2023-2024
COMPARATIEVE EN
INTERNATIONALE
PEDAGOGIEK
GEERT DEVOS
,WAT?
➢ Comparatief
• Vergelijking van onderwijssystemen
• Vooronderstellingen en beleidskeuzes bloot leggen
- Bestaan van onderwijsvormen
▪ Vlaanderen: keuze op 14 jaar (ASO, TSO, BSO)
▪ Andere landen: keuze op 16 jaar
- Vrije schoolkeuze
▪ Vlaanderen: veel keuze
▪ Andere landen: soms niet te kiezen (Vb. school die dichtst bij ligt,
verhuizen om goede school te hebben, …)
- Toegang hoger onderwijs
▪ Voor ons zeer van zelfsprekend dat we inschrijvingsgeld betalen (ca.
1000 euro), toegang is bij ons nog heel vaak vrij
▪ In andere landen moeten mensen leningen aangaan om studies af te betalen,
resultaten middelbaar bepalen welke studie je later kan volgen
• Maatschappelijke en culturele analyse
- Onderwijssysteem zit ingebed in bepaald land, cultuur, …
➢ Internationaal
• EU, OESO, VN beïnvloeden onderwijsbeleid en systemen
- Soft power: instellingen die geen wetten of decreten uitvaren, maar hebben
een heel belangrijke invloed op de manier waarop we ons onderwijs vorm
geven door vb. aanbevelingen, overeenstemmingen die ze willen bereiken
tussen verschillende landen
- Bologna-akkoord: EU; onderwijs labels afstemmen tussen verschillende
landen (vb. bachelor-master structuur)
• Globalisering onderwijs
H1: ALGEMENE PRINCIPES
1. Stromingen in vergelijkende pedagogiek
➔ 4 perspectieven: modernisering, kritisch, wereldsysteem en historisch-context
1.1 Modernisering
➢ Klassieke economische theorieën
• Uitgangspunten: decentralisering (vb. vrije markt) , privatisering, keuzevrijheid
- Wil geen staatspedagogiek, waarin de staat alles vastlegt
- Wil een staat die kijkt of de vrije markt goed werkt (vb. voldoende aanbod, …), de
output van onderwijs daar moet er aandacht voor zijn (vb. resultaten)
• Antithese: staatscontrole, centralisering en gelijkvormigheid
• Neo-liberaal (Adam Smith)
- Staat beperkt tot condities voor vrije markt, vraag en aanbod
- Onderwijs: resultaten halen met klemtoon op output
• Cfr. Wereldbank en IMF
- Wereldbank: kennen leningen toe aan landen die het nodig hebben, zij moeten dan
voldoen aan de uitgangspunten: onderwijs mag niet door staat georganiseerd worden
en moeten kunnen aantonen dat ze aandacht hebben voor de output van onderwijs
• Human capital theorie: onderwijs is even belangrijk voor economie als
investeringen in industrie en machines
• Denison (1964) inkomensverschillen tussen mensen worden voor 3/5 beïnvloed door
onderwijs die je gevolgd hebt, overige 2/5 door andere variabelen
1
, ➢ Structureel-functionalistisch
• Onderwijs reproduceert de bestaande sociale structuur
- Onderwijs om de maatschappij te laten draaien zoals ze nu draait
- De vraag “is het allemaal ok zoals het nu draait?” gaat men uit de weg, vooral
geïnteresseerd hoe onderwijs kan bijdragen aan de functionaliteit van de maatschappij
• Westers onderwijs staat model
• Vermijden van ideologische dimensies en sociale conflicten binnen onderwijs en opvoeding
• Hierdoor wordt:
- sociale context onderschat
- realiteit verengd
- vernieuwing beperkt tot bestaande structuren
• Econometrische modellen, correlationeel onderzoek
• Elementen waar men mee bezig is: input (vb. aanwezigheid schoolboeken, niveau
leraars) en output (schoolresultaten, werkgelegenheid)
• Wereldbank, UNESCO, OESO, IEA, EU
➢ Methodologisch
• Positivistisch
- Objectief systeem die we zo goed mogelijk trachten te begrijpen om te zien
hoe het geheel werkt (vb. hypothesen opstellen)
• Wetmatigheden die objectief en wetenschappelijk controleerbaar zijn
• Kwantitatieve gegevens over onderwijsstelsels
• Doel:
- van particuliere naar algemene
- van beschrijven naar hypothesen toetsen
- theorieën formuleren om toekomstige evoluties te voorspellen
Hoe kunnen we ervoor
zorgen dat de output beter
wordt?
