Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht
ZWIEPENDE TAK ARREST (Nederlandse Hoge Raad)
Mevrouw LJ gaat wandelen, meneer DS is een beetje kwaad en schopt tegen een tak die op de grond ligt en blijkt
dat die nog vasthing aan een struik en de tak schiet in het oog van mevrouw LJ en is haar oog kwijt.
Er bestaat tussen LJ en DS geen contractsrelatie. Fout, schade en causaal verband zijn de 3 voorwaarden die
moeten voldaan zijn voor de toepassing van artikel 1382 oud BW.
Causaal verband: indien meneer DS niet tegen de tak had geschopt, zou de tak niet in het oog van
mevrouw LJ zijn gevlogen.
Schade: mevrouw LJ is haar oog verloren.
Fout: Heeft meneer DS gehandeld als een normaal zorgvuldig persoon? In NL waren de rechter in eerste
aanleg en de rechter in hoger beroep een andere mening toegedaan. De verzekering dat hier tussen zou
komen is de familiale verzekering, die dekt de aansprakelijkheid die voortkomt uit artikel 1382 e.v. oud BW.
Of iemand verzekerd is of niet mag strikt gezien geen invloed hebben op de foutvraag, maar in de
rechtspraak zien we dat er wel rekening met wordt gehouden. Als de rechter zegt dat er geen fout is, dan
wordt mevrouw LJ nog voor bepaalde kosten opgevangen door de sociale zekerheid, maar als ze zelf
verzekerd is kan ook haar eigen verzekeraar tussenkomen. Er zijn 3 vergoedingsbronnen: de sociale
zekerheid (basis, laagdrempelig), de verzekeringen en het aansprakelijkheidsrecht. De Hoge Raad is
uitgegaan van het basisprincipe dat de opstellers van de Code Napoléon voor ogen hadden in 1804:
LLWIF: the loss lies where it falls, in principe blijft de schade liggen waar zij is ontstaan. Het principe is
dat u moet instaan voor uw eigen schade. Het aansprakelijkheidsrecht is dan een rechtstechniek, is een
systeem dat de wetgever heeft bedacht waardoor dat je de schade kan verhalen op een derde als u een
welbepaald punt kan bewijzen, de wetgever van 1804 zag dat punt in de fout (LLWIF, je kan je schade maar
verhalen als je iemand anders onzorgvuldig gedrag kan verwijten). Echter is het criterium van een ‘normaal
zorgvuldig persoon’ geen duidelijk criterium omdat iedereen daar een andere mening over heeft. De Hoge
Raad heeft zich gebaseerd op de voorzienbaarheid van de schade. Iemand begaat maar een fout als men
de schade kon voorzien en niet de nodige maatregelen heeft genomen om die schade te voorkomen.
Beslissing: Meneer DS had dat niet kunnen voorzien, noch voorkomen.
Vergelijkbare Nederlandse zaak: de man geeft een kus op het oor van zijn vriendin, maar is iets te
enthousiast en geeft een te harde kus. Ze heeft pijn ‘seg!’ en geeft een kus terug op het oor van haar vriend en die
man houdt daar tinnitus aan over. De man dagvaardt de vrouw en wilt schadevergoeding voor zijn tinnitus. De
vrouw kon niet voorzien dat haar kus tinnitus zou veroorzaken, ze wou gewoon duidelijk maken dat het niet
aangenaam was. De vordering werd ongegrond verklaard omdat er geen sprake was van een fout.
Relevante pagina’s: 5 en 11-18
Cass. 15 mei 1941: STEENBAKKERSARREST
Een Kempense steenbakker en een steenbakker uit Rijkevorsel. De Kempense steenbakker denkt de uitvinding van
de eeuw te hebben gedaan door vlammende stenen te hebben ontworpen (leem + krijt mengen in een welbepaald
productieproces). De steenbakker uit Rijkevorsel brengt dezelfde stenen op de markt waar de Gentse steenbakker
niet met kan lachen en zegt dat het een inbreuk is op zijn octrooirecht. De steenbakker uit Rijkevorsel zegt dat de
procedure in elk handboek terugvindt dus dat de vlammende stenen niets nieuw zijn en het feit dat de Kempense
bakker me dagvaardt is op zich al een fout en dat ze helemaal geen zware fout waren begaan en dus geen
integrale schadevergoeding kon geven.
Kan iemand voor de rechtbank brengt een fout uitmaken?
Hof van Cassatie: het feit dat je een procedure start voor de rechtbanken maakt op zich geen fout uit, maar dat is
anders wanneer je een procedure begint en dat het instellen van een gerechtelijke procedure van zo’n
lichtzinnigheid blijk geeft dat een normaal zorgvuldig persoon geplaatst in dezelfde omstandigheden nooit zou
hebben vertoond. De fout die door het Hof van beroep te Brussel in aanmerking wordt genomen is niet het simpel
feit dat men een gerechtelijke procedure is gestart, maar dat men die heeft gestart in bepaalde omstandigheden
waar men zich had moeten onthouden. Het hof van beroep Brussel zegt dat het gaat om een zeer grote
onderneming met grote installaties en veel gespecialiseerd technisch personeel en men dus alle middelen had om
te achterhalen of het steenbakkersprocedé iets nieuws was of niet.
