ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
- Basisbegrippen -
Inleiding in de ontwikkelingspsychologie
1.1 INLEIDENDE VRAGEN EN BEGRIPPEN (p20-26)
Gericht observeren:
➢ Verzamelen van informatie
➢ Weten waar je je aandacht op moet richten (afbakenen op welk vlak: waarneming, motoriek,
taal, denken)
➢ Kennis over ontwikkelingspsychologie is nodig om effectief te kunnen zien (herkennen)
» Gedrag van kinderen beter begrijpen en hier effectief op in spelen
» Ontwikkelingsdomeinen:
» Lichamelijke functies en gezondheid
» Brein en breindidactiek
» Waarnemen
» Motoriek
» Denken en metacognitie
» Intelligentie en presteren op school
» Taal
» Persoonlijkheid, identiteit en het zelf
» Moreel oordelen
» Hechting en omgaan met anderen
» Psychisch functioneren en welbevinden op school
» Voordelen voor leerkrachten:
» Ouders bijstaan in het opvoedingsproces van hun kind
» Betere beslissingen voor een beter beleid
» Het opbouwen van zelfkennis en een betere zelfreflectie
Nature/Nurture-debat + zelfbepaling
De vraag stellen of de veranderingen die we bij het kind zien, veroorzaakt worden door een aangeboren
mechanisme, door te leren of een combinatie
➢ NATURE = aangeboren, genetische eigenschappen + rijping (vb. erfelijkheid heeft invloed op
intelligentie, lichaamslengte, temperament, persoonlijkheid, …)
➢ NURTURE = opvoeding, omgeving (vb. invloeden van leeftijdsgenoten, gebeurtenissen,
maatschappelijke ontwikkelingen, ziekten, …)
» Invloeden vd omgeving zijn niet altijd even groot (sensitieve periode)
Sensitieve periode
Aanleren van VH is soms gebonden aan een bepaalde periode → afname plasticiteit vd hersenen
→ invloeden vd omgeving zijn het sterkst voelbaar
Vb. Komt een kind v 12j onvoldoende in aanraking met taal, is het moeilijker om talige VH aan te
leren.
Vb. Voor 3j is een kind extra gevoelig vr het ontw ve goede hechting. Een uitgestelde of
verstoorde hechting in die periode heeft meestal een nefaste invloed op de emotionele ontw en
het emotionele gedrag
[Pagina 1 van 72]
,ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
Ontwikkeling beschrijven
Vroeger lag de focus op kwalitatieve ontwikkeling → vooral op cognitief, psychoseksueel en
psychosociaal vlak
➢ KWALITATIEVE BENADERING = binnen elk stadium zijn VH die in het vorige stadium nog nt
aanwezig waren (ze bouwen er wel op voort) → in stapjes
➢ KWANTITATIEVE BENADERING = eigenschappen w sterker of zwakker (snelheid is afh v domein
tot domein) → vloeiend
1.2 PERIODES EN LEEFTIJDEN (p27-28)
Prenatale periode Voor de geboorte
Babyperiode 0-18 maanden
Peuterperiode 18 maanden – 3 jaar
Kleuterperiode 3 – 6 jaar
Lagereschoolperiode 6 – 12 jaar
Adolescentieperiode 12 – 20 jaar
De periode van de vroege volwassenheid 20 – 30 jaar
De periode van de volwassenheid 30 – 60 jaar
De periode van de latere volwassenheid Ouder dan 60 jaar
De afgebakende periodes markeren telkens typische onderzoeksvragen en eigenschappen of VH die
bij een kind aanwezig zijn, verbeteren, ontstaan of verdwijnen.
