Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Fundamenten van de psychologie HU €4,98
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Fundamenten van de psychologie HU

11 revues
 482 vues  36 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Dit is een samenvatting van alles wat je moet kennen voor het vak 'Fundamenten van de psychologie' van de minor toegepaste psychologie aan de hogeschool Utrecht. Veel succes met leren en bij vragen stuur me een berichtje!

Aperçu 4 sur 47  pages

  • Inconnu
  • 31 octobre 2019
  • 47
  • 2019/2020
  • Resume

11  revues

review-writer-avatar

Par: lottevangrinsven29 • 2 année de cela

Traduit par Google

Nice, complete summary! But sloppy and with many typing and spelling errors

review-writer-avatar

Par: huidtherapieu21 • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: frankslagter93 • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: simonebots • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: elisavanlangen • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: thaliarhijnsburger • 3 année de cela

review-writer-avatar

Par: mirandakorevaar • 3 année de cela

Afficher plus de commentaires  
avatar-seller
SAMENVATTING FUNDAMENTEN VAN DE PSYCHOLOGIE
HOOFDSTUK 1 WAT IS PSYCHOLOGIE?
1.1. Een definitie van psychologie
Psychologie = een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij
die gedragsevidentie gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die
aan dat gedrag ten grondslag liggen.

Om inzicht in gedrag te krijgen moet men: observeren, meten, theorieën
opstellen over de interne, onzichtbare processen en motieven die eraan ten
grondslag liggen.

Psychologisch onderzoek boekt voortdurend vooruitgang doordat men steeds
nauwkeuriger kan registreren wat er gebeurt.

Hermann Ebbinghaus (een van de pioniers van de psychologie) zei in zijn
grootste werk Über das Gedachtenis: ‘Van het oudste onderwerp zullen wij de
nieuwste wetenschap maken.’

1.2. Ontwikkelingen die de psychologie mogelijk gemaakt hebben
Klassieke oudheid -> Plato & Aristoteles stelden zich vragen over het universum
en de plaats van de mens erin.
 Plato: onderscheid tussen de ware, onzichtbare wereld van
onveranderlijke, ideale vormen en de zichtbare, veranderlijke wereld
rondom ons (die een afspiegeling is van de ware wereld).
o De menselijke ziel is een deel van de ware, ideale wereld. De ziel
had kennis van de ware wereld en kon tot deze kennis toegang
krijgen door gebruik te maken ban de rede. Observatie (was minder
belangrijk) had enkel toegang tot zichtbare, continu m
 Aristoteles: hechtte meer belang aan observatie, maar ware kennis kon
niet op observatie gebaseerd zijn. Om echte kennis te hebben, diende men
onwrikbare uitgangspunten (axioma’s). die werden door de menselijke ziel
gevoelsmatig als vanzelfsprekend herkend. Dit herkennen noemde hij een
‘demonstratie’.

Tijdens de wetenschappelijke revolutie ontstond er een andere vorm van
kennisvergaring. Er was een overtuiging dat de kennis gebaseerd moest zijn op
systematische observaties en experimenten.
 Copernicus stelde dat aarde rond zon draait (1473-1543)
 Galileo Galilei onderbouwde dit (1564-1642)
 Nieuwe kennis komt mede voort uit observaties en experimenten
(bijvoorbeeld groepsgedrag) -> niet uit het bestuderen van oude meesters
 Dit leidde in de 18e en 19e eeuw tot de industriële revolutie en tot grotere
welvaart van de hele bevolking

Copernicaanse revolutie = het inzicht dat de aarde niet het centrum vormde
van het heelal.

Volgens Snow (1959) vormden er twee aparte culturen:
1. De klassieke, humanistische cultuur
2. De nieuwe, natuurwetenschappelijke cultuur

 Beide culturen weinig contact met elkaar en de ene weet weinig over de
ander
 Tegenstrijdige opvattingen over wat belangrijk is

,Duitse fysioloog Hermann von Helmholtz (1821-1894) begon de snelheid van
zenuwimpulsen in de zenuwvezels te meten. Voordien dacht men dat deze
snelheid oneindig groot en niet te meten was. Hij ontwierp een methode om een
zenuw in de poot van een kikker te stimuleren en het signaal aan het eind verder
op te vangen. Hierdoor slaagde hij erin de snelheid van informatieoverdracht met
een grote mate van nauwkeurigheid te bepalen..