1.2 Kritische perspectieven
➢ Onderwijs is middel van onderdrukking of gaat emancipatie tegen
• Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we verandering teweeg brengen
(bij ouders, leerkrachten, leerlingen, …)
➢ Frankfurter Schule – Habermas
• Onderwijs is sociaal geconstrueerd
• Betekenis achterhalen om te zien hoe we onderwijs kunnen veranderen, om meer
kansen te geven aan mensen die er nu te weinig hebben
➢ Studies niet gericht op beschrijving van onderwijssysteem
➢ Wel processen van verandering bij participanten: ouders, leerkrachten, leerlingen
➢ Onderwijsorganisatie = sociaal construct
➢ Sociale interactie belangrijk – zo ontstaat betekenis in de klas
• Meer zelfbewustzijn creëren bij diegene die nu te weinig aan bod komen
➢ Kritiek op internationale organisaties die beleid in landen beïnvloeden – veraf van de
concrete werkelijkheid
➢ Goed onderwijs gebeurt dicht bij uitvoerders
➢ Is moeilijk voorspelbaar, veralgemeenbaar of overdraagbaar
➢ Freire: leerder is politieke actor die ingaat tegen minorisering of onderdrukking
2
, ➢ Onderwijs moet leiden tot vormen van zelfbewustzijn
➢ Kritiek op functionalisme
• Onderwijs houdt sociale onrechtvaardigheid in stand
• Betutteling Westen (OESO) tov 3e wereld die afhankelijk blijft
- Je kan het westerse model niet blijven opleggen aan andere landen (we
moeten hiervan afstappen)
• Alleen aandacht voor output, niet voor processen tussen input en output:
weerstanden, aanpassingen, eigen interpretaties,…
➢ Theoretisch - andere onderzoeksthema’s:
• Wat is nu de macht en rol van de staat in onderwijs?
• Onderwijsprocessen die reproductie veroorzaken
• Aandacht voor : problemen van ongelijke toegang, minderheden
➢ Analyse-eenheid van comparatief onderzoek:
• Natiestaat (hoe is die beïnvloed door allerlei machtsprocessen)
• Vergelijking minderheden, vrouwen,… met mainstream
➢ Methodologisch:
• Afwijzing exclusiviteit kwantitatief onderzoek
• Meer aandacht voor sociaal fenomenologische benadering (proberen begrijpen wat er
gebeurd : hoe komt macht tot stand? → kwalitatief)
• Biografische methodes, observatie, casestudies, etnografisch
1.3 Wereldsysteem perspectieven
➢ Globaliseringsprocessen: overal evolueren onderwijssystemen in dezelfde richting
• Kijken wat er wereldwijd gebeurd
• Aandacht voor evolutie van hoe systemen naar elkaar toe groeien
➢ Nationale factoren spelen veel minder dan wereldfactoren
➢ Meyer, Ramirez (Stanford University)
➢ Onderzoek naar o.m. massascholing
➢ Massascholing ontstaat niet door Westerse druk, industrialisering of verstedelijking
➢ Massascholing manifesteert zich ook zonder die invloeden
• Er zijn landen die niet verstedelijken, maar toch op een bepaalt moment aan massascholing doen
• Soort wereldrecept van nationale ontwikkeling waaruit samenlevingen eigen recepten afleiden
➢ Niet door druk Westen, Westen was wel eerste waarin de ontwikkeling zich voor deed
➢ Onderzoek verandering in curriculum basisonderwijs: wereldwijde tendens om
aardrijkskunde en geschiedenis tot eenheid van ‘social studies’ te combineren
➢ Onderzoek naar het vak burgerzin: crossnationale tendens om dit meer in te vullen met
internationalisering
