Functieleer, deel 1 : bachelor 1 KUL
Hoofdstuk 1 : Situering van psychologie als wetenschap en van functieleer als basisdomein in de psychologie
1.1 Oorspronkelijke definitie vanuit traditionele opvattingen over het geest-lichaam-probleem
- psychologie kan verschillende betekenissen hebben :
1) psychologie van de man/vrouw op straat
2) toegepaste psychologie
3) psychologie als wetenschap
- begripsomschrijving “Psychologie” :
● samenvoeging 2 Griekse termen
● ‘psyche’ = ziel/geest & ‘logos’ = kennis/kunde
→ psychologie = ‘zielkunde of wetenschap van de geest’
- essentieel onderscheid in psychologie van vroeg in de geschiedenis : onderscheid geest - lichaam :
“Geest-lichaam-probleem” / “mind-body problem”
● Plato : ‘geest neemt niet dezelfde wetten aan als het lichaam
→ door VRIJE WIL (geest wel aanwezig, lichaam niet)
● René Descartes : DUALISME
→ geest en lichaam gescheiden
→ “res cogitans” vs “res extensa”
→ interactie tussen beide in de pijnappelklier (= epifyse) ,redenen :
- centraal gelegen
- niet gelateraliseerd
- externe stimulatie veroorzaakte zenuwprikkels worden hier omgezet in bevelen
→ zichtbare acties
→ NU : weten dat epifyse niet deze rol vervult : WEL verantwoordelijk voor productie melatonine
(= stof voor regeling van biologische klok)
Voorbeeld :
- fysiologie van het oog : pupil wordt kleiner naarmate er meer licht is
= reflex die je oog beschermt tegen te veel lichtinval
- psychologie : grootte van de pupilopening = een maat voor hoe interessant iemand het waargenomene vindt
=> bepaalde meetbare reactie heeft hier zowel een fysiologische als een psychologische oorzaak
● MONISME :
→ “geest” en “lichaam” niet zien als 2 afzonderlijke entiteiten, maar 2 aspecten van 1 entiteit
→ 2 versies van monisme :
1. Materialisme
- ontologische aspect : ‘alleen het fysische bestaat echt’
→ = maternalisme
→ hier ligt de nadruk
- epistemologische aspect : ‘alleen het fysische kunnen we wetenschappelijk bestuderen’
→ = reductionisme
2. idealisme
- epistemologische aspect : we kennen de werkelijkheid enkel via onze zintuigen en ons
eigen denken
→ = idealisme / solipsisme (= elke geest zit opgesloten in eigen ‘bubbel’)
→ hier ligt de nadruk
- ontologische aspect : alles in de natuur heeft een ziel
→ = panpsychisme
→ bekende voorstander : Gustav Theodor Fechner
- Verwerpt Cartesiaans dualisme
- Verdedigt monistische visie op relatie tussen het fysische en het psychologische als 2 facetten
van hetzelfde
→ ‘Een cirkel is eigenlijk altijd zowel hol als bol, maar van binnen uit of van buiten
uit bekeken ziet men altijd maar één van de twee mogelijkheden. Als de cirkel
bol is van binnenuit bekeken, is hij hol van buiten uit bekeken en omgekeerd.’