Algemene ontwikkelingsverloop → kenmerkende ontwikkelingsschema’s per periode
➢ Ontwikkelingsopgaven: psychologische opdrachten waarbij je kijkt nr de manier waarop een
kind omgaat met problemen ih leven en verwachtingen die de omgeving stelt → volgen elkaar
op in -/+ vaste volgorde
» Bij elke ontwikkelingsopgave is voldoende ondersteuning nodig → opvoedingstaken
[Pagina 2 van 72]
,ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
1.3 EEN AANTAL VISIES OP DE ONTWIKKELING VAN KINDEREN (p28-37)
1.3.1 PSYCHODYNAMISCHE BENADERING
» Focus op wisselwerking tss onbewuste en omgeving
» Ervaringen kindertijd v belang vr sociale en persoonlijkheidsontwikkeling
» Visie v Freud en Erikson vertrekken vanuit deze benadering
» Uitgangspunt: dromen interpreteren, kindertekeningen analyseren, vrije associatie, …
» Probleem: lastig wetenschappelijk te staven
1.3.2 BEHAVIORISME
» Ook wel leertheorieën
» Ervaringen nodig om gedrag aan te leren
» Focus op ervaringen en meetbaar gedrag (geen dromen, gedachten, verlangens, …)
» Sterke focus op NURTURE
» Voor onderwijs: aandacht voor de effecten v straf en beloning + conditionering
» Klassieke & operante conditionering
[Pagina 3 van 72]
,ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
» Klassieke conditionering:
• Toekomstige gebeurtenis leren voorspellen
• Vb. hond van Pavlov → hond leert kwijlen na horen van een bel
• Bel = neutrale stimulus
• Bel w geconditioneerd wnr de bel EN het aanbieden van voedsel
herhaaldelijk samen voorkomen → er w na een tijd een associatie
gevormd tss het horen vd bel en krijgen v voedsel
• Verdwijnt wnr de bel geen voedsel meer aankondigt
» Operante conditionering:
• Gedrag geeft aanleiding tot gevolg
• Bekrachtiging en straf (positief en negatief)
• Sociaal leren volgens Bandura gebeurt door observeren en imiteren
1.3.3 COGNITIEF-WETENSCHAPPELIJKE BENADERING
» Wat zijn de denkprocessen die schuilgaan achter gedrag (hoe onthouden, waarnemen,
informatie verwerken, denken, …)
» Conditioneringen krijgen minder/geen aandacht
» Soms gelijkenis met werking PC => informatieverwerkingstheorie → input – proces –
output
» Piaget: mentale voorstellingen/schema’s, kennis, redeneren
» Onderwijs: opbouwen v kennis en voortbouwen op bestaande kennis
» Hoe moeten instructies w gegeven zodat leren optimaal w?
• Feedback en instructies
• Verwerkingssnelheid
• Voorstellingsvermogen
• Redeneervermogen
• Geheugen
» Manier waarop info verwerkt wordt
1.3.4 SYSTEEMBENADERING
» Gedrag w begrepen wnr je ook nr de context kijkt
» Gedrag ontstaat uit continue interacties tss allerlei factoren, systemen en subsystemen
» Kenmerken vh kind zelf;
» kenmerken vd ouders, gezin;
» school, leerkracht;
» leefgemeenschap, maatschappij, cultuur, …
» Systeem bekijken als geheel → niet afzonderlijk
[Pagina 4 van 72]
,ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
» Het bio-econogische systeemmodel van Bronfenbrenner:
» Microsysteem: directe invloeden vh kind
» Mesosyteem: relaties tss verschillende microsystemen en hoe deze invloed
hebben op het kind
» Exosysteem: invloeden v maatschappelijke systemen (vb. vriendenkring vd
ouders, de gemeente, werkomgeving, …) → oefent invloed uit op het kind via het
meso- en microsysteem
» Macrosysteem: invloeden v wetten, waarden en normen id maatschappij
• Politieke en religieuze normen
• Mode, economische crisis, jeugdcultuur, vrije tijd, digitalisering
» Chronosysteem: heeft minst directe invloed op het kind
• Invloed vd tijd op de ontw vh kind
• Oudere kinderen interpreteren gebeurtenissen anders dan jongere
kinderen (vb. scheiding v ouders)
» Dymaische systeemtheorie (DST):
» Uit natuurkunde en wiskunde om ingewikkelde processen te beschrijven
» Vraag hoe de ontw v kinderen zo onderling v elkaar kan verschillen
» DST gaat uit vh idee dat ontw tot stand komt doordat eigenschappen binnen en
buiten het kind voortdurend op elkaar inwerken
» Rekening houden met de context
» Focus op interactie kind-omgeving → elke ontw is uniek
» Geen focus op gemiddeld gedrag of universele kenmerken
» Kind en omgeving vormen een dynamisch systeem dat zoekt nr evenwicht dmv
zelforganisatie
1.3.5 NEUROWETENSCHAPPELIJKE BENADERING
» Verbanden zoeken tss functies vd hersenen en gedrag
» Educatieve neurowetenschappen
» Rol v hersenfuncties onderzoeken in ADHD en dyscalculie
» Lateralisatie id hersenen → effect op leren rekenen en schrijven?
