Samenvatting: doelgroepen 3
Deel 1: Kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele problemen
1. Omschrijving gedrags- en emotionele problemen
Sommige kinderen zijn prikkelbaar of krijgen driftbuien als iets niet lukt. Jonge kinderen: durven andere
kinderen te slaan. Oudere kinderen: komen te laat of spreken ouders tegen ontwikkeling.
1.1 Wanneer spreken we van gedrags- en emotionele problemen?
Kinderen met deze problemen worden als moeilijk of lastig ervaren.
Ouders en leerkrachten ongerust + onzeker weten niet meer hoe ze met de kinderen moeten
omgaan. Negatieve gevolgen voor de omgeving zorgen ervoor dat kinderen met gedragsproblemen
weinig begrip krijgen en het gedrag als storend ervaren wordt.
Scholte: probleemgedrag = we spreken enkel van probleemgedrag ALS ouders, leerkrachten en andere
personen het gedrag beschouwen als strijdig met de door hen én de samenleving gehanteerde normen
en regels. En/ of als deskundigen dit gedrag als problematisch beoordelen op basis van valide
kenmerken van psychische (on)gezondheid.
Rekening houden met het oordeel v/d omgeving (ouders…), geldende regels en normen en het
oordeel van deskundigen.
De term ‘gedragsproblemen’ wordt vooral gebruikt voor kinderen => continuüm van:
- Druk - Opstandigheid - Agressief - Vijandig
- Prikkelbaarheid - Uitdagend - Driftig - Antisociaal & delinquent gedrag
Er zijn veel verschillende uitingsvormen van heel ernstig tot minder ernstig van heel indringend
aanwezig tot zeer kort voortkomend (situatie gebonden).
Men gebruikt de term ‘gedrags- en emotionele problemen’ voor:
- Alle kinderen die zich zichtbaar ongewoon of abnormaal gedragen en/of emoties vertonen.
- Los van de ernst v/d oorzaak of context van het gedrag of de emotie.
- Kinderen met lichamelijke klachten die men niet door lichamelijke ziekte kan verklaren.
- Zowel kinderen met storend gedrag + emotionele problemen + somatoforme stoornissen.
3 soorten gedrag probleemgedrag:
1. Storend gedrag: opvallende incidenten, naar buiten gericht, is vervelend en de omgeving heeft
er last van (woedebuiten of hyperkinetisch gedrag) = externaliserend gedrag.
a. Dominant gedrag: agressief, manipulerend.
2. Emotionele problemen: vallen minder op, kinderen en jongeren hebben er zelf het meeste last
van (angst, depressie) = internaliserend gedrag.
a. Submissief gedrag: depressief, ontwijkend, zelfbeschadigend.
3. Somatoforme stoornissen: met lichamelijke klachten naar buiten komen terwijl het probleem
intern zit (hoofdpijn, buikpijn).
a. Belangrijk eerst uitsluiten dat er écht geen lichamelijke klachten zijn!
b. Vb.: een kind wordt gepest en zegt elke ochtend ik heb buikpijn, hoofdpijn…
1
,Zie casus Jeroen: topje van de ijsberg = zichtbare gedrag dat wij herkennen.
- Gedrag ‘hier en nu’ moet altijd geplaatst worden tegen de achtergrond van vroeger gedrag; en
omgekeerd, het functioneren voordien krijgt vaak een andere betekenis in het licht van de huidige
kennis.
- Afvragen: wat zit er onder dit gedrag? Waar komt dit gedrag vandaan? hypothetisch
- Intern het probleem aanpakken anders zal het onder andere vormen terugkomen
Onderscheid tussen 2 soorten binnen het continuüm
- Lichte, tijdelijke gedragsproblemen een reactie op nieuwe situatie
o Gedrag in een bepaalde situatie + bepaalde personen
o Leeftijds- of fasegebonden gedragingen
Vb.: kind dat weken huilt omdat ze verhuist is en vrienden moet achterlaten.