 Dit onderzoek werd door Nederlandse oogarts Fransciscus Cornelis
Donders (1818-1889) uitgebreid tot de mens. Donders werkte met drie
condities:

In elke conditie werden geluiden aangeboden als stimulus.
1. Steeds dezelfde stimulus werd aangeboden. Dit leidde tot een a-reactie
(eenzelfde reactie op steeds dezelfde stimulus)
2. Vijf lettergrepen aangeboden door elkaar en de persoon moest deze zo
snel mogelijk achter elkaar herhalen. Dit leidde tot een b-reactie (reactie
waarbij zowel een discriminatie van de stimulus als een keuze van het
antwoord gemaakt moest worden)
3. Vijf lettergrepen opnieuw aangeboden, maar de persoon diende alleen 1
stimulus te herhalen. Dit was de c-reactie (reactie waarbij alleen een
discriminatie van de stimulus gemaakt moest worden)
 Donders had een apparaat ontwikkeld waarin hij de tijd tussen de
aangeboden stimulus en het moment waarop de proefpersoon antwoordde
heel precies kon meten

Dit onderzoek van Donders betekende het begin van de mentale chronometrie
(Een techniek waarbij men de psychologische processen in informatieverwerking
probeert te achterhalen door te kijken naar de tijd die mensen nodig hebben om
allerhande taken uit te voeren)

CHARLES DARWIN (1809-1882)
De evolutietheoriefb
 Levende wezens waren het resultaat van een aanpassingsproces aan
veranderende omstandigheden. Er is volgens Darwin sprake van
genetische variatie. Natuurlijke selectie = eigenschappen die goed
aansluiten bij de omgeving zorgen ervoor dat het individu goed kan
groeien en veel nakomelingen heeft. Eigenschappen die niet goed
aansluiten bi de omgevingen, bedreigen de overleving- en
voortplantingskansen van het individu.

De evolutie theorie zorgde voor:
- Verscheidenheid aan levensvormen begrijpen
- Kijk op de mens veranderde
o Voordien dacht men dat het eigene van de mens bestond uit een
ziel, die niet verbonden was met de rest van de wereld en dus niet
onderworpen was aan aardse wetmatigheden
o Steeds meer wetenschappers gingen de mogelijkheid inzien dat de
mens uit dieren geëvolueerd was.

1.3. Het ontstaan van de psychologie
René Descartes (1596-1650)
 Dualisme

, De mens bestaat uit twee onafhankelijke elementen: de geest en het
lichaam. De geeft heeft een vrije wil & vormt de kern van het menselijke
denken. Het lichaam is een omhulsel van de geest en heeft geen invloed
op de geest. (deze visie sloot aan bij Plato en katholieke kerk)
 Rationalisme
De waarheid kan achterhaald worden door gebruik te maken van de rede.
Om de mens te begrijpen moet men over hem nadenken. De rede leidt
nietuwe informatie af uit de bestaande door het toepassen van logica.
 Nativisme
Sommige kennis is aangeboren. Vanuit de aangeboren kennis kon de rede
de volledige waarheid afleiden. (hier ook invloed van Plato, Aristoteles en
katholieke Kerk)
Tegenbeweging tegen nativisme en rationalisme
 Het empirisme (17e)
“De inhoud van de geest komt tot stand via zintuigelijke ervaringen” en
zou dus niet aangeboren zijn.
- John Locke (1632-1704) – grondlegger
o Alle menselijke kennis kwam voort uit ervaringen met externe,
voelbare voorwerpen en niet vanuit aangeboren ideeën.
o Hogere-ordekennis kwam tot stand door combinaties
(associaties) van eenvoudigere ideeën – ‘associaties van ideeën’

Willem Wundt (1832-1920) = eerste wetenschapper die zichzelf psycholoog
noemde. Hij richtte het eerste psychologische laboratorium op (1879). =
startpunt wetenschappelijke psychologie.

Structuralisme
= bepaalde structuur ontdekken in de geest. Bepaalde handelingen
koppelen aan geest van de mens.
Hij probeerde op basis van introspectie (kijken naar het eigen bewustzijn
van binnenuit) de structuur van bewustzijn te ontdekken.
Onderscheid:
- Innere Wahrnehmung = introspectie van filosofen
- Experimentelle Sebstbeobachtung = proefopzet waarbij
proefpersoon in een gestandaardiseerde situatie geplaatst werd,
eenzelfde proef herhaaldelijk uitvoerde en diende te reageren
met eenvoudige, kwantificeerde antwoorden.

