Deze samenvatting bevat 16 pagina's met uitgebreide uitleg over dit onderwerp samen met genoeg tekeningen. Er worden verschillende begrippen uitgelegd in dit thema zoals de celkern in interfase, de ruimtelijke structuur van DNA of RNA, histonen, DNA-replicatie, cellen in delingsfase enzovoort.
Bij
organismen
komen
er
twee
typen
van
cellen
voor:
− Prokaryote
cellen
− Eukaryote
cellen
prokaryote
cel
eukaryote
cel
• geen
compartimentering
in
celorganellen
• compartimentering
in
celorganellen
• DNA
(=
deoxyribonucleic
acid;
• DNA
is
opgerold
rond
bepaalde
proteïnen
(=
desoxyribonucleïnezuur)
is
niet
opgerold
histonen)
en
samen
(DNA
+
histonen)
komen
rond
proteïnen
à
Naakt
DNA
ze
voor
als
chromatine
in
de
celkern.
• ligt
los
in
het
cytoplasma
• komt
voor
bij
bacteriën
en
archaea
• komt
voor
bij
alle
meercelligen
en
bij
sommige
eencelligen
• Ze
hebben
wel
ribosomon
2.
Leven
van
een
cel
in
een
notendop
Groei
en
ontwikkeling
zijn
kenmerken
van
het
leven.
ø voor
werkelijke
groei
van
een
organisme
is
vermeerdering
van
cellen
nodig.
Een
cel
doorloopt
een
fase
waarin
ze
in
omvang
toeneemt,
daarna
deelt
ze
zich
in
twee.
ø De
celcyclus
=
een
proces,
celgroei
gevolgd
door
celdeling.
Ä Een
celcyclus
bestaat
uit
een
groeifase,
nl
de
interfase
en
een
fase
van
celdeling.
ø Zo
zal
tijdens
de
interfase
het
DNA
exact
gekopieerd
worden.
ø Tijdens
de
celdelingsfase
zal
het
uitzicht
van
chromatine
(DNA
+
histonen)
drastisch
wijzigen.
3.
celkern
in
interfase
3.1
Kernmembraan
In
eukaryote
cellen:
o De
celkern
of
nucleus
is
duidelijk
afgescheiden
van
het
cytoplasma
door
een
dubbel
membraan:
het
kernmembraan.
o Die
twee
membranen
bestaan
elk
uit
een
fosfolipidendubbellaag.
o Het
buitenste
membraan
vormt
een
doorlopend
geheel
met
het
endoplasmatisch
reticulum.
Verspreid
in
het
kernmembraan
komen
kernporiën
voor.
→ Kernporiën
worden
gevormd
door
zeer
complexe
membraanproteïnen
die
waterrijke
kanalen
vormen.
uitwisseling
van
stoffen:
ø Via
de
kernporiën
tussen
cytosol
en
de
kerninhoud
• Ionen
en
kleine
moleculen
passeren
de
kernporiën
met
behulp
van
passief
transport.
• Voor
grote
moleculen
à
zoals
proteïnen
en
RNA
(ribonucleic
acid,
ribonucleïnezuur),
gebeurt
de
doorgang
met
actieve
(ATP-‐afhankelijke)
transportmechanismen.
è Zo
moeten
proteïnen,
die
aangemaakt
worden
in
het
cytosol,
in
de
celkern
opgenomen
worden
om
daar:
− deel
uit
te
maken
van
de
structuur
− om
als
enzymen
bepaalde
reacties
te
katalyseren
è Omgekeerd
moeten
RNA-‐moleculen,
die
gevormd
worden
in
de
celkern
naar
het
cytosol
getransporteerd
worden:
− om
daar
hun
functies
uit
te
voeren.
, 3.2
Nucleolus
(kernlichaampje)
In
een
elektronenmicroscopisch
beeld
van
een
celkern
zijn
er
meestal
één
of
enkele
donkergekleurde
zones
te
zien:
nucleoli
of
kernlichaampjes.
ø Het
zijn
de
aanmaakplaatsen
van
ribosomaal
RNA
(rRNA)
ø nodig
voor
de
opbouw
van
ribosomen.
• Ribosomen
bestaan
niet
alleen
uit
rRna,
maar
zijn
ook
opgebouwd
uit
een
aantal
proteïnen.
• De
ribosomale
proteïnen
worden
gesynthetiseerd
in
het
cytosol
en
dan
getransporteerd
naar
de
celkern.
• In
de
nucleonen
gebeurt
het
ineenzetten
van
rRNA
en
ribosomale
proteïnen
tot
twee
aparte
subeenheden.
• Doorheen
de
kernporiën
is
transport
van
de
ribosomale
subeenheden
naar
het
cytosol
mogelijk.
3.3
chromatine
Het
grootste
deel
van
de
kerninhoud
is
chromatine.
Ä In
de
elektronenmicroscoop
ziet
chromatine
uit
als
een
korrelige,
diffuse
massa.
Ä Het
is
een
warrig
netwerk
van
chromatinevezels.