Hof van Cassatie zet de uitspraak wel tussen aanhalingstekens doordat men rekening houdt met een subjectief
element: de grootte van het bedrijf en niet over een objectief element: zorgvuldigheidsnorm.
Steenbakkersbedrijf in de Kempen had ook aangevoerd dat ze geen zware fout hadden begaan en dus ook niet tot
integrale SV verplicht konden worden. Hof van Cassatie zegt dat art. 1382 oud BW geen onderscheid maakt
naargelang de aard van de fout. Schade vergoeden is iemand terugplaatsen in de situatie waarin hij zich had
bevonden indien de fout niet zou zijn begaan. Als je iemand schade hebt berokkend, ben je verplicht integrale
schadevergoeding te betalen. De algemene principes worden op dit vlak bevestigd.
Cass. 8 mei 1961
Vrachtwagenbestuurder parkeert zich op de openbare weg ergens in een landbouwgebied, ’s nachts zonder zijn
achterlichten aan te zetten. Er komt iemand aangereden, die ziet de vrachtwagen niet en rijdt die vrachtwagen aan
waardoor hij schade lijdt.
Belang: strafrechtelijke zaak met een vordering tot SV, waarbij de vrachtwagenbestuurder opwerpt “ja maar,
volgens de Wegcode moet ik mijn lichten niet aandoen als de breedte van mijn vrachtwagen minder is dan 2,5
meter en mijn vrachtwagen is minder dan 2,5 meter dus moet ik mijn lichten niet aandoen en heb dus geen
strafrechtelijk misdrijf begaan en kan ik niet tot schadevergoeding veroordeeld worden”.
, Hof van Beroep, gevolgd door Hof van Cassatie: het is niet omdat je geen strafrechtelijk misdrijf hebt begaan dat je
geen fout tegen de algemene zorgvuldigheidsnorm kunt begaan (verwijzing terug naar ‘de zorgvuldigheidsnorm
van het aansprakelijkheidsrecht heeft een veel ruimere reikwijdte dan het strafrecht).
Cass. 27 mei 1943: “ELECTA UNA VIA”-ARREST (principearrest) (p. 39)
Een werknemer bij NMBS wordt het slachtoffer van een ongeval en vraagt daarvoor schadevergoeding en gaat
eerst naar de strafrechter en vraagt daar voor welbepaalde specifieke schadeposten schadevergoeding (medische
onkosten, tijdelijke totale arbeidsongeschikt-heid). Hij wordt daarvoor vergoed.
Nadien wordt de arbeidsongeschiktheid die tijdelijk was, blijvend. Hij gaat daarvoor naar de burgerlijke rechter, hof
van beroep Luik ‘dat gaat niet’ want er is een adagium ‘electa una via’, eens je een keuze hebt gemaakt kan je niet
meer op die keuze terugkomen. Hof van beroep Luik past dat toe. Het slachtoffer gaat naar het Hof van Cassatie
en vraagt of het adagium wel aan het huidige recht beantwoordt. Hof van Cassatie: art. 4 VT.Sv. zegt dat als je als
slachtoffer een burgerlijke vordering kunt instellen heb je een keuze of je dat doet voor de strafrechter of voor de
burgerlijke rechter, als we kijken naar de parlementaire voorbereidingen is er geen verwijzing naar het adagium,
dus behoort het niet tot het huidige recht. Hof van beroep Luik heeft foute toepassing gemaakt van art. 4 VT.Sv. en
moet het arrest worden vernietigd.
Belang: het adagium ‘electa una via’ behoort niet tot het huidige recht.
Cass. 12 december 1968: VERDWENEN-KABELARREST
Aannemer voert openbare werken uit op straat (probleem: onder de grond lopen allerlei nutsleidingen, de plannen
daarvan moeten opgevraagd worden, maar die zijn ook niet altijd nauwkeurig) en er wordt een of andere
elektriciteitskabel beschadigd. De zaak komt voor de politierechtbank te Spa, die wegens twijfel de aannemer
vrijspreekt. Nadien gaat men naar de burgerlijke rechtbank van koophandel (nu: ondernemingsrechtbank) die de
aannemer aansprakelijk stelt. Die rechtbank zegt dat ze wel weten dat het strafrechtelijk gewijsde bestaat en dat
het van openbare orde is maar het is zo dat een burgerlijke fout en de strafrechtelijke fout totaal verschillend zijn
en dat de lichtste fout de BCA in het gedrang brengt en dat die aannemer zijn voorzichtigheid had moeten
verdubbelen toen die kabel plots verdween. Aannemer gaat daarop in cassatie.