, → Het denken is hetzelfde concept :
● van binnenuit bekeken : denken komt voort uit onze geest, het zelf
● van buiten uit bekeken : denken komt voort uit de hersenen, het fysisch
orgaan
- vanuit die visie : in kaart brengen van de functionele relatie tussen het fysische en het
psychische
- belangrijk boek : “Elemente der Psychophysik”
→ introduceert nieuwe discipline => psychofysica
→ psychofysica = de exacte wetenschap van de functionele relatie tussen lichaam
en geest
→ mijlpaal in de ontwikkeling van de psychologie als wetenschap
1.2 Hedendaagse definitie vanuit visie op complexiteit van de psychologie
- Idee : mentale processen zijn gebonden aan fysische elementen, maar ze zijn niet te reduceren tot fysische processen’
- Psychologie = de wetenschap van het gedrag en de factoren die dit beïnvloeden
→ de factoren / gedragsdeterminanten :
● zowel fysisch als mentaal
● zowel zichtbaar als verborgen (“black box”)
● vaak meerdere factoren
● vaak complexe wisselwerking
- 3 voorbeelden :
1. Rorschach inktvlekkentest
- Hermann Rorschach
● Zwitsers psychoanalytisch psychiater
● boek : "psychodiagnostik" in 1921
● persoonlijkheid testen aan de hand van inktvlekken
● essentiële veronderstelling :
1) veronderstelling : elke betekenis in een betekenisloze prikkel van de persoon moet zelf
komen
2) essentie : de persoon ‘moet’ een deel van zijn persoonlijkheid in zijn antwoorden
projecteren
● inktvlekken zijn geen afbeeldingen van bestaande dingen, maar ook niet vormloos
● inktvlekken spreken op een bepaalde manier wel de waarnemingsprincipes aan voor verwerking
van wat we zien aan de hand van :
1) vorm
- moet voldoende ambigue zijn : meerdere interpretaties toelaten
- paar seconden nodig om interpretatie in gang te zetten
- gehelen, afzonderlijke componenten, kleine details
- ons brein : steeds op zoek naar gekende patronen
- Pareidolia = zaken herkennen die er eigenlijk niet zijn
→ meestal gezichten, dieren
→ vb. weerspiegeling in raam = christus
2) symmetrie
- symmetrie vernietigt indruk van toeval
- gemakkelijker te interpreteren
- symmetrie => globale interpretaties
3) beweging
4) figuur - achtergrond
5) kleur
- “color shock”
- meer emotionele responsen
6) schaduw
- Bespreking :
● het fenomeen = ‘een interpretatie van een onduidelijke prikkel’
● fenomeen wordt door meerdere processen beïnvloed :
1) puur perceptueel : verwerking van “input” beeld
2) geheugen : oproepen van “beelden” van gekende voorwerpen
3) emotionele reacties
4) interpretaties in verband met : persoonlijkheid, verleden, verlangens, wensen,...
● Goede wetenschap :
→ brengt alles in rekening
→ niet te ver zoeken
, 1) algemene principes (“ingebakken” in systeem)
2) bijzonderheden (verschilt tussen individuen)
● Nomothetische benadering <-> idiografische benadering :
→ nomothetische benadering = zoeken naar algemene wetten (voor iedereen)
→ idiografische benadering = zoeken naar speciale factoren (individueel verschil)
2. Hawthorne onderzoek
- Hawthorne = dorpje in VS waar onderzoek werd uitgevoerd in 1920
- fabriek voor onderdelen van telefoontoestellen
- normale werkomstandigheden daar :
● vast salaris
● 48u per week
● geen rustpauzes
● productie per persoon : 2400 onderdelen
- Hypothese :
'verbeterde werkomstandigheden → verhoogde arbeidstevredenheid → verhoogde productie’
=> de productie steeg inderdaad als ze de omstandigheden veranderde
- men wou zeker zijn dat het een gevolg was van de verbeterde werkomstandigheden
→ opnieuw naar vorige omstandigheden
→ !! de productie daalde niet, steeg zelfs een beetje
- het echte gevolg : waardering en erkenning van de bedrijfsleiding
- Bespreking :
● gedrag : beïnvloed worden door zeer veel factoren, moeilijk te vinden
→ reden : veel factoren zijn intern (vb. waardering)
→ psychologie is een moeilijke discipline : methodologie van groot belang
● plausibele verklaringen : niet altijd juist
→ vaak meerdere alternatieve verklaringen nodig
● altijd controle nodig
→ bevestigingen van een hypothese & weerlegging van een hypothese
● operationalisatie (= vertalen in iets dat zichtbaar en meetbaar is) nodig
3. Betula studie
- Wat?
● grootschalige zweedse studie
- doel?:
● achterhalen welke factoren bepalen of mensen succesvol ouder worden of juist niet (=>
vroegtijdig opsporen van dimensie)
- wie?
● duizenden jongeren en ouderen
- Proefopzet?