Die
draadvormige
structuren
zijn
hoofdzakelijk
opgebouwd
uit
• DNA
• specifieke
proteïnen
à
histonen
DNA
is
het
genetisch
materiaal
dat
de
informatie
bevat
om
in
cellen
proteïnen
aan
te
maken.
3.3.1
Chemische
samenstelling
van
nucleïnezuren
Naast
DNA
komt
er
ook
RNA
voor
in
de
cel.
→ Qua
chemische
samenstelling
zijn
DNA
en
RNA
erg
gelijkend.
We
zullen
beide
dan
ook
parallel
behandelen.
DNA
en
RNA
behoren
tot
de
nucleïnezuren
ø macromoleculen
opgebouwd
uit
een
groot
aantal
bouwstenen,
de
nucleotiden.
ø DNA
en
RNA
zijn
dus
polynucleotiden.
Elke
nucleotide
bestaat
uit
drie
aan
elkaar
gebonden
moleculen:
Ø een
suikermolecule,
nl.
een
monosacharide
met
5
C-‐atomen.
• In
DNA
is
dit
desoxyribose.
• In
RNA
is
dit
ribose.
Ø een
fosfaatgroep
Ø een
organische,
stikstofhoudende
base
waarvan
er
vijf
verschillende
zijn.
Ze
worden
gewoonlijk
met
hun
eerste
letter
aangeduid:
− adenine
(A)
− cytosine
(C)
− guanine
(G)
− thymine
(T)
− uracil
(U)
, In
DNA
komen
nucleotide
voor
met
als
base:
In
RNA
komen
nucleotide
voor
met
als
base:
Adenine
Adenine
Cytosine
Cytosine
Guanine
Guanine
thymine
uracil
DNA
en
RNA
verschillen
dus
in
chemische
samenstelling
door:
− de
suikermolecule
van
de
nucleotiden
− de
base
thymine
die
in
RNA
vervangen
is
door
uracil
De
C-‐atomen
van
de
suikermolecule
worden
genummerd
in
wijzerzin,
vertrekkend
na
het
O-‐atoom.
De
cijfers
worden
aangegeven
met
een
accent,
dus
1',
2',
3',
4'
en
5',
om
duidelijk
te
maken
dat
het
C-‐atomen
zijn
van
de
suikermolecule
en
niet
van
de
base.
(De
atomen
in
de
ringstructuren
van
de
basen
worden
ook
genummerd,
maar
dan
met
cijfers
zonder
accent.)
Schematische
voorstelling
nucleotide:
In
een
nucleotide
is
de
base
altijd
gebonden
aan
het
C-‐atoom
1’
en
de
fosfaatgroep
aan
het
C-‐atoom
5’.
Op
het
C-‐atoom
3’
is
het
hydroxylgroep
(-‐OH)
vastgehecht.
A
T/U
C
G
→ Bestaat
dus
uit
suiker,
fosfaatgroep
en
base
→ Koolstofatomen
in
suikermolecule
dragen
een
accent
è Tussen
de
fosfaatgroep
van
het
ene
nucleotide
en
de
3'
hydroxylgroep
van
een
ander
nucleotide
kunnen
er
bindingen
voorkomen,
waardoor
er
lange
ketens
van
nucleotiden
kunnen
worden
gevormd.
è Hoe
lang
die
nucleotideketens
ook
zijn,
DNA-‐
en
RNA-‐strengen
hebben
altijd
een
vrije
fosfaatgroep
aan
het
5’-‐uiteinde
en
hydroxylgroep
aan
het
3'-‐uiteinde.
è Nucleïnezuren
bezitten
zo
een
intrinsieke
en
herkenbare
oriëntatie
5'¨
3'
of
omgekeerd.
è Die
oriëntatie
is
van
belang
bij
o.a.
de
DNA-‐replicatie.
3.3.2
Ruimtelijke
structuur
van
DNA
De
aparte
componenten
van
nucleïnezuren
(suikermoleculen,
fosfaatgroep,
basen)
waren
al
gekend.
De
manier
waarop
de
onderdelen
in
elkaar
pasten
à
moeilijk
à
James
Watson
en
Francis
Crick
slaagden
erin
de
ruimtelijke
structuur
van
DNA
op
te
helderen.
o DNA
is
een
dubbele
helix.
• DNA
is
opgebouwd
uit
twee
strengen
van
nucleotiden.
• Die
vormen
twee
suiker-‐fosfaatruggengraten
verbonden
door
basenparen.
• De
twee
strengen
zijn
schroefvormig
gedraaid
rond
een
denkbeeldige
as.
• Daarbij
ontstaan
grote
en
kleine
groeven.
o DNA
heeft
een
complementaire
structuur.
• De
volgorde
van
de
basen
heeft
geen
vaste
regelmaat
• A
ligt
altijd
tegenover
T
à
twee
H-‐bruggen
• G
ligt
altijd
tegenover
C
à
drie
H-‐bruggen
• Daaruit
volgt
dat
de
twee
ketens
van
het
DNA
complementair
zijn.
• De
intermoleculaire
krachten
tussen
de
basen
zijn
waterstofbruggen
(H-‐
bruggen)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Jo027. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.