- Ernstige, langdurige problemen ( gedragsstoornissen: diagnose door psychiater)
o Oppositioneel-opstandig
o Stemmingsstoornissen
o De ernst hiervan word bepaald doordat het gaat over langdurige of blijvende problemen
of over het samen voorkomen van meerdere problemen.
Gedragsproblemen vs. gedragsstoornissen:
Alle gedragsstoornissen bestaan uit gedragsproblemen, maar niet alle gedragsproblemen zijn ernstig
genoeg om ze als gedragsstoornis te benoemen.
Gedragsproblemen: is geen diagnose, maar een symptoom dat weergeeft wat het onderliggende
probleem is (ijsberg).
Gedragsstoornissen: omschreven in Diagnostic en Statistic Manual of Mental Diseases (DSM 5)
- Minder situatie gebonden dan gedragsproblemen.
- Maken deel uit van grote groep gedragsproblemen.
- Kinderpsychiatrische stoornissen → moet vast gelegd worden door deze psychiater
- 2 soorten:
o Oppositioneel opstandig gedragsstoornis
o Normoverschrijdende gedragsstoornis
3 soorten gedragsstoornissen (ernstige gedragsproblemen): zie dia 18 + 20
1. Oppositioneel opstandig gedrag
a. Oppositioneel = kinderen die zich verzetten tegen vragen en opdrachten van hun
ouders en zich (bijna) nooit aan de regels houden.
b. Passieve, milde vorm van verzet: niet doen wat er gevraagd wordt + doen alsof ze het
niet gehoord hebben.
c. Actieve vorm van verzet: opdracht weigeren + brutaal zijn.
i. Prikkelbaar en opvliegend gedrag
ii. Klein incasseringsvermogen
iii. Snel gefrustreerd + voelen zich snel beledigd
iv. Schuld van gedrag ligt bij anderen
d. Gevolg: gemengde stoornis van gedrag en emotie Risico op antisociale
gedragsstoornis of angst-of stemmingsstoornis in latere ontwikkeling.
e. Voorkomen:
2
, i. Milde symptomen: 1 situatie
ii. Matige symptomen: min. 2 situaties
iii. Ernstige symptomen: 3 of meer situaties
2. Antisociaal gedrag (normoverschrijdende gedragsstoornis)
a. Antisociaal = normen en rechten worden overtreden waarbij antisociale
gedragsproblemen op de voorgrond komen. Het is een gedragspatroon dat zich
hardnekkig blijft herhalen én waarbij de fundamentele rechten van anderen of, bij de
leeftijd, passende normen en regels, overtreden worden.
i. Vb.: liegen, vechten, stelen, spijbelen, pesten, agressie naar mens of dier…
b. Ernstige schade: aan anderen op materieel, lichamelijk en psychisch vlak.
c. Gevolg: ernstig probleem in MS onveilig gevoel.
i. Problematisch functioneren op diverse domeinen: thuis, school en vrije tijd.
ii. Middelenmisbruik + risicovol seksueel gedrag verhoogd risico op
criminaliteit.
d. Behandeling combi van:
i. Oudertraining iii. Cognitieve gedragstherapie
ii. Systematische behandeling iv. Farmacotherapie
e. Voorkomen:
i. Lichte vorm: 1 setting
ii. Matige vorm: 2 settings
iii. Ernstige vorm: tot 3 settings
Gedrag beoordelen in verschillende settings om te komen tot differentiatie.
1.2 Wanneer spreken we van jeugdigen met delinquent gedrag?
Jeugddelinquentie = delicten/ strafbare feiten worden gepleegd door minderjarigen (MOF).
- 12-18 jarigen die feiten plegen jeugdrechtbank.
- Voorzieningen Jeugdhulp onderscheidt tussen jongeren die:
o Problematische leefsituatie (PLS)
o Verontrustende situatie (VOS)
o Misdaad omschreven feit (MOF) nu: jeugddelict
- Jeugddeliquentierecht heeft herstelgerichte visie op verantwoordelijkheid wijzen.