De Fransman Alfred Binet ontwikkelde samen met Theodore Simon de eerste
intelligentietest (= basis van de toegepaste psychologie).

Functionalisme
= eerste belangrijke stroming binnen de Amerikaanse psychologie.
William James (1842-1910) beschreef mentale processen als een voortdurend
veranderende stroom van gedachten en gevoelens.
 Toegepaste psychologie, gericht op praktische oplossingen VS onderwijs
optimaliseren (relatie met evolutie theorie). functionalisten hadden een
grote belangstelling voor individuele verschillen tussen mensen (bijv.
intelligentie) en ook voor de verschillen (en overeenkomsten) tussen
mensen en dieren.

Behaviorisme
= enkel observeerbaar, meetbaar gedrag kan het onderwerp vormen van
psychologisch onderzoek en theorievorming.

, John Watson *=(1878-1958) radicaliseerde en vernauwde het functionalisme met
het behaviorisme. Het behaviorisme zag weinig in de studie van de geest en de
mentale processen en de bewuste ervaring. + hij verwierp alles wat de kern
uitmaakte van het structuralisme (introspectie, bewustzijn en de structuur van
mentale inhoud)
 Introspectieve methoden verlaten, omdat die alleen maar subjectieve
resultaten leverde die niet door anderen geverifieerd konden worden.
 Bij uitbouw behaviorisme werd Watson geïnspireerd door het positivisme
(=beweging die ervan uitging dat de natuurwetenschappen de meest
succesvolle manier gebleken waren om de wereld te begrijpen en kennis te
genereren).
Behavioristen haalden bij de positivisten drie ideeën:
1. Men moest de theorieen baseren op directe observaties die door anderen
herhaald kunnen worden. Men moest de concepten definieren in termen
van de gebruikte meetprocessen. (dergelijke definitie wordt operationele
definitie genoemd)
- Voorbeeld: normale betekenis = honger, operationele betekenis =
aantal uren geen eten. Dus wetenschapper gebruikt niet ‘ hongerige
rat’, maar ‘een rat die 24 uur niet heeft gegeten’. Zo kunnen
wetenschappers dezelfde proef op exact dezelfde manier herhalen.
2. Men moest onderscheid maken tussen onafhankelijke en afhankelijke
variabelen. Onafhankelijke variabelen = karakteristieken van de situatie
(bijv. voedsel), afhankelijke variabelen = gedragingen van de persoon of
dier (bijv. leerresultaten) die de onderzoeker kan meten om na te gaan of
de onafhankelijke variabele er effect op heeft gehad.
Behaviorisme wordt ook vaak omgeschreven als een S-R-psychologie (=
een stimulus lokt een respons uit)
3. Wetenschappelijke theorie bestond uit het beschrijven van de precieze
relatie tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabelen, het liefst in
de vorm van de wiskundige wet. Voorbeeld: K = M x V. drie termen zijn
afkortingen die verwijzen naar operationele definities.

Behavioristen grote interesse in leerproces, vooral bij dieren, omdat ze daarbij de
omgeving beter konden controleren dan bij mensen.

Psychoanalyse
= bewustzijn en gedrag slechts zeer oppervlakkige fenomenen en de ware
oorsprong van het ontstaan van persoonlijkheidsverschillen en mentale
stoornissen liggen bij onbewuste krachten.
Grondlegger = Sigmund Freud (1856-1939).
 Volgens Freud konden mensen worden geholpen door hun onbewuste
conflicten in het bewustzijn te brengen. Dan kon de patient er op een
rationele manier mee afrekenen en de psychische verstoring die ermee
gepaard ging verlichten.
 Onderzoeksmethode die meer op een begrijpen van het verleden richtte
dan op het onderzoekswerk van een natuurwetenschapper (=
Hermeneutiek)

Volgens Wilhelm Dilthey (1833-1911) streefden natuurwetenschappen naar
wiskundige wetten op basis van een beperkt aantal observaties, zoals de wetten
van Newton. De geesteswetenschappen stelden zich daarentegen tot doel de
complete rijkdom van een fenomeen te begrijpen binnen de volledige historische
en socioculturele context.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur psychologiesamenvattingen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,98. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

53340 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,98  36x  vendu
  • (11)
Ajouter au panier
Ajouté