• Buiten EU: aspecten van internationalisering
• Binnen EU: bepaalde waarden die men wil overdragen
➢ Europa minder – dus 3e wereldlanden kopiëren minder van Westerse landen
➢ Curriculum wordt sterk mondiaal geconstrueerd ipv nationaal of lokaal
➢ Globalisering is niet lineair: afhankelijk van plaats in het wereldsysteem en toegang tot
wereldcommunicatie (ene land staat centraler dan een ander land)
➢ Theorie: globalisering, eerst economisch, later meer op cultureel en onderwijskundig vlak
➢ NIET: evolutie naar één wereldcultuur die overal hetzelfde is
• Erkent belang van eigen lokale ontwikkelingen t.o.v. mondiale ontwikkelingen
➢ Eenheid van analyse: wereld als systeem
• Vergelijking over hoe lokale gemeenschappen reageren op wereldontwikkelingen –
verschillen op basis van niet-mondiale factoren
➢ Methodologisch: zowel kwantitatief als kwalitatief
3
,1.4 Historische en contextperspectieven
➢ Uitloper van klassieke stroming
➢ Niet alleen feiten en statistieken, maar ook betekenis van feiten, interpretatie die aan
situaties wordt gegeven
• Niet alleen kijken naar cijfers, maar ook kijken hoe we het moeten interpreteren
a.d.h.v. bv. sociale ongelijkheid, historiek, …
➢ Vb. Gebrek aan efficiëntie: niet enkel drop-out, slaagcijfers,… maar ook gevolgen voor sociale
ongelijkheid
➢ Onderwijs is ook situationeel en historisch gelokaliseerd
➢ Theorie: kennissociologie en communicatietheorie
• Hoe komt bepaalde kennis tot stand, welke bedoeling zit er achter?
➢ Vb. Gelijkheid in wetgeving is in praktijk heel anders
• Verder kijken!
➢ Vb. Cijfers over zittenblijven: relatie met opvattingen over onderwijspeil of over selectieve
oriëntatie is essentieel
• Ene land lat zeer hoog, terwijl in andere landen de lat lager ligt
• De betekenis van een cijfer goed inschatten, wat zit er achter?
➢ Methodologisch:
• Historische methode
• Aandacht voor kwalitatief onderzoek (betekenis en interpretatie)
• Aandacht voor inhoud/processen – niet enkel output
➢ Voorbeelden:
• Ontstaan en inhoud van regelgeving, verband tussen kennis en macht, verborgen agenda’s
• Schoolprestaties worden gecontextualiseerd via klasobservaties en analyse van
werkstukken van leerlingen: verschillen in discipline, interacties tussen leerlingen en
leerkrachten, verschillen in motivatie, verschillen in klasgedrag
1.5 Besluit
➢ 4 perspectieven bestaan niet zuiver
• Vaak mengeling van verschillende perspectieven
➢ Diverse perspectieven hebben voor- en nadelen
• Vooral kijken naar de sterktes van de verschillende benaderingen
➢ Opletten voor verengend gebruik van cijfers en feiten
• Cijfers gaan contextualiseren, maar cijfers blijven belangrijk
• Maar gooi kind met badwater niet weg: cijfers kunnen toegevoegde waarde hebben
➢ Belang en relativiteit van input – output
• Gaat om meer dan alleen input-output denken
➢ Wees kritisch, ook tov het kritisch perspectief
• Belang van sociale ongelijkheid en hervorming
• Maar onderwijs is ook meer dan alleen ongelijkheid enz
➢ Hoed u voor theorieën die alles kunnen verklaren
➢ Belang van globalisering
• Maar ook belang van lokale context en historiek
1.6 Eenheid van analyse
