HC 1 Staatsrecht
concurring opinion bestaat niet in België
I. Basisprincipes van het grondwettelijk recht
Artikel 1 van de Belgische Grondwet
“België is een federale Staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten”
Staatsstructuren
eenheidsstaat
= soevereiniteit onverdeeld bij centrale ov + geen rekening met territoriale omschrijvingen +
hiërarchische toezicht + geen rechtspersoonlijkheid
o Deconcentratie: onder hiërarchisch toezicht van een centraal orgaan + administratief
beheersvorm+ bevoegdheid gekregen van de centrale ov
o Interne (ambtenaar van centraal bestuur) en externe (ambtenaar
buitendienste) deconcentratie
o Decentralisatie: gezagssplitsing -> autonome ov beschikt over bepaalde bevoegdheid +
eigen rechtspersoonlijkheid+ hogere ov enkel administratief toezicht (niet in plaats
stellen)
o Territoriaal: gem en gew hebben eigen rechtspersoon maar er is administratief
toezicht op wettelijkheid van de beslissingen maar ook de opportuniteit
(rechtelijk toezicht is dit niet het geval)
o Functionele: ov-diensten beschikken over autonomie en zelfstanding
beslissingsbevoegdheid en niet op politieke vertegenwoordiging steunen bv
instellingen van algemeen nut
federale staat/ staatsbond Confederalisme/ statenbond
o In VS -> ontstaan door vrijwillige Verdragen tussen onafhankelijke staten en
aaneensluiting onafhankelijke staten en beslissen om sommige dingen samen te
samen bepaalde als staatkundig geheel regelen (België is geen confederale staat want
realiseren = agregatief federalisme het heeft een GW)
o In België -> federale staat uit afkalving
van gedecentraliseerde eenheidstaat +
delen steeds meer autonomie verworven
= segregatief federalisme
België is geëvolueerd van een eenheidsstaat naar een federale staat dus logisch dat de RB bij
deelstaten liggen (art 35 GW → lijst met federale bevoegdheden maar nog altijd niet
uitgevoerd)
De wetten van het Federalisme
1. De autonomie van de deelstaten
Afzonderlijke rechtsordening: niet onder een centrale overheid,
maar op het zelfde niveau + eigen rechtspersonen + beschikken
in beginselen over eigen GW
Eigen bevoegdheden
o Residuaire bevoegdheden: niet uitdrukkelijk
overgedragen aan een overheid dus behoort
aan toe aan de deelstaten
, o Concurrerende bevoegdheden: integrale (slechts
handelen zolang federale ov niet optreed) of
beperkte (federale ov regelt basisregeling)
o Exclusieve bevoegdheden: normen beide
rechtsordeningen gelijke rechtskracht of zijn
nevengeschikt
Grondwettigheidstoetsing
Diffuus: elke rechter is bevoegd om de grondwettelijkheids-toetsing -> zaken
komen bij suprême court, een rechter oordeelt op een objectieve manier +
GwH is een gewone rechtelijke macht(common law landen)
Centraal: wordt aan een orgaan toegekend nl, het grondwettelijk hof te Brussel
=> monopolie
Eigen financiering
o Ruime bestedingsautonomie
o Beperkte fiscale bevoegdheid
2. De participatie van de deelstaten
Tweekamerstelsel: de kamer en de senaat
o Niet gelijk inzake federale wetgeving
o Gelijk voor herziening van de GW+ totstandkoming federale wetgeving
In VS: Senaat en the repressentatives
3. Het coöperatief federalisme
Oorspronkelijk duaal federalisme => deelstaten los van elkaar
Toenemende samenwerking tussen deelstaten onderling
(horizontaal) en tussen deelstaten en federale ov (verticaal)
Evolutie federalisme
B = Federale staat sui generis -> 2 verschillende culturen mogelijk maken + bescherming
minderheden
G en g = zelfstandige politieke lichamen met een onderscheiden rechtspersoonlijkheid +
gewesten kregen bevoegdheid om provincies af te schaffen
Parlementaire monarchie vs. presidentieel stelsel
parlementaire monarchie Presidentieel stelsel
o Koning = erfelijk o President = verkozen + persoonlijke
macht
o Samenwerking der machten (regering o Strikte scheiding der machten tss parl en
heeft politieke verantwoordelijkheid aan regering (regering niet politiek verantw
het parl + regering kan parl ontbinden) tegen parl wel aan resident)
Overeenkomst: staatshoofden benoemen ministers
Tussen vormen bv. België =gerationaliseerd parlementair stelsel -> fed regering tot
ontslag gedwongen en fed parl bepaalde gevallen ontbonden.