- Maximum leeftijd voor ondersteuning is 23 jaar.
Delinquent gedrag = een continuüm van gedragingen waarbij een inbreuk gedaan wordt op regels,
normen en wetten en/of schade berokkend wordt aan individuen of de MS ook antisociaal gedrag
waarbij gedrag tegen de bestaande samenleving is gericht.
Strafbare feiten of delicten:
- Gewelds- en zedendelicten = jongeren die door middel van geweld anderen hebben lastiggevallen.
o Vb.: agressie, seksueel misbruik, moord…
- Eigendoms- of vermogensdelicten = mensen die dingen ontvreemden van anderen.
o Vb.: graffiti spuiten, diefstal, oplichting, fraude…
- Statusdelicten = feiten die strafbaar zijn omwille van status of leeftijd.
o Vb.: alcohol onder 16 jaar, spijbelen onder 18 jaar…
- Vernieling van openbare orde delicten: discriminatie, vandalisme, huisvredebreuk…
- Verkeersdelicten + drugsdelicten
3
, Ernstig delict = schade toegebracht aan personen of er is veel materiële schade.
Geïsoleerde of groepsdelicten = aantal personen die betrokken zijn (GI = alleen, GR = meerdere).
Gedrag en emotionele problemen in onderscheid met:
1. Ontwikkelingsstoornissen
a. Zijn GEEN gedrags- en emotionele stoornissen.
b. De ontwikkeling loopt op 1 of meer domeinen trager of verstoord Wel vaak
gedragsproblemen.
c. Het is wel een symptoom: men vertoont gedrags- en emotionele problemen naar
aanleiding van ontwikkelingsstoornissen.
Vb.: ASS geen gedrags- en emotionele problemen, maar er zit een andere problematiek
onder behoren niet tot gedrags- en emotionele problemen. Het zijn wel symptomen van vb.:
ASS.
2. Kinderpsychiatrische stoornissen
a. Gedrags-en emotionele stoornissen + ontwikkelingsstoornis zijn GEEN synoniem voor
kinderpsychiatrische stoornissen behoren wel tot het domein van de kinderpsychiatrie.
3. Opvoedingsproblemen
a. Een verstoord interactieproces moeilijke relatie kan bij het kind leiden tot
gedragsproblemen en bij de opvoeders tot moeilijkheden om op de gedragen van het kind in
te spelen (beter spreken van opvoedingsproblemen i.p.v. gedragsproblemen)
b. Probleemgedragingen worden uitgelokt en versterkt door de omgeving
c. De manier van opvoeden en omgaan met kinderen bepaalt mee de wijze waarop het
kind gaat gedragen.
Gedragsproblemen = gedragingen van een bepaald kind, die op een bepaald moment in de tijd, door
bepaalde personen uit de omgeving van het kind, in een welbepaalde socio-economische en culturele
context opgemerkt en storend, ongewenst of ongewoon ervaren worden.
1.3 Bijkomende aandachtspunten bij het omschrijven van gedrags- en emotionele problemen
IJsbergtheorie: instrument om gedrag en gedrags- en emotionele problemen beter te begrijpen.
- Topje v/d ijsberg: gedrag
- Belangrijkste en grootste delen van ijsberg zit onder water en
is onzichtbaar → afvragen waar het zichtbare vandaan komt.
Hellinckx en Grietens onderscheiden elementen die helpen bij het
beoordelen van gedrag, zo proberen ze meer duidelijkheid te brengen
in de omschrijving van gedragsproblemen + zorgen voor objectiviteit.
Enkel voor het topje v/d ijsberg!
Ontwikkelingsperspectief = gedrag dat op de ene leeftijd aangepast is, mar niet meer op de andere.
Hoe oud is het kind?
Wat is gepast voor zijn/ haar leeftijd?
Gepast gedrag normale ontwikkeling:
- Nachtelijk huilgedrag baby 6 maanden
- Koppig gedrag 2-jarige peuter
- Woedebuien kleuter 5 jaar
4