IP
Historische kritiek: samenvatting
Deel I: de bron, bouwstof voor de kennis van het verleden
1. De notie bron
Geschreven en ongeschreven bronnen
Overlevering (oraal, over het verleden, geschiedenis) en overblijfselen (uit het
verleden, archeologie).
- Voorbeeld 1: Bibliotheek KU Leuven
25-28 augustus 1914 (= Wereldoorlog I)
Duitsers komen aan in Leuven en worden zogezegd aangevallen, ze antwoorden met geweld.
De bibliotheek van Leuven wordt verwoest. (Ook op 25 augustus werd de bibliotheek in
Sarajevo ook verwoest.)
De Duitsers worden aanzien als monsters en de Geallieerden als arm België.
Marc Derez, bijvoorbeeld zegt dat dat het een negatief effect was dat de bib verwoest werd.
Rector Ladeuze had geen link met de Duitsers, Felix Morren wel.
Fries ‘Furore Teutonico diruta, dono Americano restituta’, (= Door Duits geweld geveld en
met Amerikaans geld hersteld.)
Men krijgt steun en hulpmiddelen vanuit de VS voor de opbouw van de bib. (Architect:
Withney Warren, in Leuven in 1921. Neorenaissance stijl, waarin hele stad herbouwd werd.
Elementen van geweld van Duitsers, anti-duitse opschriften.)
Wetenschappelijke controverse tot in 1958, het kwam uit dat de Duitsers op elkaar
schoten en niet Leuvense burgers (‘vrijschutters’) op de Duitsers.
1.1. Bronnen: bewuste creaties?
Typologie in functie van de intentie:
- Artefacten = onbewust ontstaan, onthullen ‘onbewuste realiteit’, bv. scherven in
afvalput.
- Audiovisuele bronnen: in theorie bewust gemaakt, maar zijn die dan wel
betrouwbaar? ‘Bewuste creaties’. (unwitting testimony)
1
, - Voorbeeld 2: De moord op JFK gefilmd
USA, Dallas 22 november 1963. Abraham Zapruder filmt de moord op JFK bij het uittesten
van zijn 8mm camera. Het is het enigste beeldmateriaal van de moord op de president. De
dood van JFK is nog steeds een mysterie, er zijn veel complottheorieën.
1.2. De vormeigenschappen: geschreven en ongeschreven bronnen
1.2.1. Geschreven bronnen
Verhalende of literaire teksten
(ego-documenten, vanuit het ego, de ik-vorm => vroeger onbetrouwbare opinies, nu anders
gezien bv. dagboeken kunnen wel nuttig zijn.) 1750-1850: bloeitijd voor egodocumenten
- Voorbeeld 3: boek ‘Leopold I de eerste koning van Europa’ (2011)
Geschreven door G. Deneckere. Bestaat volledig uit brieven, ego-documenten. Het zijn
brieven tussen Leopold I en Victoria (ze schreven gemiddeld 3 keer per week brieven). In de
brieven gaat het ook over persoonlijke onderwerpen. (Intieme brieven zijn het
interessanste.)
Nu: autofiction of faction, fictie + gebruik van ego-documenten of historische bronnen.
Diplomatische teksten
Er zijn heel veel zo’n bronnen. Bv. diploma, akte voor huis, wetteksten.
Oorkonde = Klassieke voorbeeld. Is een tekst, voorzien van een waarmerk zoals een zegel of
handteken, die tot doel heeft getuigenis af te leggen over een doorgaans vooraf voltrokken
rechtshandeling, of over het bestaan van een rechtsfeit. De oorkonde heeft als doelstelling
om een bewijsstuk in rechte te vormen bij eventuele betwisting tussen de betrokken
partijen. Bij oorkonden is de vorm niet vrij. Ze vertonen strikte en formele
vormeigenschappen die bepaald worden door de normen van het recht en de traditie, dus
wisselend zijn in tijd en ruimte. De oorkonden kunnen getuigenissen afleggen van zowel
wetgevende activiteiten, juridische activiteiten of vrijwillige rechtspraak.
Een oorkonde is opgedeeld in drie delen:
a) Het protocol, naam auteur, bestemmeling, begroeting, aanroepen aan opperwezen
b) De context, narratief gedeelte, verhaal van motieven en bekendmaking beslissing
c) Het eschatocol, aankondiging validatietekens, getuigen, datering
Bronnen van sociale boekhouding
Optreden van een individu die worden bijgehouden door de overheid. Bv. papieren van
belastingen.