Montesquieu
“scheiding der machten” -> niet absoluut
o Afzonderlijke machten
o Samenwerking der machten bv. De koning
o Wederzijdse controle tussen machten door checks and balances (art 159 GW):
“De hoven en rechtbanken passen de algemene, provinciale en plaatselijke
, besluiten en verordeningen alleen toe in zoverre zij met de wetten
overeenstemmen”
o Algemene rechtsbeginselen: wel wettelijk maar staat niet in de grondwet, er
zijn ook grondwettelijke principes die niet in de GW staan ( ongeschreven
grondwettelijke beginsel, maar ook landen die helemaal geen geschreven
grondwet hebben zoals Engeland)
Rousseau
Volkssoevereiniteit -> algemene wil
o Tegenpool Montesquieu
o De macht gaat uit van het volk
o Algemene wil handelt altijd juist maar niet altijd absoluut (wel
onvervreemdbaar en ondeelbaar)
o Volk = afgevaardigde stellen niet i.p.v. volk regeren
o Individuele vrijheid soms opgeofferd
Sieyès
Nationale soevereiniteit: natie is een strictuur begrip: het zijn de mensen van heden, verleden
en de toekomst. Deze mensen hebben invloed op verschillende grondwetten waaronder art 33
GW. De volksvertegenwoordigers vertegenwoordigen niet de kiezer, maar de Natie + hun wil
moet hetzelfde zijn als die van de gehele natie. -> door burgerij: stemrecht moet worden
uitgeoefend door de Natie maar beperkingen.
Beperkingen:
o Geen mandaat
o Geen oordeel van het volk
o Nat soevereiniteit is exclusief, onvervreemdbaar
Artikel 33 van de Belgische
Grondwettelijk hof maakt geen deel uit van de
Grondwet rechtelijke macht
“Alle machten gaan uit van de Natie. Zij
worden uitgeoefend op de wijze bij de Grondwet bepaald.”
Nationale soevereiniteit
Scheiding der machten (geen strikte)
WM
UM RM
wettigheidsbeginsel – wetsbepaling
- wet in materiële zin = elk verbindende rechtsregel
- wet in formele zin: strikte zin = een wet die door een democratisch verkozen orgaan is
goedgekeurd
sensu stricto = totstandkoming wet door federaal parlement
sensu lato = decreten door de gewesten en gemeenschappen
(onderscheid FZ en MZ: belangrijk voor HvC, verplicht advies RvS)
, - wet in louter formele zin: begrotingswet, enz.
- wet in louter materiële zin: wetten in materiële zin die geen wetten in formele zin zijn
- interpretatieve wet: een wet die een vroegere wet interpreteert door de wetgever ->
probleem = interpretatie wordt geacht vanaf het begin de juiste interpretatie te zijn,
ze hebben een terugwerkende kracht en zijn retroactief -> burgers kunnen hier niet
aan voldoen
- De terugwerkende kracht van een wet = toepassing van rechtszekerheidsbeginsel
=> wet die van toepassing wordt gemaakt op vóór haar bekendmaking definitief
verworven toestanden, verrichte handelingen of gebeurde feiten
1) Geen uitdrukkelijk algemeen verbod in de Grondwet
2) Wel in de wet: art. 2 BW en art. 2 Sw
3) In strafzaken: art. 7 EVRM en art. 15 BUPO
4) Rechtszekerheidsbeginsel
recht moet voorzienbaar en toegankelijk zijn
art. 10 en 11 GW + rechtszekerheidsbeginsel
onontbeerlijk voor doelstelling van algemeen belang
strenger i.g.v. inmenging hangende rechtsgedingen
(uitzonderlijke omstandigheden / dwingende motieven)
uitzondering: interpretatieve wet
5) Rechtspraak EHRM: art. 6 en art. 1P1 EVRM
veel wetten in formele zin zijn wetten in materiële zin: wetten in formele zijn die goedgekeurd en
bekrachtigd zijn door de koning bevatten abstracte, algemeen en bepaald aantal gevallen van
toepassing zijn (wet in materiële zin)
Wetten voor de staatshervorming = geen bevoegdsverdelingen tussen de staat en g en g
Wet na staatshervorming = federale wet
wettigheidsbeginsel
Art. 170, § 1 GW: “Geen belasting ten behoeve van de Staat kan worden ingevoerd dan door
een wet”
essentiële elementen:
o belastingplichtigen: enkel de volksvertegenwoordigers kunnen beslissen dat
een belasting kan worden opgelegd
o belastbare materie: wat wordt er belast
o belastbare grondslag
o aanslagvoet: hoeveel belastingen
o vrijstelling/vermindering
voorwaarden delegatie:
o uitzonderlijke omstandigheden
o uitdrukkelijk en ondubbelzinnig
o bekrachtiging binnen termijn
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur charlottelutsch. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.