1) Wat bedoelen we met de paradox van het cultuurrelativisme? Wat
kan je uit deze paradox concluderen?
Bij etnocentrisme gaan we culturen beoordelen vanuit de ‘centrale Europese
waarde’ omdat wij denken dat onze cultuur centraal en superieur is. Het doel van
CR is deze strakke hiërarchische structuur te doorbreken en elke cultuur als een
unieke totaliteit te zien. Het CR wil het etnocentrisme overwinnen en overstijgen.
De paradox is echter dat in de poging om dit etnocentrisme te overwinnen, er
een explosie aan etnocentrisme is gekomen. Het heeft niet geleid tot het einde
van etnocentrisme, maar naar de veralgemening ervan. Omdat niet langer één
cultuur als norm werd genomen, konden nu alle culturen zeggen dat zij centraal
waren. Iedereen is zijn eigen ‘god’, alle culturen hebben evenveel recht om te
zeggen dat zij de centrale cultuur hebben.
2) Wat zijn de drie belangrijkste kritieken die tegen het
cultuurrelativisme zijn ingebracht? (Leg uit, licht toe.)
1) Filosofisch
a. Er zijn geen universele oordelen/waarden mogelijk uitspraak zelf
is universeel, je maakt dus wel degelijk een zeer universele claim,
filosofen vallen hiermee zichzelf aan
b. Alles is cultuurgebonden, de waarde van hun uitspraak geldt alleen
binnen hun cultuur
2) Empirisch
a. Gaat in tegen de cultuurrelativistische stelling: ‘Alle culturen zijn
onderling totaal verschillend, elke cultuur is een identiteit op zich en
zijn helemaal niet tot elkaar te herleiden’
i. Volgens empirisch onderzoek is dit een totaal overdreven
stelling v/d cultuurrelativisten: culturen, ondanks reële
verschillen, vertonen ook grote gelijkenissen. Je vindt veel
vergelijkbare waarden, gedragingen... (bv. zorgen voor de
zwakkere). Culturen hebben wel hun eigenheden en
eigenschappen, maar ook gelijkenissen. Zeggen dat er
helemaal niets te vergelijken valt, is kortzinnig en empirisch
onjuist.
3) Moreel
a. ‘Nu hebben we geen enkel argument meer tegen de Holocaust,
want de Holocaust was perfect normaal binnen de nazicultuur. Als
wij principieel alle culturen als gelijkwaardig moeten beschouwen en
ons niet horen te bemoeien met andere culturen, zou de Holocaust
perfect mogelijk moeten geweest zijn en kan je er niets tegen in
brengen’
i. Zeer radicaal voorbeeld, maar vat het wel goed samen. CR is
niet uitgevonden als legitimatie v/d Holocaust, maar als
bezwaar tegen een al te ver doorgedreven recht op culturele
zelfbepaling (bv. besnijden jongens/meisjes)
Dus kan je bepaalde gebruiken/gedragingen in
bepaalde culturen bekritiseren en/of bestrijden, zonder
je te bezondigen aan een soort 19e-eeuws
etnocentrisch gebruik?
, 3) Welke van de volgende drie stellingen is volgens jou waar? Verdedig
ze met argumenten.
3a: Het multiculturalisme is de voortzetting van het cultuurrelativisme.
3b: Het multiculturalisme is de hedendaagse vorm/versie van het
cultuurrelativisme, die op belangrijke punten verschilt van het
oorspronkelijke cultuurrelativisme.
3c: Het multiculturalisme is een reactie tégen het cultuurrelativisme.
Volgens mij is stelling 3b waar. CR is het erkennen van andere godsdiensten en
culturen en ze als een unieke totaliteit zien. Zowel in CR als in MC moet je niet
per se de waarde v/e andere godsdienst delen, maar je accepteert ze wel omdat
je je in hun schoenen kan verplaatsen en je kan begrijpen waarom bepaalde
culturen bepaalde gebruiken, tradities, normen en waarden hebben. Een
belangrijk verschil echter is dat CR zijn grenzen heeft. Als een bepaald gebruik of
traditie van iemands cultuur toch nog een stap te ver gaat voor ons, leggen we in
het CR al snel iemands interpretatie onveranderlijk vast, ongeacht hoe het in zijn/
haar cultuur gezien wordt. Bij een in onze ogen te radicaal gebruik of traditie v/e
cultuur of godsdienst vallen we al snel terug in het etnocentrisme. MC heeft dit in
theorie niet. MC accepteert en juicht andere godsdiensten altijd toe en alle
godsdiensten kunnen in theorie altijd vredig met elkaar samenleven, ongeacht
hun verschillen.
4) Bespreek het incident rond Aron Berger (de ultraorthodoxe jood die
bij de gemeenteraadsverkiezingen dit najaar zou opkomen voor de
CD&V-Antwerpen, maar zijn kandidatuur introk toen bekend raakte dat
hij ‘vrouwen geen hand wilde geven’, wat in vele delen en geledingen
van Vlaanderen tot een storm van protest leidde) vanuit een
tweevoudig perspectief:
A: als een perfecte illustratie van een centrale stelling uit het oriëntalisme
In het oriëntalisme gebruiken we de Westerse ingesteldheid om
Oosterse culturen, normen en waarden... te beoordelen. Hier, in België
(“het Westen”), is het misschien vanzelfsprekend dat je als kandidaat
op de lijst leeft volgens onze waarden en normen. Dit omdat je als
kandidaat ons gaat “vertegenwoordigen”. Het geven van een hand is
een normale zaak, bijna een traditie. Wanneer meneer Berger dit
weigerde te doen, was dat een cultuurshock voor ons: “Zo iemand
moet ons niet vertegenwoordigen hoor!” Vanuit een oriëntalistisch
standpunt kwam Aron Berger heel onbeleefd over.
B: als een voorbeeld van de grenzen/limieten van cultuurrelativisme
We respecteren ieders godsdienst en cultuur, tenzij deze te sterk ingaat
tegen onze eigen waarden en normen. Zo konden we niet begrijpen dat
Aron Berger vrouwen geen hand wou geven omdat dat volgens zijn
geloof niet respectvol is. Een uitspraak zoals “Hij geeft vrouwen geen
hand? Mannen en vrouwen zijn gelijk, dat hoort niet” toont heel
duidelijk de grenzen en limieten van het cultuurrelativisme aan. Het is
een onmiddellijke negatieve interpretatie van Aron Bergers gedrag en
deze interpretatie ligt dan onvoorwaardelijk vast, ook al is het in de
joodse cultuur een teken van respect.
5) In zijn essay over de Verlichting gaat Kant tekeer tegen het
dogmatische denken. Toch laat hij zich uitgerekend in dit essay ook op
dogmatisch denken betrappen. Leg béide zaken (zijn kritiek op én zijn
eigen ‘val in’ het dogmatische denken) zorgvuldig uit.