» Neuromythes zijn een probleem:
» Linkerhersenhelftdenkers, leerstijlen bij kinderen, …
[Pagina 5 van 72]
,ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
- Basisbegrippen -
De ontwikkeling van het brein en breindidactiek
Belangrijk! Voor dit hoofdstuk is het NIET de effectieve kennis van het brein en geheugen dat je onder de knie moet
hebben. Wat moet je dan WEL kunnen: voorbeelden kunnen geven vanuit de onderwijspraktijk HOE deze leerstof impact
heeft op de ontwikkeling van kinderen, maar ook hoe je zelf als leerkracht een les kan aanpakken rekening houdend met
brein en geheugen van de verschillende leeftijdscategorieën.
3.2 DE ONTWIKKELING VAN HET BREIN (p82-94)
3.2.1 NEURONEN EN SYNAPSEN
» Het brein groeit
» In eerste levensjaren groeien hersenen sneller dan het lichaam (asynchrone groei)
» 3 jaar → brein ong 80% volgroeid
» 5 jaar → brein meer dan 90% volgroeid
» 10-15 jaar → hersenvolume = maximaal
» Adolescentie → volume neemt af tot aan de jonge volwassenheid, daarna periode v
stabiliteit
» Na 40 jaar → hersenvolume neemt verder af
» Neuronen zijn bouwstenen vd hersenen
» Vorming v netwerken binnen en tss
breinzones
• Informatieoverdracht
• Geheugen
• Emoties
• …
» Leren = verbindingen leggen
» Neuronen staan elektrochemisch met
elkaar in verbinding → synapsen
» Prikkeloverdracht → IN via dendrieten – UIT
via axonen
» Rond axon => myeline (verhindert
kortsluiting tss zenuwcellen)
» Overdracht via neurotransmitters
» Acetylcholine (geheugen)
» Serotonine (dromen en emoties)
» Dopamine (motivatie, voldoening, bewegen)
3.2.2 SYNAPTOGENESE EN PRUNING Waarom is een rijke
» Van belang voor leren omgeving van belang?
» Aantal neuronale verbindingen (axonen en dendrieten)
neemt de eerste jaren snel toe
» = synaptogenese
» De hvlh ontstane verbindingen zorgen ervoor dat
het kind makkelijk leert en VH snel oppakt →
grote plasticiteit vd hersenen
[Pagina 6 van 72]
, ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
» Verbindingen die niet of weinig gebruikt w + zwakke verbindingen w weggehaald
= pruning
» Welke verbindingen die w weggehaald is afh vd omgeving vh kind en de opgedane
ervaringen
» Na pruning neemt het vermogen om nieuwe dingen te leren af
» Snelheid blooming en pruning is nt overal gelijk vr maximale plasticiteit => sensitieve
periode (leren lukt nog) & kritische periode (leren lukt niet meer)
3.2.3 BELANGRIJKE GEBIEDEN IN HET BREIN EN SPECIALISATIE
Een eerste indeling en lateralisatie
» 3 grote hersendelen:
1. De hogere hersendelen / grote
hersenen
2. De binnenste delen vd hersenen
met daarin het limbisch systeem
3. De lagere hersendelen:
cerebellum en hersenstam
» Buitenste laag vd grote hersenen = cortex
→ 2 hemisferen (L&R)
» Zelfbewustzijn
» Rekenen en wiskunde
» Nadenken
» Plannen
» Creativiteit
» Dagdromen
» Linkerhersenhelft stuurt de rechterhelft vh lichaam aan >< de rechterhersenhelft
controleert de linkerlichaamshelft
» Communicatie tss links-rechts via corpus callosom
» Soms w bep hersenfuncties meer gelinkt aan de L- of R-helft vh brein = lateralisatie
» L-R-opdeling vr cognitieve functies relativeren
» Beide hersenhelften zijn betrokken bij de verwerking v info
Vier hersenlobben
1. De frontale lobben
2. De temporale lobben
3. De occipitale lobben
4. De pariëtale lobben
1. De frontale lobben
» Voorste delen vh brein
» Prefrontale cortex
» VH: concentratie, denken, oordelen, impulsen onderdrukken, sociaal gedrag,
emoties beheersen, persoonlijkheid
» Trager ontwikkelingsverloop (trager bij jongens)
» Pas volledig ontw rond 25j
» Alcoholgebruik remt ontw af
[Pagina 7 van 72]