➢ Niet enkel de natiestaat, ook transnationale invloeden door globalisering
➢ Studie van migratie en opvang van allochtonen
• Over de grenzen heen kijken
➢ Transnationale organisaties: EU, OESO, UNESCO, Wereldbank en IMF
➢ Meerdere culturen in een land
• Vlaamse cultuur – Franse cultuur (vb. ander onderwijssysteem)
➢ Grote variëteit in één land: België, Duitsland, VS, China
➢ Vergelijking soms van deelentiteiten (deelstaten, wereldsteden)
➢ Bewustzijn van hoe complex onderwijs is, geen één analyse hangt af van onderzoek
4
,2. Het belang van de nationale cultuur (Hofstede)
2.1 Cultuur
➢ Een onderwijssysteem ontstaat niet in het luchtledige
• Onderwijssysteem is ingebed in een maatschappij die zijn eigen waarden en normen heeft
• Onderwijssysteem weerspiegelt de waarden en normen, manier van denken, cultuur
van de maatschappij
➢ Belangrijk om de maatschappelijke cultuur te begrijpen
• ‘Nationale’ en regionale cultuur (Engelse cultuur/ Franse cultuur)
• Politieke beleidscultuur
2.1.1 Een voorbeeld: de Engelse cultuur
➢ Houden sterk vast aan tradities
• In parlement (regering, oppositie, staf, achter de rode lijnen blijven)
• Pruiken in strafrechtbanken die rechters dragen
• …
➢ Veel verschil tussen standen – zeer ongelijke maatschappij
• Klassen zijn zeer belangrijk (vb. aan de hand van accent)
➢ Tolerant voor culturele verschillen–bakermat liberalisme
• Als individu ben je heel vrij (vb. kleden zoals je wil, dragen van hoofddoek enz
worden niet als anders gezien)
➢ Chauvinistisch « Rule Britannia! Brittannia, rule the waves! »
• Liederen zijn zeer gekent, zullen samen meezingen
➢ Nuchtere zin voor feiten
➢ Flegmatiek en droge zin voor humor
➢ Hebben een hekel aan metafysische bespiegelingen
➢ Engelse taal heeft eenvoudige grammatica, maar rijke woordenschat
2.1.1.1 Engelse cultuur
➢ Engelse filosofie en Engelse manier van denken:
• Bacon, Locke & Hume: empirisme. De ervaring is de grondslag van het weten en de
natuurbeheersing is het doel van alle weten
• Pragmatisme (James, Dewey): natuurwetenschappen en praktische ervaring. Alles wat
daarboven bestaat, is onbelangrijk. Denken is enkel een instrument voor het handelen.
Gedachten hebben enkel een instrumentele waarde
• Pragmatisme: nut, waarde, succes zijn criteria voor waarheid. ‘Waar’ is dat wat
door praktische gevolgen wordt waar gemaakt
• Dewey (1889-1952): zeer grote invloed op Amerikaans onderwijssysteem en Engeland
➢ Angelsaksische cultuur: instrumenteel, utilitair
➢ Past zeer goed bij managementfilosofie: gericht op doelen, efficiëntie
• Beïnvloedt sterk angelsaksische cultuur en dus ook VS
• Sinds WOII: zeer grote invloed in de wereld via de VS
2.1.1.2 Engels onderwijs
➢ Dikwijls zeer traditioneel – elitaire scholen voor hoge klassen
➢ Onderwijs zeer instrumenteel: alles moet zijn nut hebben
• Zeer sterk gericht op testen en output
➢ Competitief, marktgedreven
➢ Modern gestructureerd (=toonaangevend)
5
,2.1.2 Nog een voorbeeld: de Franse cultuur
➢ La douce France: du vin, du pain et du boursin
• Gaat over de kunst van het leven, niet enkel praktisch
➢ Chauvinistisch
➢ L’état: de staat !
• Frans voor de Fransen: Parijs, Bretagne, Corsica of Martinique (iedereen!)