● combinatie van longitudinaal en cross-sectioneel
● longitudinaal = sommige groepen op meerdere momenten onderzoeken &
cross-sectioneel = op sommige momenten meerdere groepen onderzoeken
- Bevraagde factoren :
● Zowel cognitieve als niet-cognitieve factoren
● cognitief = diverse vormen van geheugen, vermogen,...
niet-cognitief = vb. stress, medicatie, hormonen, genen, opleidingsniveau, sociaal leven,...
- Resultaten :
● voor de hand liggende resultaten : bij topgroep heeft bijna niemand een hersenbloeding gehad
● verrassende bevindingen : één van de sterkste voorspellers voor succesvol ouder worden was
het nog hebben van de eigen tanden
→ hoe? men heeft nog geen idee
→ zou kunnen dat dit verband gemedieerd wordt door factoren als
opleidingsniveau, algemene gezondheid,...
=> Deze studie illustreert goed de complexe samenhang tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen & de
moeilijkheid van de interpretatie van deze verbanden
→ ‘correlationele verbanden mogen niet vanzelf begrepen worden in termen van oorzaak en gevolg’
→ bij het interpreteren van de vele onderliggende verbanden tussen dergelijke complexe variabelen :
‘het geheel van de gegevens zo zuinig mogelijk proberen te verklaren’ => het “occam’s razor” principe
, Wat voor soort wetenschap is psychologie nu eigenlijk?
- Wilhelm Dilthey :
● Duitse filosoof en psycholoog
● onderscheid natuurwetenschappen <-> menswetenschappen
1. natuurwetenschappen :
- gericht op : verklaren (“erklären”) van wetmatigheden in de natuur
- verklaren door : externe krachten die van buitenaf op levenloze materie inwerken, zijn
onveranderlijk
→ laat herhaling in laboratoriumomstandigheden toe
→ zo kan men wetmatigheden achterhalen
2. menswetenschappen of geesteswetenschappen :
- gericht op : begrijpen (“verstehen”) van de mens en zijn geschiedenis
- de bestudeerde verschijnselen (vb. cultuur, geschiedenis,...) zijn van totaal andere geaardheid
→ geen producten van doelloze krachten
→ WEL voortbrengselen of uitgroeisels van langdurige samenwerking tussen
mensen
→ levende systemen met fundamentele interacties tussen mensen onderling en
tussen mensen en de complexe systemen
● Implicaties voor de psychologie
- Natuurwetenschappelijke benadering : ondergeschikt voor het bestuderen van de menselijke
werkelijkheid (volgens Dilthey)
- Psychologie volgens Dilthey :
→ moet de totale ervaring tot onderwerp nemen, NIET de gereduceerde ervaringen die
door een aantal factoren worden veroorzaakt
→ de totale (onverminkte) ervaringen laten zich enkel van binnenuit begrijpen door inleving
=> Psychologie moet zowel proberen verklaren als proberen te begrijpen
=> Psychologie = natuurwetenschap & geesteswetenschap/ menswetenschap (bijzondere positie tussen andere wetenschappen)
1.3 De positie van de psychologie naast andere wetenschappen
- verschillende manieren om dit te bekijken :
● op basis van verwantschappen
→ bepaalde deeldomeinen hebben
raakvlakken met de andere
wetenschappelijke disciplines
→ vb. sociale psychologie : ligt tussen
psychologie en sociologie
● op basis van citaties
● op basis van “zuiverheid”
● op basis van historisch perspectief
1.4 Basisdomeinen van de psychologie
- psycholoog Bert Duijker : artikel over 5 basisdomeinen van
de psychologie (1959) ;
1. Methodenleer
- fundament psychologie
- overige 4 basisdomeinen rusten hierop
- aangegeven hoe de psychologische fenomenen wetenschappelijk onderzocht moeten worden
- subdomeinen :
● normatief (= hoe het zou moeten) <-> descriptief (=hoe het in de praktijk gebeurt)
● testpsychologie
2. Functieleer
- studie van de algemeen-menselijke functies of capaciteiten
- vb. waarneming, denken, taal, leren, emotie
3. Persoonlijkheidsleer
- studie van datgene waarin het individu uniek is en zich onderscheidt van anderen
- “de individuele persoonlijkheid”
→ zowel normaal als abnormaal