correct?
a) Het is mogelijk om twee sancties naast elkaar opgelegd te
krijgen
b) Het is mogelijk om een privaatrechtelijke, strafrechtelijke, én
bestuursrechtelijke zaak naast elkaar te hebben lopen
betreffende hetzelfde feit.
c) Bij een privaatrechtelijk geschil kan ook aangifte worden
gedaan bij de Politie.
, d) Zowel natuurlijke personen als privaat- en publiekrechtelijke
rechtspersonen kunnen zich voegen als benadeelde partij in
het strafrecht.
12. Het Publiekrecht omvat ...
a) Het strafrecht en het bestuursrecht
b) Het strafrecht, het bestuursrecht, en het staatsrecht
c) Het strafrecht, het bestuursrecht, het staatsrecht, en het
belastingrecht
d) Het strafrecht, het bestuursrecht, het staatsrecht, het
belastingrecht, en het arbeidsrecht.
13. I. Het bestuursrecht omvat onder meer het bouwrecht, het
ruimtelijk ordeningsrecht, en het milieurecht
II. Het bestuursrecht beoogt bepaalde rechtsgoederen te
beschermen, zoals het leven en de gezondheid, en de bescherming
van de eigendom.
a) Beide zijn fout
b) Alleen I is correct
c) Alleen II is correct
d) Beide zijn correct
14. Welke stelling is correct
a) Toezichtbevoegdheden mogen worden aangewend zodra er
sprake is van een 'redelijke' verdenking van een gepleegd
strafbaar feit
b) Handhaving omvat zowel toezicht als opsporing
c) Handhaving in ruime zin heeft betrekking op zowel preventief
toezicht als repressief reageren op niet-naleving
d) Toezicht is een bestuurlijke activiteit die in de Algemene Wet
Bestuursricht is gedefinieerd
15. I. Repressief toezicht wordt vaak steekproefsgewijs toegepast
II. Preventief toezicht wordt vaak naar aanleiding van een signaal
toegepast
a) Beide zijn fout
b) Alleen I is correct
c) Alleen II is correct
d) Beide zijn correct
16. De toezichthouder mag van zijn bevoegdheden gebruikmaken
als dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Dit
wordt ook wel .... genoemd.
a) Het evenredigheidsbeginsel
b) Het subsidiariteitsbeginsel
c) Het proportionaliteitsbeginsel
d) Het legaliteitsbeginsel
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur KFoster. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,96. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.