• Culturele verschillen worden niet getolereerd (laïcité)
• Staat fundamentele bouwsteen van land! (zowel linksen als rechtsen)
➢ Bijzonder centralistisch
• Paris et la campagne - alle wegen leiden naar Parijs
• Alles buiten Parijs is ‘den buiten’
➢ Houden van grandeur (de staat moet deze grandeur uitstralen)
➢ Houden ook van patriarchale figuren: Napoléon, De Gaulle, Mitterand, Macron
2.1.2.1 Franse cultuur
➢ De Franse taal is een kunstvorm voor de fransen
➢ Zeer complexe grammatica - Fransen zijn verzot op « discours » – veel semantische
discussies (vb. discussies over de betekenis van een woord)
➢ Franse filosofie:
• meer rationalisme (Descartes) – « je pense, donc je suis »
• Rede is basis van kennis en waarheid (<-> Engelsen alleen kijken)
• Sceptisch tov ervaring
• Postmodernisme (Derrida)
- Liefde voor taal, Franse taal en literatuur
- Trekt waarheid in twijfel en is in belangrijke mate taalkritiek
➢ Sinds WO II: weinig invloed in de wereld
2.1.2.2 Frans onderwijs
➢ Klemtoon eerder op onafhankelijk intellectueel denken dan een productieve
arbeidskracht vormen
➢ Zeer gecentraliseerd en gebureaucratiseerd
➢ Baccalauréat: toegang tot hoger onderwijs – soort stap naar volwassenheid
• In eerste plaats niet utilitair, wel gericht op zelfstandig kunnen denken
➢ Elitescholen: les grandes écoles – paspoort voor maatschappelijk prestige
➢ Geen concurrentie – l’état
➢ Ouderwets gestructureerd (=niet toonaangevend)
2.2 Cultuurmodel van Hofstede
➢ Nationale en regionale culturele groepen beïnvloeden het gedrag van mensen in de
maatschappij en in organisaties
➢ Een van de meest geciteerde sociale wetenschappers
➢ « cultuur is de collectieve programmering van de geest die de leden van een groep of
categorie mensen onderscheidt van anderen »
➢ Gestart met survey-database over waarden en gevoelens bij werknemers van IBM in 50 landen
➢ Patronen op basis van de landen
➢ 6 keer gerepliceerd bij andere populaties
6
, 2.2.1 5 dimensies
1) Machtsafstand: houding tov maatschappelijke ongelijkheid in positie en hiërarchie
• Hoe groter de machtsafstand hoe meer respect voor hiërarchie
2) Individualisme (vs collectivisme): mate waarbij men in groepen geïntegreerd is / vrijheid,
eigen mening en eigen initiatief
• Zelf doen wat je wil versus denken vanuit de groep
• Westerse kinderen: leider trekt vissen mee
• Oosterse kinderen: groep vissen die overeenkomen en één vis die uitgesloten wordt
3) Mannelijkheid (vs vrouwelijkheid): mate waarin waarde gehecht wordt aan traditioneel mannelijke
(ambitie, competitie) of vrouwelijke kwaliteiten (zorg voor een ander)
4) Onzekerheid: houding tov onzekere toekomst die al dan niet wordt aangepakt met
structuur, regels en procedures
• De mate waarin je cultureel makkelijker kan omgaan met onzekerheid (veel/weinig
nood aan structuur)
5) Lange termijn denken: focus op toekomst (volharding) of op heden en verleden (minder stabiel)
• Machtsafstand
- in VK en Zweden laag
- in Frankrijk en Zuid Korea
hoog
• Individualisme
- in EU landen groot
- in Zuid-Korea laag veel
meer vanuit collectief
• Mannelijkheid
- in Zweden laag, meer
zorgzaam
2.3 Belang van cultuur voor onderwijs
➢ Onderwijs is ingebed in cultuur van een land
➢ Culturen tussen landen verschillen
➢ Geen copy paste gedrag ! (want aanpassen aan cultuur, aangezien culturen heel
verschillend zijn!)
➢ Wat werkt in de ene cultuur werkt daarom niet in de andere
➢ 70% van onderwijshervormingen mislukken (te weinig rekening met cultuur)
➢ Intelligent leren: inspiratie, maar adaptatie aan de eigen cultuur
3. Politieke cultuur en onderwijsbeleid
3.1 Inleiding
➢ Twee vooronderstellingen:
1. Onderwijssystemen lijken steeds meer op elkaar
• Europese Unie
• Bologna
2. Ondanks alle mogelijke beleidsinitiatieven is er weinig echte verandering in scholen
en klassen
• Landen met categorale of comprehensieve systemen
• Federale landen blijven cultuur in afzonderlijke staten behouden
Globalisering én lokale adaptatie
7