2
, 1.2.2. Ongeschreven bronnen
Materiële voorwerpen
Archeologische bronnen (spoor van menselijke activiteiten uit het verleden), overblijfselen,
munten (informeren over economische toestanden, instellingen…), manueel vervaardigde
afbeeldingen (kunst), mechanisch vervaardigde afbeeldingen (foto en film)
Orale tradities
Interviews, liederen bv. politiek lied.
- Voorbeeld 4: politiek lied, ‘Der heimliche Aufmarsh’, 1929
Geschreven door Hanns Eisler (1898-1962). Lied over de politiek dat links gekleurd is.
Afzetten tegen de opkomst van rechtse partijen. Geschreven tijden financiële crisis.
Eisler: Modernistische componist, uit Weimarrepubliek. Werkt samen met Berthold Brecht,
vlucht in 1933 naar de VS. Daar maakt hij filmmuziek in Hollywood. In 1948 in volle McCarthy
heksenjacht uit de VS gezet, keert terug naar DDR. Wilde met muziek boodschap
overbrengen aan de wereld, zijn muziek had een invloed en werkt gebruikt als wapen tegen
Aristocratie.
2. Onderscheid tussen bron en historisch werk.
- Voorbeeld 5: Galbert van Brugge (1127-1128)
Studie aan de hand van Galbert, door Van Caenegem, Dhondt: lezing(en) door historicus.
Galbert was een klerk van de graaf van Vlaanderen. Schrijft over de moord op de graaf van
Vlaanderen, Karel de Goede, in 1127 en de daaropvolgende opvolgingscrisis in het
graafschap.
Primaire vs. secundaire informatie
Primaire informatie, direct informeren. Bv. brieven over mensen waarin ze meedelen wat ze
lezen en wat ze doen om zich cultureel te ontspannen.
Secundaire, indirect informeren. Bv. inventarissen van bibliotheken en testamenten. Deze
informaties bieden minder zekerheid.
Historische studie kan ook bron worden (bij grote schaarste): Herodotos (vergelijkt als
etnoloog gelijkenissen en verschillen tussen Grieken en niet Grieken, ‘vader van de
geschiedschrijving’), Thucydides (stelt feiten vast en zoekt vervolgens naar logische en
causale verbanden), Eusebius van Caesarea (is een indirecte bron voor de geschiedenis van
de eerste eeuwen van het Christendom, grenslijn tussen bron en historisch werk vervaagt).
3
, Getuigenissen en egodocumenten in grensgebied (mémoires en getuigenissen van politici)
Aspect deontologie van historicus, steeds duidelijk het onderscheid aangeven tussen wat
letterlijk uit de bronnen stamt en wat daarentegen een persoonlijke verwerking en
interpretatie is van die bronnen. (Kritisch apparaat = geheel van citaten en bronverwijzingen)
3. Van gesproken naar geschreven woord en terug? Evolutie van de bronnentypes en
hun complementariteit
3.1. Schrift en alfabet
De Grieks-Romeinse beschaving heeft het schrift uitgebouwd tot het communicatiesysteem
bij uitstek. En dat is de reden waarom we jet gedachtegoed en de culturele. En technische
verworvenheden van deze samenleving zoveel genuanceerder kennen dan van alle vorige.
Het schrift is nooit meer weg te denken.
3.2. De drukpers: schaalvergroting en uitdieping
Eind 15de begin 16de eeuw: eerste Europese ‘kenniseconomie’ (Jan Luiten van Zuiden)
(Grafiek: door de boekdrukkunst daalt de prijs van een boek, vroeger was het enkel
beschikbaar voor de elite)
Censuur en controlmechanisme vanuit de kerk. De mensen begonnen te twijfelen aan de
kerk => boekdrukkunst werd een hulpmiddel voor de reformatie.
Machinaal vervaardigd papier (houtpulp) > handgeschept papier (textiel)
Resultaat: schaalvergroting en commersialisering van informatie. (19 de eeuw)
3.3. Woord en beeld
Opname van klank tot elektronische dragers van beeld en klank. In de 20 ste eeuw kwamen
andere vormen van massacommunicatie de rol van het gedrukte woord in het gedrang
brengen: foto, cinema en radio. De massaficatie van communicatie door de ontwikkelingen
van moderne media roept voor het historisch onderzoek nieuwe en zeer grote problemen
op. De nieuwe media werkten aanvankelijk veeleer bronvernietigend, omdat hun informatie
meestal eenmalig was, niet geregistreerd werd, en niet bewaard bleef, althans niet voor de
rechtsreekse uitzendingen. Op de band of stevige celluloïd-film opgenomen reportaged
hadden meer overlevingskans.
3.4. Mondeling bronnen: orale overlevering, orale geschiedenis
Complementair (tot een geheel aanvullend)
Mondeling tradities zijn een aanvulling op geschreven bronnen, maar staan ook op
zichzelf.
4