Hof van Cassatie: bevestigt het principe van het gezag van het strafrechtelijk gewijsde en zegt dat de
strafrechtelijke en civielrechtelijke fout hier samenvallen en dat men voor de burgerlijke rechter gebonden is door
wat de strafrechter zeker en noodzakelijk heeft beslist en dat wanneer de politierechtbank, zelfs in geval van
twijfel, de aannemer heeft vrijgesproken dat de burgerlijke rechter daardoor gebonden is, zelfs bij twijfel, en dus
niet anders kon dan de vordering tot schadevergoeding ongegrond verklaren.
Cass. 4 februari 1972: DROESHOUTARREST
Mnr. Droeshout is eigenaar van een tractor en heeft zijn tractor onverlicht achtergelaten op een openbare weg. Mr.
en mevr. Meers komen aangereden aan hoge snelheid. Mnr. Meers wordt strafrechtelijk veroordeeld voor
onopzettelijke slagen en verwondingen aan mevrouw Meers en om niet te kunnen hebben stoppen voor een
voorzienbare hindering. Mnr. Meers moet schadevergoeding betalen aan zijn echtgenoot (de facto is het zijn
verzekeraar die het zal betalen aan haar). De verzekeraar gaat naar de burgerlijke rechtbank en wil
schadevergoeding van mnr. Droeshout, het hof van beroep zegt dat er een strafrechtelijk gewijsde is en we kunnen
hem niet, al was het tot een deel van de schadevergoeding veroordelen want de strafrechter zegt dat mnr. Meers
niet is kunnen stoppen en hij dus een fout heeft begaan en niet mnr. Droeshout.
Hof van Cassatie: strafrechtelijk gewijsde wil zeggen dat je gebonden bent door wat zeker en noodzakelijk is beslist
is door de strafrechter. De strafrechter heeft beslist dat de onverlichte tractor was geen onvoorzienbare hindernis
en mnr. Meers dus had moeten vertragen, maar die beslissing sluit niet in dat er erga omnes zeker en noodzakelijk
is beslist dat elk causaal verband tussen de fout van Droeshout zijn tractor niet te verlichten en het ongeval is
uitgesloten. Daar heeft de strafrechter zich niet over uitgesproken, want Droeshout was ook geen partij in de
strafzaak. Dus had het hof van beroep te Gent zich wel mogen uitspreken over de burgerlijke vordering die de
verzekeraar van mnr. Meers had ingesteld tegen mnr. Droeshout.
Belang: gezag van strafrechtelijk gewijsde moet correct worden toegepast
Cass. 15 februari 1991: STAPPERSARREST (principearrest) (p. 50)
Mnr. P. is een bromfietser die zich op een voorsorteer rijstrook bevindt. Mnr. Stappers komt aangereden en vindt
dat P. daar niet goed staat, hij moet en moet uitwijken en rijdt tegen het voertuig van het echtpaar L.
Het echtpaar begint een vordering tegen de bromfietser P. en die wordt vrijgesproken door de correctionele
rechtbank omdat hij volgens de vaststellingen wel goed stond. Ze krijgen geen schadevergoeding en gaan naar de
burgerlijke rechtbank en beginnen een vordering tegen Stappers. Het Hof van beroep Antwerpen zegt dat ze
gebonden zijn door wat de rechter zeker en noodzakelijk heeft beslist, d.i. dat P. daar goed stond, wat Stappers
betwist, dus we stellen Stappers aansprakelijk. Stappers gaat in cassatie en beroept zich op art. 6, lid 1 EVRM het
recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Stappers zegt “ik wil het betwisten, ik heb allerlei argumenten om
te staven dat P niet goed stond en heb geen mogelijkheid gehad om die bewijzen aan te voeren louter omdat er
zoiets bestaat als het strafrechtelijk gewijsde dat van openbare orde is en erga omnes geldt en dat is een
schending van art. 6.1 EVRM”.
Hof van Cassatie: er zijn twee normen die in conflict komen hier (strafrechtelijk gewijsde en art. 6, lid 1 EVRM) en
dat art. 6.1 EVRM hoger in hiërarchie staat en dat art. 6.1 EVRM geschonden is omdat mr. Stappers geen partij was
in de strafrechtelijke zaak en zijn argumenten niet naar voor heeft kunnen brengen, dus is het arrest vernietigd.
Belang: waar vroeger klassiek gezegd werd dat het gezag van strafrechtelijke uitspraken erga omnes geldde, dat
niet meer geldt voor de gevallen waarin ze geen partij waren in het strafproces.
verzekeraar is doorgaans geen partij in strafproces, dus als de rechter 2 straffen toekent, kan hij daarna toch
nog een burgerlijke vordering instellen …